In de loop der jaren heb ik ook enkele boeken gepubliceerd. Het gaat om de volgende titels:
 
1. De poorten van Sion  (geschiedenis van de CGK te Damwoude t.g.v. het honderjarig bestaan)
Uitgever: Kerkenraad der CGK te Damwoude; jaartal 2000;
 
2. Schapen hebben een gezicht  (Schetsen over het pastoraat);
Uitgave: de Banier, jaartal 2010;
 
3. Voor altijd getroost (korte uitleg van de Heid. Catechismus)
door Ds. A. van Heteren, Ds. P. Roos en Ds. A. van de Weerd;
Uitgever: Boekhandel den Hertog, jaartal 2011;
 
4. Kan ook een Farizeeer zalig worden?
Uitgever: Om Sions wil; jaartal 2012;
 
 
 
 
Ik geef hieronder het voorwoord uit deze vier boeken:
 
 Uit de poorten van Sion:
 

Deze uitgave verschijnt ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Damwoude. Het is verblijdend dat het tot een beschrijving van het verleden kon komen. Het was de hoogste tijd om dit te doen en het moest er nu wel van komen. Nu al zijn de meeste getuigen van vroeger jaren niet meer in leven.

Er zijn verschillende factoren geweest die ons gestimuleerd hebben om de geschiedenis van de gemeente te boek te stellen.

 

Een eerste overweging is deze dat de gemeente Damwoude de oudste van ons kerkverband is in het gebied van de Friese Wouden. Deze streek heeft een heel apart stempel en dat geldt uiteraard ook van de bewoners. Vastlegging van feiten uit de historie is zowel voor de regio alsook voor de gemeente met haar oude wortels van groot belang.

Het is daarom gewenst dat deze geschiedenis wordt bestudeerd. Dat heeft niet alleen belang voor de eigen gemeente maar ook voor de dochtergemeenten, die vanuit Damwoude, of zoals het vroeger werd genoemd, Murmerwoude, werden gesticht. Dit geldt voor de gemeenten in de directe omgeving, zoals Dokkum (1923), Veenwouden (1930) en Zwaagwesteinde (1916). De buurgemeente Broeksterwoude heeft een andere achtergrond. Deze gemeente was eerst vanaf 1910 Oud Gereformeerd en kwam in 1925 over naar ons kerkverband.

 

Een tweede motief tot geschiedschrijving (een te geladen term voor het ophalen van enkele herinneringen) is gelegen in het feit, dat de gemeente beschikt over zodanig goede notulen, dat deze a.h.w. vragen om aandacht en overweging. Deze zijn vooral geopend en vandaaruit is getracht om de oude tijden te reconstrueren, zodat we daarover een zo juist mogelijk beeld verkrijgen.

 

Er is verder getracht om de geschiedenis te beschrijven vanuit een geestelijke invalshoek. Het gaat tenslotte om kerkgeschiedenis. Het betreft de gangen en de wegen van de Heere met Zijn gemeente. Het voornaamste bestaat niet in feiten en jaartallen, maar in de geestelijke beleving van dèze regio en van dìt volk. In geestelijk opzicht heeft de gemeente bepaalde kenmerkende verschijnselen, waarbij we dan vooral moeten denken aan het doopledenstelsel, dat in deze streken vanouds heeft bestaan. Een voor onze kerken uniek verschijnsel, dat verder nergens gevonden werd in ons land en dat onze aandacht meer dan waard is.

Er is dan ook ruimschoots aandacht gegeven aan de gesprekken die gevoerd werden rond het doen van openbare belijdenis des geloofs. Daarin vinden we iets terug van de wegen, die de Heere met Zijn volk hield. Daarin ligt m.i. de grote waarde van deze uitgave. In veel jubileumuitgaven krijgen de feiten meer aandacht dan de motieven. In sommige gevallen komt dat omdat men de eigen geschiedenis niet meer kan beschrijven, doordat men inmiddels afstand genomen heeft van de beginselen van vroeger dagen. Dat gevaar hebben we bewust willen vermijden.

 

Maar er zijn meer lijnen, die hiermee direct te maken hebben. En dat is de vierde overweging. De gemeente is gelegen in het hoge Noorden. Dat is een andersoortig gebied dan de overige delen van ons land. Daarom kan deze geschiedenis belangwekkend en interessant genoemd worden voor ons gehele kerkelijke leven. Er kwamen hier verschijnselen voor, die men elders buiten deze streken zo niet aantreft. Heel aparte zaken, die in een bepaald opzicht bijzonder zijn. De lezer zal dit zelf wel ontdekken.

