BELIJDENIS
 

2013   
 
Trente
 
In de politiek valt geregeld het woord "hervorming”. Pechtold heeft het er vaak over. Het klinkt vreemd in zijn mond. Hervorming is voor ons iets heel anders. Het begrip heeft vooral geestelijke dimensies. Het blijkt dus dat dit woord gebruikt wordt in een verschillende context. Dat verschillend gebruik zien we ook rond het concilie van Trente. Het werd gehouden als reactie op de Reformatie. Het misleidende was dat ook Trente sprak van hervormingen. Maar men bedoelde iets anders.
Het concilie van Trente is bekend geworden vanwege zijn contra-reformatorische uitspraken. Rome bedoelde het als een poging om de invloed van de feitelijke Reformatie tegen te gaan. Het werd gehouden van 1545 tot 1563 in de Noord-Italiaanse stad Trente. Het Katholiek Documentatie Centrum geeft de volgende korte samenvatting: "De besluiten van het concilie van Trente (1545-1563) waren eeuwenlang van grote betekenis voor de Rooms-katholieke Kerk.
Het zorgde voor een verheldering van de geloofsleer, gaf de aanzet tot betere opleidingen voor priesters en het catechetisch onderricht. Het
concilie van Trente mag daarom met recht het concilie van de Katholieke Hervorming genoemd worden”.
H. Bavinck noemt het concilie van Trente een reformatie van de kerk in Roomse zin. Dus een Roomse "reformatie”. Reformatie en hervorming zijn begrippen die ook Rome kent en gebruikt. Maar de invulling is iets heel anders.
Rome had wel iets geleerd van Luther. Er waren inderdaad veel misstanden rond het leven van de geestelijken en bijvoorbeeld over de aflaat en de verdiensten van Christus. Een goddeloos leven van een priester werd nu niet langer getolereerd. De leer werd ook wel enigermate bijgeschaafd en herschreven, maar daardoor werd de Roomse zuurdesem alleen maar versterkt. Men hervormde, maar men bleef Rooms. Volgens de Roomse Kerk zelf werd zelfs de leer herschreven in een nog sterkere vorm van Katholicisme. Stelt u het zich voor: in 126 stellingen werd de leer van de Reformatie (95 stellingen) ontkracht en "weerlegd”. Het anathema (vervloekt) klonk in Trente over ieder die de leer van de Reformatie onderschreef. We kunnen van Trente enkele dingen "leren”; we horen drie  waarschuwingen als we Trente vergelijken met Wittenberg. 
1
Trente deed twee dingen: de moraal werd meer in overeenstemming gebracht met Gods Woord. De geestelijken werd de mogelijkheid ontnomen om losbandig te leven; aan het ambt werd duidelijker geestelijk invulling gegeven. Dat bleek een voordeel te zijn. Maar het tweede wat men deed, was een grotere stap in de verkeerde richting: de leer van Rome werd niet alleen gehandhaafd, maar deze werd ook nog eens extra benadrukt en van Roomse accenten voorzien. De heldere taal van Luther werd radikaal afgewezen. Dat bleek vooral op het punt van de rechtvaardiging door het geloof. De algenoegzaamheid van het offer van Christus werd ondermijnd door de medewerking van de mens. De zondaar speelde een belangrijke rol mee. Hij kon de genade weerstaan of ook verliezen. Hij kon ook niet verzekerd zijn van zijn zaligheid. Christus en Zijn gerechtigheid werd mede in de schaduw gesteld door de werken, de goede werken, zowel van de heiligen alsook die van de levenden. Tussen Luther en Rome deden zich dezelfde verschillen voor die eerder ook al in de gemeente der Galaten gesignaleerd werden.
De schat van de genade ligt bij Rome in- en opgesloten binnen de menselijke werken en de eigengerechtigheid. Het zicht op Christus wordt ernstig belemmerd door Mozes, die te vaak in Zijn plaats gesteld wordt. God en de mens worden op deze manier concurrenten of ook medewerkers. De Roomse leer aarzelt tussen Horeb en Golgotha (SemiPelagiaans) om uiteindelijk terecht te komen bij de Horeb; dit klopt met het feit dat heel de eredienst bij Rome Oudtestamentisch gestyleerd is. Luther stelde dit geheel anders: de rechtvaardiging gaat geheel buiten de werken van de zondaar om, buiten de verleden, de tegernwoordige en de toekomende werken. Een zin met enorme consequenties.
Hier blijft wel spanning optreden. Het is hetzelfde probleem wat zich ook onder ons voor kan doen. In Reformatorische kringen kan het ook gebeuren dat het heil in Christus wordt aangevuld door de gelovige mens. Geen rechtvaardiging van de goddeloze, maar van de vrome zondaar. Ook binnen de Reformatie (de Catechismus, vr. & antw. 61 spreekt hierover) neigde men er naar om het geloof te stellen voor de rechtvaardiging. Vergeving was er voor degene die vanwege zijn geloof aan sommige voorwaarden voldeed. Rechtvaardiging wordt dan een vrucht van het geloof van de mens. De vergeving wordt afhankelijk gesteld van de mens die gelooft. Dat zijn ook nu geen onbekende klanken.
Of anders gesteld: men wordt pas gerechtvaardigd nadat men leeft in een zekere weg van bekering. Eerst bekommering, daarna rechtvaardiging. Eerst een gemis, eerst vroomheid, daarna vergeving.
Scherp gesteld is het deze vraag: Is er niets buiten Christus in zondaren, in u en mij? Kan ik dus frank en vrij Christus aannemen, zonder enige bekommering wie ik zelf ben? Maar u hoort ook de vraag stellen in de prediking: Bent u ontdekt aan uw zonden? Hebt u gebroken met de wereld? Is er die droefheid naar God gekomen? Deze vragen en de antwoorden kunnen, hoe noodzakelijk ook, afleiden van de Heere Jezus. Toch moeten ze wel gesteld worden. Het is terecht dat men zegt dat u mag komen tot Christus zoals u bent. Maar u komt pas tot Hem als u een zeker gemis ervaart. Is het dan toch Christus en mijn tranen, en mijn werken, en mijn geloof? Nee, het is alles vrucht van Zijn werk. Ook tranen en bevinding vloeien voort uit Zijn verdienste. Het is door de Geest van Christrus Die Hem verheerlijkt in alles en Die ook plaats maakt voor Hem. Dat werd in Trente zo niet gesteld. Trente kan u leren de gevaren van de vrome mens te ontlopen en het heil enkel en alleen op Christus te bouwen; maar dat is een levenslange les.
2
Toch is het wel aangrijpend dat het optreden van die éne Luther zowel heeft geleid tot Wittenberg als tot Trente.
Hij gaf de stoot tot zowel de Reformatie alsook indirect en zonder het te bedoelen tot de Contra-Reformatie. Was er geen Luther geweest, dan was er geen Trente geweest. Dat was  niet zijn wens, integendeel. Bedenk echter dat het Evangelie altijd leidt tot twee reacties. Ook dat kunnen we van Trente leren.
