Hoofdstuk V

Pargr. 33         DE SCHEPPING

250
Alleen de ware religie stelt de verhouding Schepper - schepsel in een zuiver licht.

251
Andere opvattingen:

Evolutie:         toeval leidde tot de zichtbare wereld; 
Dualisme:        Plato en Aristoteles leerden het dualisme van geest en stof; 
Materialisme:  Feuerbach > atomen zijn de laatste elementen der dingen;
Pantheïsme:    God is het zijn der dingen zelf; geleerd door Pseudodionysius, Spinoza,   
                      Schelling, Hegel; absolute identiteit tussen God en de wereld.
Emanatie:       uitvloeiing, uitstorting, uitstraling of een voortvloeiing van iets.
                      Essentieel hierbij is dat de eigen wezenheid of eigenheid van de bron waaruit de uitvloeiing plaats heeft                                    gevonden, opgaat in het resultaat van zijn uitvloeiing (Wikipedia).
252
Buiten de schepping zijn er slechts twee mogelijkheden:
Òf we verklaren de stof uit de geest (Pantheïsme);
Òf we verklaren de geest uit de stof (Materialisme);

253
OT > barah = snijden, delen, vormen, scheppen; dit woord zegt niet dat alles uit niets is geschapen; wel wordt het woord uitsluitend gebruikt van het Goddelijk scheppen.
Grieks:  ktizein, poiein, qemelioun, enz.

Sommigen nemen een oorspr. niet geschapen chaos aan (Gen.1:1-3);
In dat geval ontkent men de creatio ex nihilo; deze opvatting is taalkundig niet aannemelijk.

Geen eeuwig bestaan van de woeste aarde; God alleen is eeuwig (Hebr.11:3);
Hij bestond eer de bergen geboren waren.

254
ex nihilo: leert Gods volstrekte onafhankelijkheid; sluit alle emanatie uit.
Er is een essentiëel onderscheid tussen God en de wereld.

255
God drieënig is de Auteur van de schepping; alle opera ad extra sunt communia et indivisa.

256
Schepping staat in bijzonder verband tot de Zoon (Gen.1:3; Ps. 33:6; Spr.8:22-31; Joh.1:3; 1 Cor.8:6; Coll.1:15; prototwkos pashs ktisews); Openb.3:14 (arch ths ktisews qeou);
Naast soteriologische betekenis heeft Christus ook kosmologische betekenis. Hij is Middelaar van schepping en herschepping.
Niet als noodzakelijk tussenwezen tussen God en de wereld (dualisme). Ook buiten de zonde om moest Christus dan mens worden (onjuist). Dan is de wereld, zonder de zonde, profaan.

Dus: geen dualisme tussen God en de wereld. De Zoon is in die zin archè en prototokos, dat Hij de schepping draagt en deze in Hem rust. 

257
Verhouding schepping en tijd:
Sommigen vragen zich af wat God deed voor de schepping, voor de tijd? Is Hij veranderd van rust naar arbeid?
Origines: God schiep tevoren oneindig veel andere werelden.
Pantheïsme: de schepping zelf is eeuwig.
Maar de wereld kan niet eeuwig zijn, want eeuwigheid en tijd verschillen essentiëel; de wereld is niet zonder tijd te denken.

258
Maar waarom schiep God de wereld?
Omdat Hij het gewild heeft. Sommigen: Gods goedheid is de reden der schepping; of: Gods eer is het doel der schepping.
Het eerste strijdt met de werkelijkheid (lijden en straf).
HS: Gods gloria is de oorzaak en het doel van de schepping (Anselmus, Roomsen, Luthersen, Gereformeerden).

Maar is God dan niet zelfzuchtg? God is volmaakt goed in Zichzelf. Met minder kan en mag Hij niet tevreden zijn.
Heeft God dan het schepsel nodig? Is Hij van hen afhankelijk? Het gaat Hem in de schepselen om Zichzelf.

259
Door deze visie werd zowel de natuurverachting alsook de natuurvergoding overwonnen.



Pargr. 34                     DE GEESTELIJKE WERELD

260
Coll.1:16 spreekt van een stoffelijke en een geestelijke wereld.
De Sadduceen geloofden niet in een wereld van engelen en geesten (Hand.23:8).  
Ook de 18e eeuw rekende ermee af.
Sommigen hielden de engelen voor bewoners van andere planeten.