 

Een vijfde belang vinden we in het beeld, dat ons huidige kerkelijke leven vertoont. Het is heel bont en uiterst gevarieerd. In het geheel van onze kerken is dat zo, het geldt ook van de gemeenten in de classis Leeuwarden. We worstelen allen met de vraag wat nu absoluut wezenlijk en onopgeefbaar is voor de kerk van nu, wil deze overleven in het rumoer der volken en in de stortvloed van meningen en ideeën die we om ons heen ontdekken. We stellen dan wel eens de vraag wat nu toch wel Christelijk Gereformeerd is.

Deze gemeente is vanouds een Noordelijke gemeente; dat is opvallend. Als we het beroepingswerk van deze gemeente vergelijken met een gemeente uit het Zuiden, dan treffen we hier heel andere namen. We kunnen stellen dat de gemeente vanouds geen bevindelijke gemeente is in die zin, zoals we dat nu tegenwoordig zouden zeggen. Toch is het dan opvallend, dat ook in het Noorden vrijwel dezelfde lijnen zijn getrokken als elders. Men wist in die dagen van de bevindelijke waarheid; deze termen werden ook gebruikt. Men wist ook wat er nodig was om getroost te leven en eenmaal zalig te sterven. We treffen daarin ongetwijfeld het gehalte aan van de oude Christelijke Gereformeerde prediking. Daarom hebben we ook preken opgenomen van de dienaren die de gemeente heeft gehad. Als u deze leest, hetgeen de bedoeling natuurlijk is, dan merkt u hoe er toen gepreekt werd en hoe er nu gepreekt wordt, hier en elders. Ik beveel nadrukkelijk het lezen van deze preken aan. Er is veel rijkdom in te vinden.

Het is voor ons allen goed ons daaraan te toetsen. Staat de gemeente nog in die traditie? We menen te kunnen vaststellen dat er, bij heel veel dat veranderd is in de intensiteit van het geestelijke beleven, een duidelijke continuïteit en een sterke verbondenheid bestaat met de gemeente van vroeger.

In diverse kerkelijke uitgaven zoals deze schrijft men over de geschiedenis, maar men kan tussen de regels tegelijk een zekere afstandelijkheid bespeuren met het verleden. Ik ben getroffen door de overeenstemming met het verleden vanuit onze dagen en door de brug die de tijden van toen en nu met elkaar verbindt.

Geeft dit ons niet duidelijk onderwijs voor de tijd die wij beleven? Natuurlijk is het zo, dat Gods Woord de enige bron is voor ons leven. We moeten onze prediking toetsen aan Schrift en Belijdenis. De traditie heeft daarin een ondergeschikte plaats.

We beroemen ons er echter ook op, dat we zonen der scheiding zijn en we bouwen aan de graven der profeten. Die lijn treffen we ook aan in de Bijbel. En daarom is het van belang om na te gaan hoe het vroeger was. "Waar is de God van Elia, ja Dezelve?” Eliza had slechts naar God kunnen vragen. Maar hij vraagt naar de God van Elia.

Mogen ook wij zo niet vragen naar de God van ons voorgeslacht? We stellen daarbij dat deze mensen uit vroeger dagen heel duidelijk met Gods Woord bezig waren, intensiever dan wij. En als we ons dan verdiepen in de historie, krijgen we dan met elkaar soms niet het gevoel dat we toch behoorlijk veel kwijt geraakt zijn? Zeker, we kunnen en behoeven het niet meer precies zo te zeggen als vroeger. Maar de eigenlijke boodschap, die van vrije genade, waarin er van de mens niets kan en mag overblijven en waarbij Christus alleen alles wordt, is in wezen toch eenvoudig en moet en zal toch blijven gelden voor alle eeuwen? "Zolang als er de zon is, zal Zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden”.

Er gaat een oud verhaaltje over ds. Zeebuit, de eerste predikant van de Afgescheiden Gemeente van Driesum. Men spotte soms met hem omdat hij niet goed lezen kon. Wesseling schrijft over hem: "Hij had niet veel kennis en verstand, maar was een man van buitengewone vroomheid en is juist daardoor tot een onschatbare zegen geweest. In Driesum heeft hij eens twee uur gepreekt over de tekst "Hij verkwikt mijn ziel”, dit tengevolge van de Gotische druk lezende als: Hij verkuikt mijn ziel. Maar bijna niemand had zoveel zegen op zijn arbeid als deze Zeebuit”.

Dat zou geen dominee uit onze dagen meer overkomen. Dat is maar goed ook. Wat een preek is dat geweest! We glimlachen om zo’n vermelding. Maar ongetwijfeld zal deze man heel veel verantwoorde en schriftuurlijke gedachten uitgesproken hebben rond deze tekst. Dan is de haak van de kapstok wel niet zo mooi, maar de jas die eraan hangt, valt onmiddellijk op.

Die genoemde innige vroomheid kunnen wij niet nadoen. Niemand van ons kan daarover nog zo beschikken als deze voorganger. We beleven andere dagen. Maar zoeken we die vroomheid hopelijk toch nog wel? We nemen er tenmìnste toch geen afstand van?