Zo was het ook toen de Heere Jezus optrad. Het Evangelie is een reuk des doods ten dode en des levens ten leven. Tweeërlei uitwerking. Dat is aangrijpend. De prediking roept dezelfde reacties op, ook nu nog. De blindgeborene werd ziende en geloofde in de Zoon van God; de Wetgeleerden daarentegen werden blind toen zij geconfronteerd werden met de Heere Jezus. (Joh. 9:39-41). Het Evangelie stuit op het "contra” van de zondaar. Hij verzet zich ertegen, of hij gaat mee, als Orpa, maar keert halverwege toch nog terug. Dat bedoelt de Heere niet. De Heere Jezus kwam tot verlossing van álle zondaren, zowel voor tollenaars alsook voor Farizeeën. Niemand is bij voorbaat afgewezen omdat hij Rooms is of omdat hij een Farizeeër is. Wie echter zijn eigen weg volgt en wie rust op eigen gronden, ziet in Christus zijn Tegenstander. We zien dat ook duidelijk in de moordenaars aan het kruis. De opstanding is voor de discipelen vreugde, maar de wachters slaan op de vlucht. Christus is gezet tot een val en een opstanding. Op de laatste bladzijde van de Bijbel staan de treffende woorden: "die vuil is, dat hij nog vuil worde; die gerechtvaardigd is, dat hij nog gerechtvaardigd worde” (Opb.22:11m).
U moet bedacht zijn op deze uitwerking. Christus is een Steen des aanstoots of Hij is de vaste Rots van uw behoud. In ieder natuurlijk hart leeft het verzet. Gelukkig als we leren buigen en ontdekt worden aan onze eigen ellende en onmacht. Hebt u het Evangelie van de Reformatie persoonlijk ook al zo leren kennen en omhelzen?
3
Trente sprak ook van reformatie en hervorming, gebruikte de goede woorden, maar bedoelde een andere uitwerking. Zo ontstond begripsverwarring, een zaak waar we tot op vandaag toe nog mee geconfronteerd worden en waar we ook op reformatorisch erf zoveel last van hebben. Trente spreekt van reformatie, maar men sprak over de eigenlijke Reformatie het anathema uit.  Weet je dan nog waar je aan toe bent? Men deed Luther in de ban en in hem ook de Heere Jezus Zelf. Hij werd buiten de legerplaats gesloten. Toch waren er op het eerste gezicht wel goede dingen. Men verbeterde de praktijk, men sprak over de rechtvaardiging en de heiliging, men gebruikte dezelfde termen maar tegelijk gaf men een heel andere invulling. Men kan spreken over de boete, over de bekering. Over het geloof. Boete en berouw stonden bij Rome in het teken van de werken (satisfactio operis), terwijl Luther heeft mogen ontdekken dat boete te maken heeft met de verbrijzeling van het hart. Men kan over Christus spreken en het anders bedoelen. Paulus kent er die een "andere Jezus” prediken, of een andere  geest of een ander evangelie (2 Cor.11:4). Dat vraagt van de prediking dat de zaken uitgelegd en verklaard worden. Dat er ook vragen gesteld worden: In welke Jezus gelooft u? Hoe bent u gereformeerd?  De duivel is de aap van God (Luther). Hij bootst alles na. Hij zaait zaad dat veel weg heeft van het goede zaad; het is het echter niet. Johannes roept op de geesten te beproeven; want er zijn veel geesten uitgegaan in de wereld (1 Joh.4:1). Dit te onderscheiden is geen muggenzifterij. Het kan zijn dat wij ruim spreken over de Reformatie, terwijl we de Contra-Reformatie bedoelen.
Dat alles kan alleen maar leiden tot de vraag: "Doorgrond Gij mij en ken mijn hart en zie of er een schadelijke weg bij mij is en leid mij op de eeuwige weg”.

2014   
 
Onze Belijdenis
 
In de Wekker stond recent een interview met twee predikanten, waarvan de een behoort tot de GKV (Ds. D. Krol) en de ander tot de HHK (Dr. W. van Vlastuin). Een opmerkelijke en interessante  combinatie. Voor de redactie loopt hier blijkbaar een verbindingslijn. Het gesprek leverde zaken op, die we moeten overwegen.
De ondervrager had blijkbaar een vermoeden dat de voorkeur van de HHK voor onze kerken niet echt breed kan zijn. Evenmin als die van Ds. Krol heel onze kerk op het oog zal hebben. Van Vlastuin geeft eerlijk toe dat er een bepaalde voorkeur zal bestaan bij de HHK voor een deel van onze kerken. Maar als ik het goed zie, relativeert hij die voorkeur even later wel. De lijn van de bevinding is wel belangrijk, maar die van het verbond ook. Nu lijkt me dat geen tegenstelling, die onverenigbaar is. Hij geeft dat zelf ook aan. We moeten stellen dat het verbond juist roept om een volle bevindelijke setting van de preek. Het is waar dat in de  uitersten dit verband zoek geraakt is.
Hij wil de details echter overstijgen door een pleidooi te voeren voor een terugkeer naar de klassiek-Gereformeerde belijdenis, zoals de Heidelbergse Catechismus. Krol is het daar mee eens. Dat zal ongetwijfeld voor hem zelf het geval zijn, maar de symptomen van veel kerkelijk leven, ook binnen de GKV, wijzen daar niet op. Hier blijkt dat zulke vriendelijke gesprekken soms wat kunnen vervallen tot een maskerade. Terwijl we meer gebaat zouden zijn met een strijd met open vizier.
Is het voldoende als we onze Gereformeerde belijdenis als richtsnoer zouden nemen op de weg naar eenheid, zoals van Vlastuin stelt?
Het voordeel zou zijn dat zodoende kerkelijke muggenzifterij geen kans zou krijgen. We spreken dan over hoofdzaken. Er zijn echter heel veel kerken die zich Gereformeerd noemen. Als ik de positieve kant van de zaak overweeg, kunnen we vaststellen dat we dan op zich een goede basis hebben onder het gebouw van de kerk. Nu zijn er in het verleden en ook  nu heel wat handtekeningen gezet onder die Belijdenis, die een heel korte houdbaarheid bleken te hebben. Er is door predikanten en theologen in veel kerken versluierend met de Belijdenis omgegaan. Het maakt verschil of we de Belijdenis aanvaarden omdat (quia) deze overeenstemt met Gods Woord of voor zover (quatenus) deze overeenkomt. Maar dit geldt bij elke denkbare grondslag.
Het zou een zegen zijn als ieder in de kerk van harte overeenstemde met de belijdenis. Deze grondslag geldt toch in ieder geval naar we hopen van velen binnen de CGK (met inachtneming van de voorkeur van van Vlastuin) en de HHK. Voor diegenen die zich daardoor voelen aangesproken, ligt er zelfs een verplichtende roeping om deze eenheid te zoeken. Deze verplichting geldt u en mij. Daar moeten wij dringender van overtuigd worden.
