Pargr. 47:              WERK VAN CHRISTUS IN ZIJN VERHOGING

395
Veel godsdiensten stellen: sterven voert tot leven. Zo zijn er meer tegenstellingen: Dag na de nacht, zomer na de winterslaap. Stirb und werde! Die to live.

HS: zelfbehoud in zelfverlies.
Gold voor Christus en de discipelen.
Messias-bewustzijn sloot zekerheid van de dood in zich.
Ev. van Johannes legt nauw verband tussen vernedering en verhoging; Jezus verhoogt Zichzelf aan het kruis (12,32).
Tekstmateriaal op blz. 414.

396
Holtzmann stelde: Filip.2,6-11 vormt de grondslag van de leer van de status duplex (twee staten van Christus).


Rome spreekt over de dotes (gaven) en de defecten (tekorten) van de menselijke natuur.

Dotes: Christus kende de visio Dei (aanschouwing van God); behoefde geen geloof en hoop. Hij kende buitengewone mate van Geest en macht.
Defecten: vatbaar voor lijden en dood; smart en droefenis in de ziel.
Christus was ook naar de menselijke natuur Goddelijke verering waardig vanwege de vereniging met de Logos (Rome).

397
Lutherse theologie:
Goddelijke eigenschappen geschonken aan de menselijke natuur;
dus verviel het onderscheid tussen de staat der vernedering en die der verhoging;
bij de incarnatie reeds geschonken (weliswaar afgelegd, maar bij de verhoging opnieuw ontvangen): omniscientia (alwetendheid), omnipotentia (almacht), omnipraesentia (alomtegenwoordigheid)en vis vivificans (levendmakende macht).

In de verhoging werd niets meegedeeld, wat Christus niet reeds tevoren had (zo stelt de Luth. leer).

Socinianen loochenden de vleeswording en de godheid van Christus.
Christus was mens, maar op buitengewone wijze geboren. 
Hij volbracht de wil van God en verdiende zodoende voor Zichzelf de opstanding en de hemelvaart.

398
Geref. theologie anders: Christus is naar beide naturen Middelaar <<<!
Koos niet voor Osiander (Christus alleen Middelaar naar de Goddelijke natuur),
ook niet voor Stancarus (Christus alleen Middelaar naar de menselijke natuur).

Niet alleen de Goddelijke, maar ook de menselijke natuur nam aan beide staten deel.

Hoe nam de Goddelijke natuur deel aan de vernedering? 
Voorzichtig zijn!
Geen aflegging van Goddelijke eigenschappen vanwege de onveranderlijkheid Gods.

De vernedering was tav de Goddelijke natuur:
1. uitwerking van het pactum salutis;
2. nam de menselijke natuur aan, uitgenomen de zonde; 3. verborg de morfè theou achter de morfè doulou; 4. Christus maakte geen gebruik van de Goddelijke natuur om Zichzelf te behagen.

399
Waarin bestond de verhoging?
Niet in de gave van de Godheid of de Goddelijke natuur (Socinianen) bij de opstanding;
Christus ontving de verhoging zelf zoals opstanding etc.

In de verhoging deelde ook de Goddelijke natuur!

Persoon des Zoons is naar beide naturen subject van vernedering en verhoging.
De sooma (swma) heeft na de opstanding aftharsia, doxa en dunamis (afqarsia, doxa, dunamis); het is een sooma pneumatikon swma pneumatikon).
Tevoren een sooma psychikon  (fthora, astheneia, atimia > fqora, asqeneia, atima

400
OPSTANDING (anastasis):

Zekerheid berust op verschijningen; Jezus verscheen zowel te Jeruzalem alsook in Galilea.
Men verklaarde soms als oorzaak voor de opstanding:
schijndood, 
subjectief visioen (vanuit de geest van de disc), 
objectief visioen (vanwege geestelijke verschijning van Christus Zelf);

Het zou er niet op aankomen hoe Jezus lichamelijk is opgestaan, als Hij maar leeft.

De HS leert tav de opstanding:
1. Bewijst dat Jezus de Messias is (Hand. 2,36);
2. zegel van het Goddelijk zoonschap (Rom.1,3);
3. Goddelijke goedkeuring op het middelaarswerk (Hand.2,23);
4. aanvang van de verhoging (Luk.24,26);
5. waarborg van vergeving en rechtvaardiging (Rom.4,25);
6. fontein van alle geestelijke zegeningen (Hand.5,31);
7. onderpand van onze opstanding (Rom.8,11);
8. grondslag van het apostolisch Christendom (1 Cor. 15.12).

401
Na opstanding was Jezus 40 dagen nog op aarde.
Eigenaardige periode: Zijn lichaam enerzijds identiek met lichaam voor Zijn dood (handen en voeten, vlees en benen, zijde, gebruik van spijze);
Anderzijds toch verschil:
verdwijnen, andere gedaante, niet herkend <! Sooma pneumatikon.
1 Cor.15,24 ev; 2 Cor.13,4; Filip.3,21;
In deze 40 dagen onderwees Christus hen.
 