261
Het MATERIALISME roept de reactie van het SPIRITUALISME op. Het Spiritisme bergt veel bedrog in zich. Schadelijk voor de mens. In de HS verboden (Dt.18:11)

Ten gevolge van de Copernicaanse wereldbeschouwing (heliocentrische theorie)  meende men dat andere planeten bewoond kunnen zijn. Wetenschappers ontkennen dit.
De maan: geen water en dampkring; Saturnus, Uranis en Neptunus bevinden zich nog in kokende toestand; Mercurius en Venus kennen geen aswenteling; het is daar dus zeer warm en zeer koud.
MARS: sommige voorwaarden voldoen, maar: zeer ijle dampkring, dus niet aannemelijk.

Christus sprak over de engelen; Schleiermacher denkt hier aan accommodatie.

262
Engel (kalm) > bode, gezant; dit woord kan ook mensen aanduiden.
Grieks: aggelos; Andere duidingen: zonen Gods, geesten, wachters, heiligen.

Soorten en klassen engelen:
Cherubijnen: (paradijs, verzoendeksel, Ezech.1; vier wezens: mens, leeuw, arend en stier; Zie Openb.4 (zwa);
Serafijnen: Jesaja 6; twee namen: Gabriël en Michaël.
NT: arcai, exousiai, kuriothtes, qronoi, dunameis ((Ef.3:10);
Er is rangorde en er zijn soorten. RK theologie gaf hier veel aandacht aan. Protestanten hiervoor te weinig aandacht.

263
Eenheid tussen engelen en mensen:
1. Geschapen (Coll.1:16); tijd van hun schepping: niet voor alle dingen (Remonstranten en Socinianen); wel voor zevende dag.
2. Geestelijk; Velen (Joden) dachten hun een lichaam toe. Maar: pneumata (Hebr.1:14; Ef.6:12 eap. Geen huwelijk; onsterfelijkheid (Luk. 20:35,36); onzichtbaar (Coll.1:16).
Engelen verschijnen wel in een lichaam, onder steeds wisselende gedaanten.
3. Redelijke wezens: met verstand en wil. Engelen zijn geen eigenschappen of krachten. Ze zijn rijker dan wij hier op aarde in kennis.
4. Zedelijke wezens:  zeer goed.

Onderscheid tussen engelen en mensen:
1. engelen zijn niet naar Gods beeld geschapen; sommigen menen van wel.
2. Engel is geest; de mens is geest en lichaam;
3. mens is heer der aarde, engel is dienaar in Gods schepping;
4. Engelen hebben geen bloedbanden; er is geen engelheid (mensheid);
5. Engelen zijn getuigen, de mensen zijn voorwerpen van genade;
6. Engelen staan in andere verhouding tot Christus. 

266
Verschillende dienst der engelen:
A. Buitengewoon: OT > ttv. Abraham, Lot, wetgeving, etc;
                           NT > ttv. Christus; na Christus zeldzaam; wel weer bij wederkomst.
Buitengewoon: begeleiden van de heilsgeschiedenis; nu hebben we het Woord.

B. Gewoon: God loven, waken, beschermen, verheugen, tegenwoordig zijn enz. 

Leer der beschermengelen kwam voor bij de Joden, Origines, Rome. 
Lutherse theologie voorzichtiger.
Calvijn verwierp dit alles.

Schriftberoep hiervoor: Deut.32:8; Dan. 10:13; Matth.18:10; Hand.12:15 eap. 
HB: hun voorbede is mogelijk. Toch is HS zeer sober. Daniel 10 deelt mee dat de engelen medestrijden in de aardse strijd. Mattheus 18 bevat onvoldoende bewijs.

267
Dit leidde tot engelenverering (Coll.2:18). Johannes mag echter de engel niet aanbidden.
Rome meent dat engelen en heiligen delen in de Goddelijke natuur. Concilie van Nicea (787) zette verkeerde ontwikkeling in gang.
Alle protestanten hebben dit afgewezen. Leer der engelen is wel troost en bemoediging.
 