We zouden ook de helpende hand kunnen reiken aan hen die binnen de GKV bezwaard zijn over de gang van zaken in hun kerk. We mogen hen niet vergeten.
Wie de Gereformeerde belijdenis van harte erkent en aanvaardt, heeft alles wat nodig is in handen. Zo'n eenheid zou ook kunnen ontkomen aan de drang om kerkelijke spijkers te zoeken op laag water. Er leven immers ook heel veel valse kenmerken die mensen kunnen zoeken inzake de kerk.
De vraag is echter of het genoeg is als we ons concentreren op datgene wat die belijdenis ons voorhoudt? Er blijkt immers behoefte aan merktekenen die nauwkeuriger aangeven hoe het er in de kerk behoort toe te gaan. Een van de bekendste toevoegingen is de aanduiding: "bevindelijk” (zoals: de bevindelijk Gereformeerde prediking). We gebruiken deze typering niet voor niets. Feitelijk hebben onze deputaten in hun spreken met de GKV dit ook als een handvest aangehouden, zeker in die vele jaren waarin ons voorgeslacht meende dat er een kloof lag tussen de Vrijgemaakten en onze kerken. We gebruiken ook binnen de CGK deze onderscheiding. In onze kringen heeft het onderscheid "voorwerpelijk- onderwerpelijk” altijd een zekere doorslag gegeven.
Er zijn meer accenten te noemen die mensen geplaatst hebben in de loop der tijden. Ik denk aan termen zoals "reformatorisch”en "behoudend”. Al deze verbijzonderingen ontstonden toen men de hand ging lichten met de Belijdenis. Want het is duidelijk dat de aanduiding "bevindelijk” reeds opgesloten ligt in onze Belijdenis. Het is waar dat er onderscheid is tussen de uitleg van Gods Woord en de toepassing daarvan. Maar we beseffen dat ook de toepassing verankerd ligt in de tekst. Deze komt uit het Woord op. En op dat Woord grondt zich onze Belijdenis. En deze Belijdenis geeft voorts ook als een kenmerk van de ware kerk aan de zuivere bediening van Gods Woord. Daar is niets aan toe te voegen. En wie dus in oprechtheid zich wil binden aan onze Belijdenis, is een vriend en metgezel van allen die de Heere vrezen. De beste garantie voor echte eenheid ligt in een getrouw omgaan met Schrift en Belijdenis. Daar hoeft in principe niets aan toegevoegd te worden.
Mogen we deze benoemingen zoals "Gereformeerde bevindelijkheid” dan niet gebruiken? Is dat  te veel gevraagd? Zeker niet. Het zijn goede onderscheidingen, die de basis van de Belijdenis kunnen steunen. We kunnen deze accenten niet meer opgeven. Maar we moeten wel inzien dat de eigenlijke basis niet is de bevinding, maar de Schrift en dus ook de Belijdenis. Want, we weten dat over de brede linie van de bevindelijke kerken ook over die bevinding weer verschillend wordt gedacht. Er wordt verschillend gedacht en gepreekt over de rechtvaardiging; er worden verschillende accenten gelegd als het gaat over de verkiezing. We kunnen van mening verschillen over de vraag of en in hoeverre een preek beschrijvend behoort te zijn en welke belichting het verbond zal moeten krijgen. De Belijdenis laat ruimte voor deze nuances.
We moeten dus eens goed nadenken over de weg die van Vlastuin wijst in zijn gesprek met de Wekker. Een hernieuwde concentratie op de Gereformeerde identiteit kan vensters en deuren openen naar anderen. Dan ligt de vraag voor ons allen persoonlijk er in hoeverre wij Gereformeerd in de echte zin van het Woord willen zijn. Moeten we niet erkennen dat het daar eigenlijk aan mankeert? Vertoont ons leven de consequenties van een leven naar Schrift en Belijdenis? De praktijk leert ons dat velen onder ons hun Belijdenis eigenlijk niet kennen. We zouden absoluut de handen vol hebben aan het doordenken en beleven van deze Belijdenis. Daarom hebben wij de Catechismuspreken zo nodig. Om tot het goud van de Reformatie te komen, moeten ook wij opnieuw de weg van Luther en Calvijn gaan. Dat is de weg van de waarachtige bekering. Dan keren wij terug "ad fontes”, naar de bronnen. En als we dan bedenken wat verder de Nadere Reformatoren ons te zeggen hebben, dan zou de kerk en de eenheid daardoor gebouwd worden. Elke zondag komen de vragen van ons leerboek naar ons allen toe. U zou op al die vragen elke zondag uw persoonlijke antwoord moeten geven. Zouden het echte vragen voor ons worden, dan zou het ons in verlegenheid brengen. U komt er dan achter dat wij allen van nature het antwoord op al die vragen missen. Bijvoorbeeld: Waaruit kent gij uw ellende? We moeten misschien antwoorden: ik ken mijn ellende niet echt. En Wie is die Middelaar? Prachtig als u weet dat het de Heere Jezus Christus is, maar kunt u ook zeggen: onze Heere Jezus? Wie zo zijn Belijdenis zou mogen leren beleven, mag zich met recht een levend lidmaat noemen van de ene gemeente van de levende God. 
Het zal toch niet waar zijn, beste lezer, dat al die rijke aanduidingen van de Belijdenis voor ons niet meer zijn dan lege doppen? Izak groef de putten uit de tijd van zijn vader Abraham op. Dat ging niet vanzelf. De Filistijnen betwisten hem het recht daarop. Die putten waren kennelijk ook in onbruik geraakt. Daar zijn geen eeuwen voor nodig. Dat kan in een paar jaar ook gebeuren of in enkele maanden. Er is graafwerk nodig. U voelt u misschien bezwaard en onmachtig om die levende wateren te vinden. Maar Izak wist dat die bronnen er waren. Dan zal ons graven baat hebben. Graven in het Woord. Laat u niet leiden door de gedachte dat we nieuwe bronnen nodig hebben. Waarom nieuwe wijn, als de oude beter is?
Deze lessen vinden we in Gods Woord. Onze moderne tijden roepen er om. 
Ik  noemde hierboven het woord "behoudend”. Toch wel een heel mooie zaak! Conservatief, bewarend. Ik realiseerde me dat toen ik zaterdagavond allerlei kerkelijke bladen las. Dat doe ik meestal op die avond. En werkelijk, ik werd wat moe van al die actie en van zoveel vermeend apostolaatsdenken. Ook in onze eigen Pers. En toen las ik ineens het gesprek met iemand uit de gemeente Ouderkerk. Het was me echt een weldaad dat onze Ouderkerker verklaardde dat de gemeente gewoon behoudend wilde zijn. En de gemeente heeft in die weg stand mogen houden, onder de rook van Amsterdam. Zoals bijvoorbeeld Barendrecht, onder de skyline van Rotterdam, de trouw aan de Belijdenis mocht bewaren. Geen leeglopende kerken, geen aanpassingen, maar gewoon behoudend, het Woord bewarend en conserverend. Dat is geen  verdienste; het getuigt wel van moed om jezelf te blijven in deze tijden. De druk, ook van het kerkelijke leven, de dwang om dit te doen en daaraan mee te werken, enz.enz., kan alleen weerstaan worden door de bediening van Gods Geest. Zonder dat wordt behoudend ook een huls. Maar verkies in ieder geval die weg. Ook in deze tijd. Want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in der eeuwigheid.

