Efeze 4: 14-16                                    DE IDEALE GEMEENTE                                                          190814


Liturgie:


Psalm 25:2

Efeze 4:1-16

Psalm 78:1

Ps.119:15, 22, 50

Psalm 92:7,8

Ps. 72:4,9


14 Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid, om listiglijk tot dwaling te brengen;

15 Maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus;

16 Uit Welken het gehele lichaam bekwamelijk samengevoegd en samen vastgemaakt zijnde, door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijn maat, den wasdom des lichaams bekomt, tot zijns zelfs opbouwing in de liefde.


Inleiding:

Gemeente

 We moeten naar het bekende woord van de Heere Jezus allemaal worden als een kind.

Daartegenover lijkt Paulus nu een andere lijn te trekken; hij zegt namelijk dat we juist moeten groeien naar volwassenheid. Hij acht de kinderjaren een bedreigde periode in het geestelijke leven.

Gods Woord lijkt zich op allerlei gebied tegen te spreken. Toch is daarvan geen sprake. Een huis ziet ver aan de noordkant heel anders uit dan bijvoorbeeld aan de zuidkant. Zou iemand nu slechts de zuidkant zoeken, dan vindt hij het huis nooit.

Of denk aan een ander voorbeeld: Grieken zullen het Nederlandse klimaat koud vinden; het is bij hen veel warmer. Eskimo’s daarentegen vinden het hier erg warm. Wie heeft er nu gelijk?

Ja, wie heeft het nu bij het rechte eind?

Dat is de vraag. Als het over de Bijbel gaat, is die vraag heel erg belangrijk. Heeft Paulus nu gelijk of heeft Jacobus gelijk als het gaat over de werken? We mogen niet de een tegen de ander afvallen. Dan spreken we slechts over een zijde van het huis en missen we het totale informatiepakket over die woning. Natuurlijk begrijpen we allemaal dat de noord- en de zuidkant elkaar aanvullen en ook nodig hebben.

Dat geldt dan ook van de woorden, gesproken door Jezus en door Paulus. We moeten worden als een kind. Dan bedoelt de Heere te zeggen dat we ons moeten overgeven aan Hem zoals een kind zich overgeeft aan wat vader en moeder het vertellen. Het stelt een onvoorwaardelijk vertrouwen in zijn ouders. Een kind denkt dat zijn vader alles kan.

Die houding van het kind heeft nu ieder van Gods kinderen nodig. De Heere kan alles. Dat is voor een professor misschien moeilijker te geloven als voor een eenvoudige grootmoeder. Beide moeten zij worden als een kind.

Dat vinden wij, volwassenen, moeilijk. Toch zijn er steeds meer mensen die dat eigenlijk ook wel heel goed vinden. Niet te moeilijk doen, niet zo ingewikkeld spreken en preken over God en de Bijbel, niemand kan dat immers volgen?

Deze visie heeft ook toegeslagen onder veel dominees in deze tijd. Ze stellen als ideaal een preek, die iedereen begrijpt en ook accepteert. De waarheid wordt toegesneden en afgepast op de behoeften van de (post)moderne mens. Die postmoderne mens vooral schijnt een heel bijzonder wezen te zijn. Kinderen kunnen behendig overweg met de moderne media zoals internet en mobieltjes, maar van een preek kunnen ze maar weinig snappen. Tenminste, dat vinden veel oudere mensen. Dat vinden ook voorgangers. Gelukkig voor onze kinderen dat ze best wel veel meenemen, zelfs van een moeilijke preek.

Hoe het ook zij, Paulus zou zich tegen die moderne neigingen met hand en tand verzetten. We maken dan een oneigenlijk gebruik van een Bijbelwoord. Je moet juist streven naar de volwassenheid. De christen moet groeien en toenemen en graven naar diepe waarheden, in de goudmijnen van Gods Woord.

In geloofsovergave lijken op een kind, maar in kennis en ervaring in de schoenen staan van beproefde en diep ingeleide christenen. Zo komen deze lijnen bij elkaar. Zo krijgen we zicht op het gehele huis.


De tekst spreekt over DE IDEALE GEMEENTE;


De volgende aandachtspunten komen aan de orde:

Kinderlijke dwalingen

Geestelijke groei en

Volwassen geloof;


Kinderlijke dwalingen

Het is vreemd dat de apostel moet aansporen om volwassen te worden. Gaat dat niet vanzelf? Zeker, als de voeding tenminste goed is. Wil ieder kind niet graag groot worden? De kinderen die Paulus bedoelt, niet zonder meer.

Maar welke kinderen bedoelt hij?

Laat dat eerst eens uitleggen aan de kinderen in de gemeente. Jullie weten allemaal wel, hoe mensen zich ontwikkelen. Je werd geboren en daar begon alles mee. Je leerde lopen, je kreeg andere voeding, je ging naar school en zo groei je op. Daarna komt de jeugd, vervolgens komt dan pas de volwassenheid, om daarna oud te worden.