 
 
 
 
 
 
 

Pargr. 35                DE STOFFELIJKE WERELD

268
De Religions-geschichtliche richting ziet verband tussen Genesis 1 en het Babylonisch Scheppingsverhaal.

Tell-el-Amarna brieven tonen machtige cultuur-historische betekenis van Babel. Veel Bijbelgedeelten acht men beinvloed vanuit Babel. Zelfs de Gilgamesj-sage zou de persoon van Jezus verklaren.
Hier neemt men verwantschap aan tussen Tehoom (Gen.1:2) en Tiamath. Zo ook de Rahab en de Leviathan. Toch zijn dit geen bewijzen van feitelijke mythologische sporen. HB acht deze namen personificaties en dichterlijke uitdrukkingen. In de HS zijn het geen machten die (zelfstandig) tegenover God staan.

269
Genesis 1
Genesis 1:1 geeft beschrijving van een eigen feit. Gaat dan vooraf aan Gen.1:2. Tohoe wabohoe: ledige ruimte, ongevormd, in duisternis gehuld; deze toestand duurde enige tijd.
Hier spreken we van de creatio prima (cum tempore): een voortbrengen van de stof uit niets.

De schepping in zes dagen is de creatio secunda (in tempore) en veronderstelt de voorhanden zijnde stof. De creatio secunda vangt aan bij vers 3.

270
Goede indeling: 

a/ creatio (1:1,2); 
b/ distinctio (eerste drie dagen: tussen licht en duister, hemel en aarde, land en zee); 
c/ ornatio (tweede drietal dagen);

De Geest Gods is het principe van alle creatuurlijk zijn. Levenwekkend.
Kon er licht zijn voordat de zon was geschapen? HB meent van wel. Licht is  een electrisch verschijnsel. Staat soms los van de lichtdragers.

271
Er is veel geschreven over de zes dagen (hexahemeron). Bij velen de Aristotelisch- ptolemeïsche wereldbeschouwing. 
Kopernicus kwam echter met een ander wereldbeeld. We behoeven ons vanuit orthodox standpunt niet hiertegen te verzetten. We zeggen ook nu nog: de zon gaat op.

272
De Geologie bouwde hypothese op over aardlagen en fossielen. Men onderscheidt diverse perioden en tijdperken.Toch zijn er onderling grote verschillen. Ook in de chronologie (datering van de schepping). 

274
Pogingen tot verzoening van Bijbel en wetenschap:
1.Ideële theorie: Hier houdt men vast aan de idee, niet aan de letter van Genesis 1. Poëtische beschrijving van de schepping. Anderen zien in Genesis 1 slechts een mythe. Ook Augustinus leerde deze ideële opvatting.
2.Restitutie-theorie: neemt lange scheiding aan tussen Gen. 1: 1,2 en 1:3v. In de creatio prima plaatst men alle ontdekkingen van de wetenschap. Aangehangen door veel Remonstranten. Sommigen (o.a. Delitsch): de eerste aarde (1:1,2) was de woonplaats der engelen, maar deze werd door hun val op schrikkelijke wijze verwoest. 
3.Concordistische theorie: scheppingsdagen zijn tijdperken;
4.Anti-geologische theorie: letterlijke opvatting van Genesis 1; tijd van Adam tot Noach voor veel feiten van grote betekenis. 

275
ad 1: HS spreekt ook inzake Genesis 1 over historie. Algemeen wordt daaraan vastgehouden. Maar "men zij niet te strak”. 
Ad 2: de wetenschap kan theologie goede diensten bewijzen. Ook hierin dat de schepping van hemel en aarde (1:1,2) een bepaalde tijd voorafgaat aan de zesdaagse schepping (1:3). Ante omnem diem (Augustinus, Lombardus, Thomas). 

276
ad 3: HB geeft ruimte aan hen die van scheppinstijdperken willen spreken. Toch zijn er wel ernstige bezwaren; want er blijft ook dan verschil bestaan. Tijdperken zijn ook vanuit wetenschappelijk standpunt onzeker. 
Wel dragen de dagen een bijzonder karakter. Zie de schepping van de zon op de vierde dag. Eerste drie dagen ongelijk aan onze dagen (?)

277
ad 4: Geologen bouwen op de aardlagen geologische tijdperken. Hiertegen heeft HB ernstige bezwaren.

278
De grote betekenis van de zondvloed staat onomstotelijk vast. Hier liggen aanwijzingen voor het verband tussen schepping en geologie.
HB wacht met vertrouwen de resultaten van de wetenschap af. Geen voorbarige conclusies.