2014   
 
Fundamentalisme
 
U hebt vast al heel wat commentaren onder de ogen gekregen over het bericht dat jonge christenen neo-fundamentalistisch zijn (onderzoek CPB). Hopelijk kunt u de reactie van Bewaar het Pand er nog bij hebben?
Ik las het bericht het eerst in Elsevier (digitale editie). De toegevoegde waarde van een dergelijk uitgave ligt in het feit dat lezers onmiddellijk hun commentaar op het bericht mogen geven. Dat gebeurde dan ook prompt en wel massaal. Zo ontstond er een discussie over het bericht. Het CPB (Centr. Planbureau) kwam er niet zo best af; een eerste verrassende lijn. "De anti-propaganda door de mainstream-media ten opzichte van Geloof en Kerk, begint zijn uitwerking te missen. De jongeren beginnen zelf na te denken. Ze krijgen dan wel weer gelijk een negatief stempel opgedrukt, in de zin van fundamentalist”.
Veel deelnemers zetten het CPB neer als een antikerkelijke en linkse organisatie. Ik verkeerde tot nu toe in de mening dat alle resultaten van deze en andere onderzoekbureaus eerlijk en betrouwbaar zijn. Van de "mainstream” media had ik zelf dat al wel begrepen. De NOS bijvoorbeeld speelt openlijk de moslims in de kaart en stelt de kerk herhaaldelijk onder misplaatste kritiek; dus werd als bewijs daarvan dit bericht per direct diezelfde dag nog den volke doorgegeven. Mijn eerste conclusie uit zo'n onderzoek is: laten we allerlei zogenaamd eerlijke onderzoeken niet al te serieus nemen. Zeker ook niet dat van deze organisatie (CPB). Het is immers al tekenend dat men christenen betitelt met de naam "neo-fundamentalisten”. De talibansfeer wordt zodoende weer opnieuw op de kerk geworpen. Zoals iemand opmerkte: "Ondertussen is de ontkerkelijkte goedmens aan de macht gekomen en leeft wellustig zijn macht uit door de Nederlander op straffe van processen respect en onderdanigheid af te dwingen voor de Islam en zijn aanhangers”. Tegen deze achtergrond is het te begrijpen dat de gewraakte uitspraak van Wilders zwaar onder vuur kwam te liggen; terecht, omdat de entourage niet getuigt van zorg voor de medemens; onterecht omdat werd vergeten dat er sprake is van een groot probleem, dat niet wordt doorzien en ook niet wordt aangepakt door onze overheden. We beseffen nauwelijks welke overheersende rol de media hierin spelen.
Nog een commentaar: "Het SCP had zeker niets meer te doen en dacht...... Laten we de Christenen nu eens als fundamentalistisch neerzetten..... Als we het alleen over moslims hebben, dan zeggen ze dat we discrimineren en dat moeten wij, als een linkse organisatie natuurlijk helemaal niet hebben”.
Nu verder met inhoudelijke verwerking van het bericht zelf. Nog kortgeleden schreef ik over de vaders en de grootvaders. Het resultaat van dit "onderzoek” zou daar bij aan kunnen sluiten. Is deze uitslag nu positief of negatief?
Negatief vooral omdat er uit komt dat de kerkverlating massaal doorzet. Zo'n uitkomst moeten we niet gaan nuanceren of gladstrijken. Dit is de werkelijkheid in Nederland. Ook onder ons. Ik hoef dat niet nader aan te tonen. Men geeft aan dat in 1970 ruim twee derde van ons volk zich rekende tot een kerk; in 2012 is dit geslonken tot een derde. Vijftig procent bezocht in de jaren zestig nog een kerk; nu is dat nog tien procent. Ik heb ook al eerder opgemerkt dat mijn generatie dit allemaal heeft meegemaakt (en misschien "veroorzaakt”). Dit kan leiden tot een misplaatste lof op het verleden en klagen over het heden. Onmiskenbaar kunnen ouderen heimwee hebben naar de dagen van hun jeugd. Maar we moeten hier voorzichtig mee omgaan. Alleen maar spreken over het goede verleden wekt bij jonge mensen vervreemding. We laten hen met dit soort waarheden soms een beetje in de kou zitten. Al zullen ook velen van de kansels horen dat we dankbaar zijn voor de inzet van veel jonge mensen. Dit onderzoek onderstreept dat. Ik kom er nog op terug.
Toch is het Bijbels om ook op zijn tijd te herinneren aan Gods daden in de geschiedenis. De Heere doet dat Zelf ook. "Gedenkt der vorige dagen” (Hebr. 10:32). De gemeente van Efeze had haar eerste liefde verlaten (Openb. 2: 4,5). Op zijn tijd. Want we mogen niet roemen in het voorgeslacht, alsof zij beter waren; dan worden het onze afgoden. Dat lot kan Calvijn betreffen en vele stichtelijke schrijvers, het kan slaan op voorgangers van weleer of op kinderen van God uit het verleden.
Dit onderzoek toont aan dat de vreze des Heren sterk afgenomen is. Ouderen, die andere tijden gekend hebben, mogen herinneren aan vroegere dagen ter bezinning op wat we verloren hebben alsook ter bemoediging dat de God van toen ook nu nog leeft.
Daar hebben jonge mensen behoefte aan. Daar kunnen zij ook mee verder.
Na het negatieve dan nu ook aandacht voor het positieve. Jongeren van nu zijn consequenter in de leer dan veel ouderen. Het CPB noemt hen neo-fundamentalisten. Met fundamentalisme is niets mis, maar het heeft in onze tijd een negatieve bijklank gekregen vanwege sommige moslims. Het voorvoegsel neo versterkt dit negatieve effect (neofascisten). Ter verklaring wordt er bij gezegd dat een grotere groep jeugd zich wil houden aan de voorschriften van de kerk, zich makkelijker gedraagt in een orthodox klimaat en bereid en zelfs overtuigd is van de noodzaak om zich te houden aan de Bijbelse leer. Dit is verrassend te noemen. Het corrigeert de breed levende gedachte dat we ter wille van de jeugd de kerk moeten aanpassen en moderniseren. Ik denk aan het proces dat zich in onze kerken de laatste tijden heeft voorgedaan. Ouderen meenden dat dit moest om de jeugd erbij te houden. Zij hebben zich daarin vergist, ten koste van de kerk. Gemeenten en verbanden zijn aan deze redenering te gronde gegaan. Een hoge prijs.