Laat de geschiedenis mogen meespreken, als we nadenken over de vraag wat Christelijk Gereformeerd is. In die zin kan een uitgave als deze over deze geschiedenis ons nog veel vertellen! Ik kom zelf niet uit het Noorden, maar er was en is dan toch een duidelijk gevoel van herkenning, als we op de brug lopen tussen Noord en Zuid.

In deze uitgave is gepoogd de wortels zo diep mogelijk bloot te leggen. Daarbij komt heel de provincie in beeld en vooral de streek van de Wouden krijgt veel aandacht.
 
 
Uit: Schapen hebben een gezicht:
 
 

Graag maak ik bij de verschijning van deze uitgave enkele korte opmerkingen.

 

De titel van wat u hier geboden wordt, heeft te maken met de tekst uit Spreuken 27:23-27, waar staat: "Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.

Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn?

Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden.

De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.

Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden”.

U begrijpt dus nu de titel: Schapen hebben een gezicht, zie vers 27. Dat is voor grote mensen een vreemde uitspraak. Wij hebben ieder een gezicht en dat is een wonder, maar zou een schaap een gezicht hebben? Wij zien geen verschil. Maar een herder denkt daar anders over. Zeker de grote Herder der schapen, de Heere Jezus Christus.

 

Het onderwerp kreeg mijn belangstelling toen ik voor een ambtsdragervergadering van broeders uit de kringen van Bewaar het Pand en ook anderen een inleiding poogde te houden over het onderwerp: Huisbezoek in de praktijk.

Er deed zich reeds rond deze vergadering een verlegenheid bij mij voor; ik kon de aangeboorde stof onmogelijk in één enkele lezing behandelen.

Zo kwam van hete en het ander. Ik ben met het onderwerp bezig geraakt en uiteindelijk heeft het geresulteerd in deze uitgave.

 

Ten overvloede wijs ik er op dat dit boek niet alleen voor ambtsdragers is geschreven.

Iedere belangstellend gemeentelid, die er onder ons toch nog vele zijn, kunnen het evenzeer ter hand nemen. De ondertitel luidt immers: Schetsen voor het pastoraat en de gemeente.

 

Ik stel met veel nadruk dat hier geen diepgravende studie wordt geboden. Wel ontbreken allerlei denkbeelden van deze tijd niet. Ik heb getracht deze in te vlechten in het geheel. Goed dat we als ambtsdragers daar ook iets van weten.

Vanwege mijn leeftijd ook is het aannemelijk te maken dat het hier vooral gaat om de praktijk, niet alleen van het huisbezoek, maar ook van het pastoraat. Neem dus mijn bescheiden overwegingen voor lief.

We hebben als ouderen, de roeping om zaken die va belang zijn, door te geven aan de komende generaties.

 

Ik ben dankbaar dat mijn vriend en broeder, Ds. P. den Ouden uit Driesum, bereid was een voorwaard te schrijven. Verder heb ik gebruik mogen maken van enkele adviezen die br. G. van Loenen mij welwillend verstrekte. Ook dank ik mijn (schoon)dochters voor de wijze waarop zij correcties hebben voorgesteld.

 

Moge de Heere deze uitgave zegenen tot eer van Zijn Naam en tot heil voor onze en anderen kerken.

 

Burgum, maart 2010
 
 
 
Uit: Voor altijd getroost:
 
Ik ben hiernaar nog op zoek!
 
Uit: Kan ook een Farizeeer zalig worden?
 
 

Telkens kwam ik ze weer tegen als ik preekte uit de Evangeliën. Het waren nooit prettige ontmoetingen. Zij toonden zich immers de grootste vijanden van de Heere Jezus. Hun tegenstand tegen de Zaligmaker kan ons bang maken: hoe kan een mens zover komen dat hij de Zoon van God zo boosaardig bejegent?

Het onprettige lag ook nog aan wat anders. De Farizeeën blijken maar niet mensen uit een ver en grijs verleden te zijn. O nee, hun geslacht leeft voort tot in onze eeuw. Ik kom hun neigingen tegen in mijn eigen hart. In de Farizeeër maakt de natuurlijke mens zich sterk. Maar dan vooral de natuurlijke mens in zijn vroomheid. Verschillende karaktertrekken hebben ook aansluiting bij Gods levende volk. Zij zijn zeker geen Farizeeërs, maar de zuurdesem van de Wetgeleerden bedreigt ook hen. Er ligt in het leven van Farizeeërs een onbegrijpelijke tegenstelling. Ze zijn uiterst nauwgezet en tegelijk ook uiterst vijandig en doortrapt. Hoe kan dat samengaan?