Daarna hemelvaart.
Actief en passief beschreven; Mattheus en Johannes vermelden dit niet; Wel m.n.: Lukas, Handelingen, Brieven, Hebreen en Openbaringen;
Jezus had het ook voorzegd!

402
De volgende weldaden, die Christus meenam ten hemel:
reconciliatio: verzoening (objectieve betekenis (Kipper > voor Gods aangezicht  [Lev.1,3]; afwending van toorn ] Numm.8,19]);

Socinianen stelden dat God liefde is; HB: Hij toornt ook, dus is verzoening nodig!
Gerechtigheid en liefde gaan samen.
Katalaggè is inhoud van het Evangelie. God is verzoend. 

Hier scheiden sommigen de verzoening van de voldoening; verzoening komt tot stand door geloof en bekering van de mens.

Hieruit vele weldaden:
1. juridische (vergeving, rechtvaardiging, aanneming, erfenis);
2. mystieke (sterven en opstaan met Christus);
3. ethische (wedergeboorte, levendmaking, heiligmaking);
4. morele (navolging;
5. oeconomische (nieuwe verbond);
6. fysische ( overwinning van de dood en de wereld).

403
Anselmus onderscheidde satisfactio (offer aan God) en meritum (verwerving van de zaligheid).
Anderen:Schleiermacher: verlossing (opname van de gelovigen in het Godsbewustzijn (mystiek) door Zelfopenbaring van Christus in Zijn gemeente.

Ritschl over verzoening: Christus leert dat God liefde is; dus wegneming van het schuldbewustzijn (rechtvaardiging). Ethische verandering in ons.
Beiden: subjectieve verandering in de gelovigen.

HS anders: geen morele invloed, maar apokatastasis pantwn
(Hand.3,21) God bracht verzoening tussen hemel en wereld. God verhoogt Zich in het gericht (Jes. 5,16).

404
Betekenis voor de wereld: Joh.3,16.17; 4,42; 6,33; 12,47.
Origines: alle mensen, ook gevallen engelen zalig wordend (Universalisme).
Bijna niemand volgde hem.
Velen leerden wel: Christus stierf voor allen, hoofd voor hoofd.

Augustinus leerde vooral de particuliere voldoening (verkiezing).

Hier moeilijke tekst: 1 Tim.2,4:
Augustinus vat dit op in beperkte zin: God wil aller zaligheid, nl. voluntate antecedente, conditionale, indien zij zelf willen.
Andere opvattingen: allerlei mensen; of: niet op gelijke wijze wil Hij de zaligheid van alle mensen.
Voluntate antecedente wil God aller zaligheid, maar voluntate consequente wil Hij die van hen die geloven (Luth. theologie). Onjuist!

Arminius plaatste de verkiezing na de voldoening:
Christus verwierf voor God de mogelijkheid om de mens nieuwe voorwaarden te scheppen.
Het offer was wel billijk en gepast, maar niet vereist. Zo velen!

405
Geref. theologen leerden vrijwel allen de particuliere genade.
Confessies veelal gematigd of algemeen: HC antw.37 is niet universalistisch bedoeld; zo ook niet DL II,3 (overvloedig genoegzaam).

Sommige theologen (Beza, Piscator, Voetius): minder juist te zeggen dat zij voldoende was voor allen, want als Christus niet voor allen efficaciter (werkelijkheid) gestorven is, dan geldt dit ook niet sufficienter (mogelijkheid);
op die manier gaf men aanleiding tot de gevaarlijke onderscheiding van voluntas antecedens en consequens <!!>
 
Anderen (Augustinus, Calvijn, Alting, Maresius, Mastricht): sufficienter voor allen, efficaciter voor de uitverkorenen. 

Op de Dordtse Synode spraken de buitenlandse afgevaardigden over de dignitas en de sufficientia van Christus' offerande zo ruim mogelijk. 

In Engeland trad een gematigde richting op:
Richard Baxter leerde twee besluiten: een voorafgaand besluit (Christus voldeed voor allen, maar conditioneel); daarna een volgend besluit (de schenking van het geloof bevattend).

In Schotland maakten de Neo-nomianen het geloof tot een nieuwe wet (voorwaarde).
Daartegen the Marrowmen: Christus' offerande bezit a legal, federal sufficiency voor alle mensen (alg. aanbod van genade).
Ieder mag geloven in Christus, want God gaf Hem aan de wereld.

Tot ieder kan gezegd worden: Christ is dead for him; hetgeen nog iets anders is als: Christ died for him  (Matth.22,14;28,19;Joh.3,16).
Zo Boston, de Erskine's.