Ook binnen de kern van de Gereformeerde gezindte hebben we menigvuldig de gedachte aangetroffen dat de kerk met haar prediking de jongeren in de weg staat. Ook dat is een verkeerde conclusie. Waar komt dat dan desondanks toch vandaan? Natuurlijk allereerst uit goede bedoelingen die ook heel aannemelijk lijken. Men wil met de kaasschaafmethode de jeugd er juist bijhouden. Dit onderzoek laat zien dat we met de beste bedoelingen juist het tegendeel bereiken. Jonge mensen kunnen goed naar een stevige preek luisteren, ze staan soms meer dan hun ouders en hun voortrekkers open voor de Gereformeerde leer. Zeker als er goede lijntjes lopen naar de voorgangers en de kerkenraden. We kunnen dat onder ons toch ook waarnemen? Je ziet de jeugd na de dienst in veel gemeenten bij elkaar staan, ze willen na de dienst over de preek praten, ook georganiseerd en ze zien juist in deze tijd duidelijk in dat er buiten God en Zijn Woord niets overblijft. Je kunt ook waarnemen dat ze luisteren. Zo kunnen zij veel ouderen beschaamd maken.
Toch moeten we oppassen dat we in deze weg de jongeren niet over het paard tillen. Ook dit is niet altijd en overal positief te duiden. Jonge mensen zijn radicaler, dat hangt samen met hun leeftijd. Ouderen dreigen dat te verliezen omdat zij merken dat er meer kanten aan een zaak zitten. Daardoor gaan zij relativeren en komt er een dreigende verflauwing op gang. Velen zijn  ondertussen zo door gerelativeerd, dat ze de kern bijna verloren hebben. Dat lot zal in de toekomst ook de jeugd van nu bedreigen. 
We vinden in het Oude testament de gedachte van een overblijfsel, dat overblijft en het ontkomene (Jes. 37:32; Jer. 15:11; 23:3; Rom. 11:5). In Jesaja 6:13 luidt Gods Woord: "maar gelijk de eik, en gelijk de haageik, in dewelke  na de afwerping der bladeren nog steunsel is, alzo zal het  heilige zaad het steunsel daarvan zijn”. Ook al verliest een eik de bladeren, er blijven toch nieuwe aanzetten (steunsels) aanwezig die na donkere tijden weer opnieuw gaan uitlopen. Dat steunsel is de belofte van een overvloedige bladertooi. Het oordeel in deze woorden is dat de bladeren afvallen; hier als een beeld van het volk dat ten onder gaat. Dat is een vreselijk oordeel. We zien daar toch iets van om ons heen en aan onze eigen levensboom. Bij de eik is dat normaal, maar voor Israël geldend, is het een abnormaal verschijnsel. Vers 12 zegt: "Want de HEERE zal die mensen verre wegdoen, en de verlating zal groot  wezen in het binnenste des lands”. Wat worden we hierdoor opgeroepen om te bukken onder deze oordelen en te erkennen dat we de Heere verlaten hebben. Moge zondag 11 mei gedragen worden door dit besef.
Maar juist in die donkere en kale tijden, zal er nog een overblijfsel blijken te zijn. Dat  is het steunsel van het heilige zaad. Daardoor kan de kerk weer tot nieuwe bloei geraken. God houd Zijn kerk in stand, door de oordelen heen. We weten niet of de Heere dat ook in onze tijd doen zal. Het kan ook zijn dat dat steunsel in China tot openbaring komt en niet hier. Maar dit woord wekt wel verwachting. Het mag een pleitgrond zijn voor onze jongeren, ja voor ons allen. In dit spoor gaat de Heere door. Maar dan alleen als we Hem in Christus nodig hebben en als we leren hopen op dat Evangelie. Dan zal de Heere Zijn kerk niet verlaten.
Het biedt perspectief voor de jongeren. Moge de Heere hen leren dat uiterlijk belijden en gehoorzaamheid roept om de innerlijke vernieuwing van het hart. En dat het leven naar Gods geboden ook radicaal wil nagekomen worden. Dat vraagt van jonge menen een harde strijd en een algehele inzet. Ze leven in een uiterst gevaarlijke en bedreigende tijd. Maar de Heere is het alleen Die Zich doet overblijven een ellendig en arm volk, dat op de Naam des Heeren zal hopen.
Het is voor ouders en opvoeders een bemoediging dat toch een consequente opvoeding zegen kan afwerpen, ook al vallen de bladeren soms af. Het brood, uitgeworpen op het water, kunnen vooral ook ouders vinden na vele dagen. Predikanten mogen in dit spoor moedig voortgaan om vast te houden aan de woorden der gezonde leer en ondanks alles te hopen op de belofte van Christus: "Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding der wereld”. Predik het Woord, houd aan tijdig en ontijdig!

2014   
 
UIT GENADE ZALIG 
 
In Reformatieherdenkingen is het overal weer benadrukt: de goddeloze wordt gerechtvaardigd uit genade, om niet. Hierbij passen de drie sola’s: sola gratia, sola fide en sola scriptura. Het zijn onderwerpen die niet genoeg overpeinsd kunnen worden.
De Romeinenbrief is een grootse uitwerking van het wonder van Gods vrije genade. Luther werd getroffen door de bekende tekst uit Romeinen 1. Ik wil u ditmaal attenderen op een ander gedeelte, waarin  hetzelfde onderwerp ook krachtig wordt benadrukt, namelijk Efeze 2. Ik denk vooral aan de bekende tekst in vers 8: "want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave”.
Het is juist ook een woord, waarop verklaarders uiteen gaan en waar dus blijkt dat er verschillend gedacht wordt over het genadewonder van God. Zulke kernuitspraken liggen onder vuur. In het vorige nummer bleek dat ook uit wat Ds. Tanis aanhaalde over Romeinen 7; eveneens een omstreden hoofdstuk waar door anderen Arminiaanse stellingen zijn betrokken.
De bovengenoemde tekst uit Efeze 2 wordt verschillend gelezen. Ieder is het erover eens dat de zaligheid enkel genade is. Maar Paulus noemt in deze tekst ook het geloof. Naar onze gedachte noemt hij ook het geloof Gods gave. Anderen laten de woorden "het is Gods gave” alleen slaan op de zaligheid en niet op het geloof. Dat is een  belangrijk verschil. Je komt heel anders uit als het geloof niet een gave Gods is.
Rond de Reformatie is de grote strijd gestreden om deze thema’s. Toen bleek dat de gehele kerk dwaalde inzake het volbrachte werk van Christus. Want het gaat uiteindelijk om Zijn verdienste; de eer van God hangt hiermee samen en hangt hiervan af. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een ieder naar onze eigen weg. Dat is de breuk van de kerk van alle eeuwen. En dat wordt gezegd door de profeet terwijl God ons aller ongerechtigheid op Hém deed aanlopen.