Niet alleen in mijn eigen hart staan de voetstappen van de Farizeeër, ik heb hun sporen ook duidelijk waargenomen in de kerken en de gemeenten waar ik geregeld mocht verkeren. Ik ben bang dat het Farizeïsme onder ons krachtig voortleeft; daarbij is het evident dat we ons dit niet bewust zijn. Als we het hebben over onszelf, noemen we ons bij voorkeur "zondaar” en zeker geen Farizeeër. De oorzaak daarvan kan liggen in het feit dat de Farizeeër er niet goed op staat. Een zondaar heeft in ons oog betere papieren. Hij kan gered worden, maar een Farizeeër is oneindig veel verder verwijderd van de hemelpoort (zie zijn profiel onder 1a). Er staan geen beloften in de Bijbel die geadresseerd worden aan de Farizeeër. Dat maakt de zaak dan ook zoveel te ernstiger. Ik heb talloos veel mensen horen zeggen dat zij zondaar zijn, maar ik heb eigenlijk nooit iemand horen zeggen dat hij of zij een Farizeeër is. 

Laodicea leed aan vijf ernstige kwalen maar de ergste van alle was deze dat zij het niet wisten. De Heere zou het tegen ons kunnen zeggen: "U weet niet dat u een Farizeeër bent”. Destijds waren ze makkelijker op te sporen. Iedereen kende hen en hun stand. Tegenwoordig is er geen afgebakende kerk of groep van Farizeeërs, maar hun gezindheid leeft bedekt en latent onder ons en in ons hart.

Er vond eens een huisbezoek plaats dat tenslotte werd afgesloten door dit gebed: "O God, wilt u deze Farizeeër uit genade bekeren, Amen”. Deze ontmaskering hebben we allen nodig. Zo wil deze uitgave enerzijds ontdekken aan deze gezindheid en anderzijds tonen dat de situatie nooit zonder hoop is, ook al worden de Farizeeën door Christus gevloekt. Deze vloek geldt zolang er geen bekering volgt. Ook uit hun kring waren er die tot geloof en bekering mochten komen en hun weg wordt ons getekend. Wordt een Farizeeër anders bekeerd dan een tollenaar? Hij heeft dezelfde genade nodig, maar de manier waarop dit gaat is verschillend. Deze gedachten heb ik getracht uit te werken in dit boekje.

Naast deze inhoudelijke overwegingen was er ook nog een praktische; er wordt over de teksten die expliciet handelen over de Farizeeën niet zo heel vaak gepreekt. Meestal komen zij in de marge van de preek aan de orde, als daar aanleiding toe is. Het lijkt me ook daarom een goede zaak aandacht te geven aan deze wezenlijke  groep tegenstanders van de Zoon van God.

Er was nog een zwakke aanleiding om me te verdiepen in deze materie. Op een site van een jeugdgroep werd een overzicht gegeven van het Farizeïsme. Men wees zozeer in de richting van onze gezindte, dat ik mijn twijfels kreeg of dit geschetste beeld dat ik las, werkelijk juist was. Het bleek me dat het Farizeïsme in de Rooms Katholieke kerk sterke navolging heeft gevonden. Daarnaast moeten wij ook de hand in eigen boezem steken en de smetten willen opsporen die ons aankleven. Ook al snijdt deze uitgave zeker in het eigen vlees, we moeten wel goed blijven onderscheiden. Er is verschil tussen een Farizeeër en een tollenaar, die de Farizeeër in zijn eigen hart herkent. Dat is en blijft een verschil tussen leven en dood.

Maar weet u wat mij ook opviel? De Farizeeën kwamen met zware lasten voor het volk. Dat werd hen door Christus verweten. Maar de Heere Jezus vroeg nog oneindig veel meer dan de Wetgeleerden (Matth.5:20). Toch noemt Hij Zijn last licht en Zijn juk zacht. Dat komt omdat de Farizeeën roemden in eigen kracht, terwijl de "wet van Christus” (Gal.6:2) alleen door het geloof volbracht kan worden; de Farizeeën steunden op de wet en op eigen inspanning, Christus sprak vanuit het Evangelie en vanuit het beginsel van vrije genade.

Een enkele zin over de Sadduceeën. Deze groep wordt soms in één adem genoemd met de Farizeeën. Toch is het zo, dat er een zekere rivaliteit bestond tussen deze beide stromingen.

We zouden kunnen zeggen dat de Sadduceeën vrijzinnige opvattingen huldigden. Zij geloofden immers niet in de opstanding der doden en in verband daarmee stelden zij de Heere Jezus strikvragen.

Hoewel zij meestal de Farizeeën steunden in hun verzet tegen Jezus, kwam het ook wel voor dat zij een eigen koers volgden. Omdat we verder niet veel van hen weten, ga ik voorbij aan een aparte behandeling van deze groep.