Later (omstr.1820) sprak de synode uit: Christus heeft allen gebracht in a salvable state.
Sommigen ontkenden dat allen recht hadden op Christus.
Anderen (Rutherford, Guthrie, Campbell) waren voorstanders van de algemene voldoening.
Thans leren velen de bijzondere voldoening niet meer. 
 
 
 
 

406
Allen stemmen hierin overeen dat niet alle mensen zalig worden.
Ook allen erkennen dat het offer van Christus voldoende is voor allen.

De Universalisten leren de particulariteit, de Particularisten leren de universaliteit (?!)

1. Offer van Christus in verband gebracht met de gemeente:
 
velen (Jes.53,11.12; Math.20,28; 26,28; Rom.5,15; Hebr.2,10);
Zijn volk (Matth.1,21; Titus 2,14; Hebr.2,17; 7,27; 13,12);
Zijn schapen (Joh.10,11; Hebr.13,20);
Zijn broeders (Hebr.2,11); kinderen Gods (Joh.11,52;Hebr.2,13-15);
de gegevenen des Vaders (Joh.6,37; 17,2); de gemeente (Hand.20,28; Ef.5,25)
Zijn lichaam (Ef.5,23) en ons (div).

De Universalisten beroepen zich op Jes. 53,6; Rom.5,18; 1 Cor.15,22; 2 Cor.5,15; Hebr.2,9 (allen).
Maar: ook zij zelf beperken dit. 
Meer belang in teksten zoals Ezech.18,23; 33,11; Joh.1,29; 3,16; 4,42; 1 Tim.2,4 eap.
HB vat allen of de wereld op als: alle creaturen (Matth.28): Geen aanneming des persoons bij God.
De Universalisten komen in strijd met de HS en de ervaring. 

Ander onderscheid in dit verband:
voluntas beneplaciti (verborgen wil of: welbehagen); daartegenover de voluntas signi: het Evangelie moet gebracht worden aan alle mensen.

Men mag verder de verwerving en de toepassing niet uiteen rukken.

Tenslotte: Universalisten zoeken de kwantiteit, maar beperken de kwaliteit. Christus is dan niet een volkomen Zaligmaker. Hij bewerkt geen toeeigening.
Echter: Hij verwierf niet alleen de mogelijkheid, maar ook de werkelijkheid.
Vlg. hen verwierf Christus voor niemand de werkelijkheid der zaligheid.
Men legt het zwaartepunt vanuit Christus in de christen.
Men mag ook niet de Heilige Geest (toepassing) anders voorstellen dan de Vader en de Zoon. 
Zeg ook niet dat het ongeloof de enige zonde is waarom men verloren kan gaan.

407
Wel heeft het werk van Christus een bepaalde betekenis voor allen. Natuurlijke zegeningen zijn in strikte zin voortkomend uit Hem (Matth.6,33; Rom.8,28;32; 1 Tim.4,8; 2 Petr.1,3).

De wereld werd gespaard omdat Christus komen zou. Alle mensen hebben veel aan Hem te danken (Joh.1,5; 1,9.10.
Christus heeft ook betekenis voor de redeloze natuur.  Ook de engelen hebben voordeel van Zijn werk, al verwierf Christus voor hen de heerlijkheid niet. 
Men zie Ef. 1,10 en Coll.1,20.
Onder "ta panta" (alle dingen) verstaan we de ganse schepping, die moest lijden onder de zonde van de mens. Men zie ook Rom.8,22.

408
Christus ontvangt in de staat der verhoging koninklijke macht en bevoegdheid.Hij is het Hoofd der gemeente en gaat voor haar plaats bereiden.

409
Alle werk in de kerk gaat uit van de verhoogde Christus.
Hij werkt door Woord en Geest. Dit als Profeet.
Hij is ook als Priester werkzaam. Zie Hebreen: bidden, zegenen. 
Socinianen leidden hieruit af dat Christus pas na de hemelvaart Priester werd, niet daarvoor. Onjuist! Het offer was gebracht. 
Christus ging in de hemel niet met, maar door Zijn bloed.
Hij is ook Koning.
We spreken van een regnum  potentiae en een regnum gratiae.
Hij triomfeert ook over satan. 
1 Petr. 3,19-22:
Geen prediking in de hel tussen vivificatio en resurrectio (Luthersen).
Ook ging Christus niet voor de hemelvaart eerst naar de hel.
HB: Zijn heengaan naar de hemel als de opgestane Heer was het kerugma voor de geesten in de gevangenis.
Waarom ook Noach's tijdgenoten genoemd?
1. Zij waren de grootste zondaars;
2. ze vergingen door het water, waardoor Noach behouden werd;

Christus zal Zich onderwerpen aan de Vader. Hoe? Geen einde aan de menselijke natuur. Geen einde aan Zijn rijk (Nicea).
Christus is dan niet meer Middelaar der verzoening, maar Middelaar der vereniging.