In Efeze 2 wordt helder en krachtig duidelijk wat genade is en dat de zaligheid zelf een vrucht is van vrije genade. De Efeziërs zijn van Gods wege levend gemaakt toen zij dood waren in de zonden en de misdaden. Juist het noemen van de doodstaat maakt duidelijk dat hier geen enkel werk van de mens ter sprake kan komen. De doodsmachten worden in dit hoofdstuk in al hun verschrikking weergegeven. Dood en duivel ( de overste van de macht der lucht [2]) houden de mensheid gevangen. Alle mensen zijn kinderen des toorns (3), omdat zij kinderen der ongehoorzaamheid (2) zijn. We zijn van nature dood , onbereikbaar voor de roepstemmen van God, maar we wandelen tegelijk met genoegen in de zonden en de misdaden. Daarin zijn we springlevend.
In die onbereikbare situatie van de geestelijke dood stelt de apostel dan het woordje "maar”. Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde, heeft ons mede levend gemaakt met Christus. En dit alles kreeg zijn gestalte "ook toen wij door waren in de misdaden”. Hier worden alle werken van ons, mensen uitgesloten. De zaligheid is voortgevloeid uit het wezen van God. Zijn heerlijke deugden worden hier genoemd. Vanuit die liefde van God is Christus voortgekomen en geopenbaard. We spreken terecht over het werk van Christus, laten we ook de deugden van God inzake de zaligheid niet vergeten. Het woord "levend” gemaakt onderstreept het vrije genadekarakter. Levendgemaakt met Christus, het is nauw verbonden aan Zijn werk. In Zijn opstanding ligt de levendmaking van Gods Kerk.
Men heeft deze lijnen helder mogen trekken in de dagen van de Reformatie. In de Roomse kerk was genade verworden tot een werk van de mens. Althans, bij een uiterlijk zuivere  belijdenis werd gesteld dat de mens kon meewerken met deze genade. En die meewerkende mens wilde het kruis van Christus overvleugelen. We moeten ervan uitgaan dat die Roomse motieven telkens weer de kop opsteken. Het zou schokkend zijn als Luther in onze dagen nog eens zou kunnen opstaan. Rome stelde de rechtvaardiging afhankelijk van de heiliging. Eerst een heiligmaking van zondaren en dan pas kunnen zij gerechtvaardigd worden. Zo gingen de werken van de mens vooraf aan de genade in Christus. Dat was precies de desem van de Farizeeën, die ook leefden van de eigen vroomheid . Op die manier worden zondaren gerechtvaardigd die al een zekere mate van vroomheid bereikt hebben. Niet meer de goddeloze, maar de zoekende zondaar krijgt het heil in Christus. Christus is dan gekomen voor hen die met zichzelf begonnen konden en die al een zekere mate van heiligheid hadden bereikt. Zulke mensen kunnen en willen nimmer geloven dat hoeren en tollenaars de zoekende kerkganger voorgaan. De oudste zoon erkent zijn broer niet meer: "deze uw zoon”. Hij verstaat ook niets van de vreugde om zijn terugkeer. Omdat hij dood was in zijn werkheiligheid, in zijn eigengerechtigheid. Zijn broer was dood in de  zonden ("deze Mijn  zoon was dood”); hij was dood in een nog ernstiger mate, namelijk in zijn hoogmoedige vroomheid. Hij had zijn leven lang gewerkt. In zijn hart wilde hij ook wel met zijn eigen vrienden vrolijk zijn, maar zijn vader was in zijn ogen zo hard dat hij hem dat nooit gegund had.
Daartoe leidt de Roomse zuurdesem van de eigengerechtigheid. Er gaan altijd weer opnieuw maar twee soorten mensen op om te bidden: de een is een Farizeeër, de ander een tollenaar. Als we geen tollenaar zijn geworden, zijn we nog een Farizeeër. En het ergste is dat er uit de mond van Jezus nimmer beloften zijn gehoord voor Farizeeërs. Deze kennis gaf Luther en Calvijn en zo vele anderen de kracht en de moed om het op te nemen tegen een hele wereldkerk. Het is voor Gods volk al een grote les om het te beamen: "Uit genade zijt gij zalig geworden”. Hoe begeren we telkens weer een grond te zoeken in de eigen verdiensten. Dat kan heel aarzelend en fluisterend beginnen: eerst de besnijdenis, daarna Christus, zo zeiden de Galaten. Of de besnijden en Christus; of nog listiger: Christus en de besnijdenis. Vult u het zelf maar in. Alle duisternis van Gods volk komt op uit de dwaalwegen rond het kruis. We denken dat de Heere toch ook eisen stelt en we menen dat er toch een goede gestalte nodig is om Christus te kunnen ontvangen. Het probleem ligt daarin dat dat ook zo is: de Heere stelt eisen, maar deze gaan niet vooraf aan de beloften, maar zij drijven uit tot de genade in Christus. Is dat niet gedurig uw worsteling? Waarmee zal ik de Heere tegenkomen? En hoe makkelijk en snel halen we dan de offerdieren van stal.
De rechtvaardiging van de heilige mens, aldus Rome. Of de rechtvaardiging van de gelovige mens. En met dit te noemen kom ik dan uit bij het tweede wonder in de genoemde tekst: "door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave”. Ook het geloof is Gods gave. De zaligheid is de eerste gave, het geloof is de tweede gave. Wie nog zuiver denkt over het eerste, kan gaan dwalen over het tweede, over het geloof. Het verschil onder de verklaarders is dit: sommigen denken bij Gods gave alleen aan de zaligheid, anderen denken daarbij zowel aan de zaligheid alsook aan het geloof. Dus dan blijft er helemaal niets over voor de zondaar? Ook het geloof niet? U merkt hoe gevoelig dat ligt in onze tijd. Maar het is altijd al zo geweest. Ik denk aan de Arminiaanse lijnen die ook onze dagen beheersen: u moet geloven. Dat wordt als een drukkende last op de mens gelegd. U moet dit en u moet dat. Dit is het gevaar van een appellerende prediking. Zo’n prediking is niet verkeerd. We mogen en moeten appelleren op krachten van de mens: zijn verstand en zijn begeerten. Werkt uw zaligheid met vrezen en beven. Dat moet ook zo. Maar ook hier slaan we weer makkelijk door. Veler prediking (u moet geloven!) gaat ervan uit dat we dat ook kunnen. Dan kunt u op dit moment, nu, heden uw zaligheid regelen. U moet dan nu tot Jezus komen. Dat is alles. En velen doen dat ook zo.
Maar dit gevaar kan ook verborgen zijn in wat wij noemen, de bevindelijke prediking. U hebt toch eerst een ontdekt hart nodig, u moet toch eerst droefheid over de zonde kennen. Dit is niet zonder meer het gevaar van de bevindelijke prediking. Zo stellig mag ik dat niet zeggen. Juist de rechte bevindelijke prediking is afsnijdend ten aanzien van de werkende mens. Toch zijn wij ook niet ontkomen aan deze verwettelijking van het Evangelie of, zoals het wel gezegd wordt, de vermenging van wet en evangelie.
We  komen hier in de buurt van de voorwaardelijke prediking. Het moeilijke is juist dat ook de Heere voorwaarden stelt, die ten volle moeten wegen. Maar deze dienen slechts om er achter te komen dat wij midden in de dood liggen en dat alles rust op Christus en Zijn verdienste. Het is voor ons, dienaren des Woords, moeilijk om dit altijd weer op de juiste wijze voor te stellen. Het is voor de gemeente moeilijk om onderscheidenlijk te luisteren. Preken gebeurt op het scherp van de snede. Vandaar mijn vrees voor Roomse toestanden en denkbeelden, ook nu en ook onder ons. Daarom is de luisterhouding naar het Reformatorische erfgoed nodig.
Een sprekend voorbeeld van wat Rome beweegt, kwam dezer dagen duidelijk naar voren. De paus heeft een vorige paus zalig verklaard. Waarom? Een kind was mede door zijn invloed genezen. Voor onze oren onverstaanbare taal. Rome is niet veranderd en kan niet veranderen. Op een ander terrein echter vrees ik dat deze paus wel een andere koers wil varen. De huwelijksmoraal lijkt soepeler te worden. Dat zou ik toch ernstig en gevaarlijk vinden. In ethisch opzicht kan het steun geven als de Roomse kerk Bijbelse normen blijft hanteren. Wereldwijd is dat van betekenis. Het blijkt ook hierin weer: panta rei, alles stroomt.
2015   Natuur en genade
Voor veel reformatorische christenen staat de aardse werkelijkheid los van de geestelijke werkelijkheid. Alleen als beide werelden weer met elkaar verbonden worden, kan het geloof doorgegeven worden aan een volgende generatie, stelt Gert-Jan van Panhuis MA .
De moderne tijdgeest kenmerkt zich door een sterke scheiding tussen de natuurlijke en de bovennatuurlijke werkelijkheid. Dit zie je bijvoorbeeld terug in de besteding van vrije tijd en geld. Die is los komen te staan van de Schepper van hemel en aarde. Het zijn allemaal persoonlijke keuzes geworden.
Reformatorische christenen hebben de neiging om in dit dualistische denken mee te gaan. Het is opvallend hoe moeilijk het alledaagse leven nog in een hoger perspectief wordt gezien. Zien we Gods heerlijkheid nog in de schepping? Zijn we nog weleens verwonderd over Gods trouwe zorg in ons dagelijks werk?  Reformatorische christenen hebben sterk de neiging om te leven in twee gescheiden werelden. Hierdoor ontstaat er een sterke kloof tussen de zondag en de maandag, tussen leer en leven en tussen het geestelijke en het natuurlijke. De ontvankelijkheid van jongeren voor het occulte spel Charlie Charlie Challenge onderstreept dit. De neiging om natuurlijke zaken te vergeestelijken versterkt deze dualiteit. Natuurlijke zaken zoals ziekte en armoede worden al snel geestelijk uitgelegd en betrokken op de bekeringsweg. Het christen-zijn in het dagelijks leven raakt hierdoor naar de achtergrond.
Op scholen wordt al vroeg begonnen met het aanleren van leerstellingen. Maar wekken we bij kinderen ook een verlangen op naar een betere toekomst? De nadruk in de kerk ligt op het hoofd en de geestelijke dimensie van het leven en niet op het hart en het leven. Opmerkelijk is dat juist de oudvaders zo aansprekend zijn omdat ze het geloof wisten te verbinden met het leven van alledag.
Leven vanuit de aardse werkelijkheid laat diepe sporen van geesteloosheid achter. Waar een geestelijke dimensie verdwijnt, verdwijnt ook onze kritische afstand ten opzichte van de waan van de dag. De geestelijke strijd heeft weinig meer te maken met het alledaagse leven. Het hart staat open voor de wereld en vult zijn innerlijke leegte met het aardse. Is het niet verwonderlijk dat juist materialisme prima kan bestaan naast een net kerkelijk leven?
Tegenwicht
Wie leeft vanuit de aardse werkelijkheid, wendt zich van God af naar de wereld. De huidige consumptiemaatschappij roept ons toe: „Koop en geniet!” Ze wil ons doen geloven dat het goede leven voor de mens op aarde te vinden is. Ze trekt het hart bij God vandaan. Het is verbijsterend hoe weinig tegenwicht er geboden wordt aan het reformatorisch consumentisme. Ten diepste wordt hier de schepping losgemaakt van de grote Schepper van hemel en aarde. De schepping is het jachtgebied van de prestatiegerichte mens geworden. Rust, stilte en aandacht zijn steeds moeilijker op te brengen.
De secularisatie van het hart kan alleen weerstaan worden door het natuurlijke leven weer te betrekken op de hogere werkelijkheid. Een materialistisch ingesteld mens kijkt naar de werkelijkheid en ziet alleen maar feiten. Hij heeft geen oog voor een andere werkelijkheid. De vraag is hoe we een ander gezichtspunt krijgen op de werkelijkheid. Allereerst ligt hier een belangrijke rol voor de kerken om jongeren vanuit een Bijbels gezichtspunt te laten kijken naar het leven van alledag. Gods Woord heeft zo veel te zeggen over het dagelijks leven. Hoe belangrijk is het dat jongeren inzien dat de Bijbel hoogst actueel is en ingaat op de levensvragen van deze tijd. Het Woord van God wijst een weg in de zoektocht van elk mens naar rust en vrede.
Verwondering
Ouders en docenten zijn misschien wel de belangrijkste schakels tussen de twee gescheiden werelden. Ondanks dat de wereld gevallen is, laat deze toch iets zien van Gods heerlijkheid. In het dagelijks leven is er de weerspiegeling van Gods liefde en trouw. Ouders en docenten hebben de taak om verwondering bij jongeren op te wekken door hierover te praten. Als we in de schepping iets van de Schepper kunnen laten zien, dan geeft dat ook een andere levenshouding. Is dit niet de belangrijkste taak van het reformatorisch onderwijs?
Hetzelfde is te zeggen over ons persoonlijk levensverhaal en de (moeilijke) dingen die ons kunnen overkomen. Het is van groot belang dat kinderen inzien dat de gebeurtenissen in ons leven en in de wereld niet zinloos zijn. De gebeurtenissen in de wereld en in ons persoonlijk leven hebben een duidelijk doel, namelijk de komst van Gods Koninkrijk. Als deze boodschap gemist wordt, dan blijven het gebeurtenissen zonder een diepere betekenis. Opvoeders hebben de taak om te wijzen op het grote doel van de wereldgeschiedenis tegenover een cultuur die zich stort op het hier en nu.
Belangrijk is de persoonlijke erkenning dat we door en door rationalistisch en materialistisch zijn in ons denken. Blaise Pascal heeft als geen ander het denken vanuit het hart centraal gesteld in zijn filosofie. Voor Pascal was Christus het middelpunt van zijn denken geworden, waardoor de samenhang in de kosmos voor hem glashelder werd. Heel de werkelijkheid wordt zo een geestelijke werkelijkheid. De leegte verandert in volheid. Christus is de Richtingwijzer waarin ons verlangen werkelijk zin krijgt.
De auteur studeerde cultuurgeschiedenis en is docent geschiedenis en maatschap- pijleer.

2016   
DE ROMMELZOLDER
 
Dr. Meijering heeft het pleit gevoerd om de Heidelberger Catechismus weer uit de rommelkamer te halen. De "rommelzolder” is daarop een variant. Mij troffen in andere verbanden enkele uitspraken die een soortgelijke bedoeling hebben.
B. J. Spruyt schreef over de traditie. Bedoeld zijn niet zozeer allerlei gebruiken en voorschriften, maar hetgeen ons werd overgeleverd vanuit de Reformatie. Het woord "traditie” komt van een Latijns woord dat "overleveren” betekent. Je komt dan vanzelf terecht bij de Gereformeerde Belijdenis.
Spruyt constateert dat deze traditie alom onder druk staat. Velen wekken de indruk dat onze tijd vraagt om andere oplossingen. Daarom wil men breken met de traditie, met hetgeen typisch Gereformeerd is. Ik hoef er geen voorbeelden van te geven: we hebben er dagelijks mee te maken. Er vragen allerlei onderzoeken onze aandacht, waarbij dan de uitslag is dat de kerk zoals wij die kennen, haar tijd heeft gehad. We krijgen nu, zoals ik laatst aangaf, de Hemakerk, de kerk in de wereld. Geen kerkgebouw, geen orgel, geen preek, geen psalmen, en ga zo maar door. Misschien heeft de roep om ICF gemeenten hier ook mee te maken. De echte voorstanders hiervan hebben er geen boodschap aan dat de traditionele kerken verdwijnen; er komt immers een nieuwe, veelkleurige gemeente voor in de plaats, fris en verrassend nieuw.
Spruyt pleit er daarentegen juist voor om de traditie vast te houden en deze als aantrekkelijk voor te stellen. De bekend geworden Ds. Latzel uit Bremen heeft recent volgens een krantenbericht zo ongeveer hetzelfde gezegd.
Ik noemde al de beruchte onderzoeken. Onze gezindte is er druk mee. We hebben er al heel veel voorbij zien komen. Steeds met de conclusie dat de jeugd er niets meer van begrijpt. Spruyt wees naar het RD, dat ons inderdaad telkens maar weer confronteert met doemdenkende scenario's. Deze hebben een suggestieve werking.
Ik wil graag nog eens een goed woord spreken voor deze Gereformeerde traditie. Niet op de manier van: vroeger was alles beter. Dat laatste kunnen we immers niet zo maar beweren. Het is verstaanbaar dat ouderen soms heimwee hebben naar de tijden van weleer; maar Gods Woord geeft hen daarin niet zo maar gelijk. Volle kerken en uiterlijke vroomheid hebben hun voordeel, maar het betekent niet dat het daarom toen beter was. Zacharia moest tot het volk van zijn dagen zeggen: Weest niet gelijk uw vaders. Een bekend predikant onder ons, nu reeds overleden, maakte ooit een leegloop mee. Tegenstanders verlieten de gemeente. Dus lege plaatsen. Maar de predikant zei daarover eens: Nu zijn er misschien wel kerkgangers, die voor tien of meer gelden. Een afgeslankte kerk hoeft geen nadeel te zijn. Een oordeel is wel als kerkgebouwen massaal afgedankt worden, of een leegstand beleven. De Heere Jezus heeft het verleden ook niet zonder meer geroemd. Integendeel, het waren de vaderen die de profeten hebben gedood en gestenigd. Hij stelde Zijn woorden tegenover hetgeen de ouden zeiden. Maar ook over Zijn eigen generatie sprak Hij in afkeurende zin. De driehonderd die Gideon mocht behouden, hebben natuurlijk ook gedacht: waren het er nog maar honderddertigduizend, het getal dat hij eerst had verzameld. Als die driehonderd dan maar een echte Gideonsbende vormen!
Toch is er ook een andere kant aan de goede traditie van weleer. Als Jakob het heeft over de God van zijn vader Abraham en van Izak, geeft hem dat moed. Hij kon er ook achteraan zeggen: Die tot mij gesproken hebt. Hij blikt terug op goede tijden van weleer. Er kan zelfs ook reden zijn te zeggen: "Gedenkt der vorige dagen” (Hebr. 10:32). Er was in de gemeente der Hebreeën verval ontstaan. Ze hadden ooit hun goederen voor de Heere en Zijn dienst over gehad; de beroving van die goederen hadden zij met blijdschap aanvaard. Dat getuigde van een levend geloof. Maar het was daarna anders geworden, het ging bergafwaarts. Hij moet nu de gemeente waarschuwen (zie bijvoorbeeld 3:12,13; 4:1,11; 5:11; 6:4,12). Geen verheerlijking van het verleden, maar wel de balans opmaken. En zeker niet, zoals we nu vaak meemaken, het heden verheerlijken en doen alsof wij de waarheid hebben ontdekt.
Dat kan toch zijn, dat we net als de Hebreeën, afglijden. Daarom dus het woord: Gedenkt der vorige dagen! Bij de Hebreeën was het vroeger wel beter. En hoe staat het dan met ons verleden? In ons kerkverband zijn nu meerdere gemeenten die genaderd zijn tot opheffing. Ouderen zullen met heimwee terugdenken aan de dagen dat hun kerk nog vol was. Deze trend is algemeen. Was het destijds beter dan nu? In een zeker opzicht wel, maar dat behoeft niet zo te zijn. Gij hebt kleine kracht en ge hebt Mijn Woord bewaard. Daarom een geopende deur. Dat sprak de Heere tot de gemeente van Filadelfia.
Volgens een preek die ik recent hoorde, zijn er nu in onze kerken veel mensen die terugverlangen naar tijden van voorheen. Wat moeten we hiervan zeggen? Blijkens nadere informatie van de betreffende predikant zijn er nogal wat mensen die leven in gemeenten, waar de nieuwe orde overheersend is. Blijkbaar zeggen sommige mensen in zulke gemeenten dat de gewone orde van voorheen, zonder opsmuk en aanpassing, heimwee opwekt. Zulke klachten kunnen we niet naast ons neerleggen. Ze roepen ons op om te houden at we hebben. Dan gaat het feitelijk om de rechte en eerlijke prediking, om het kruis van Christus. Dan gaat het over de redding van zondaren die eenmaal voor het gericht gesteld zullen worden. Dat alles is onopgeefbaar. Maar dat Evangelie wordt helaas ook door velen gemist.
Vergeten we echter niet dat er ook nu nog een generatie is, die wil leven bij de bediening der verzoening. Ik hoop dat zij het pand bewaren, maar vooral, dat de Heere hun pand bewaren zal. Het verleden brengt ons tot bezinning op het heden. Waar is de God van Elia, ja Dezelve? Laten we met Izak de putten opgraven, die Abraham ooit had gegraven. Dat lijkt me een noodzakelijke bezigheid.