Jullie willen wel groot worden, maar eigenlijk heb je, zolang je kind bent, een heel mooi leven. Meestal tenminste. Ook kinderen kunnen het al moeilijk genoeg hebben.

Ik heb het dan nu over het gewone leven, het mensenleven. Maar er is ook een ander leven. We noemen dat: het geestelijke leven.

Want als iemand tot geloof in Christus komt, krijgt hij een ander leven. Als hij bekeerd wordt, gaat er een nieuwe wereld voor hem open. Dat nieuwe leven leeft niet alleen van gewoon voedsel, maar het leeft van Gods genade, van Zijn Woord. Het heeft andere vreugden. De zon gaat op voor alle mensen, maar voor die mensen is Christus de Zon, ja meer dan de zon. De Bijbel is hun reisgids en Gods kinderen hun metgezellen. Ze reizen niet alleen door dit leven, maar ze weten ook van een uitgang dit leven, dat tegelijk een ingang is in het hemelse leven.

Die wedergeboorte (want zo noemt de Heere Jezus dat) is heel belangrijk. Je gewone geboorte is een feit, maar hoe weten we nu dat we wedergeboren zijn? Jezus zei het Zelf, tegen een groot geleerde, een volwassen man: U moet wederom geboren worden. Maar hij begreep er niets van.

Begrijpen jullie het? Ik moet het zo vragen: Ben je al wedergeboren? Heb je geestelijk gevoel, heb je oren aan je hoofd om naar de stem van de Heere te luisteren? Waar ligt je kracht en waar ben je blij om? Toch niet met de dingen van deze wereld zonder God? Dat gaat allemaal voorbij. Dat leidt naar de duisternis, naar de eeuwige dood. Zoek de Heere en vraag om Zijn genade.

Als we opnieuw geboren worden, begint het geestelijke leven. Grote mensen worden dan weer kind, kind van God. En daarna worden ze, als het goed is, volwassen.

Paulus gebruikt het beeld van een kind anders dan de Heere Jezus. Paulus heeft het oog op de gevaren die kinderen bedreigen.

We waarschuwen onze kleine kinderen om niet iedereen zo maar te vertrouwen. Jullie moeten nooit meegaan met onbekende mensen en natuurlijk stap je niet zomaar bij een vreemde in de auto. Jullie denken wel dat iemand, als hij maar vriendelijk is en je snoep geeft, betrouwbaar is. Helaas blijkt juist in onze tijd dat dat niet altijd waar is. Sommige oudere mensen, vooral mannen, kunnen je kwaad aandoen. Er zijn kinderen gedood door vreemden. Zo dreigend is het.

Dat bedoelt Paulus nu ook als het gaat om kinderen in de genade, gelovigen die nog in de kindsheid leven.

Ze maken een verkeerd gebruik van de woorden van de Heere Jezus dat we moeten worden als een kind. Een kind mag zijn vader helemaal vertrouwen, maar met vreemden is dat anders. Jezus heeft het over het vertrouwen van je vader of moeder, maar Paulus heeft het over een misplaatst vertrouwen in vreemdelingen.

Er waren en er zijn dwaalleraars; dat zijn mensen die ook in God geloven, zoals zij zeggen. Maar sommige dingen staan hen niet aan in het geloof, zoals dat ook met ons zo zijn kan. Ze geloven bijvoorbeeld niet dat Jezus de Zoon van God is; of ze geloven niet echt dat Hij is opgestaan. Zo willen zij hun opvattingen ook verbreiden onder de mensen. Ze doen dat ook omdat zij Paulus niet accepteren als dienaar van God.

Zulke dwaalleraars moeten we niet geloven. Ook Johannes zegt dat: "Gelooft niet iedere geest, maar beproef de geesten of ze uit God Zijn…..” (1 Joh.4:1).

Dwalingen zijn er in deze tijden genoeg. Ons bedreigt het gevaar dat we te goedgelovig zijn. Men zegt: er zit altijd wel iets goeds in. Dat kan dan wel zijn, maar als er ook tegelijk iets kwaads in zit, heeft dat goede geen kracht. Het moet geen halve waarheid worden.

Deze dwaalleer wordt benoemd met schokkende taal.

Deze dwaalleraars zijn bedriegers, zo zegt hij. Maar Paulus, hoe durf je zo ver te gaan? Oordeel je nu niet te makkelijk over anderen? Ik hoor het u zeggen. Je mag niet oordelen over een ander.

Nee, dat is ten dele waar. Maar ook de Heere Jezus heeft in dezelfde bewoordingen gesproken over wolven in schaapsklederen (Matth. 7:15). U hebt zelfs de plicht om kritisch te luisteren.

De duivel heeft hier de hand in en hij is in ieder geval een bedrieger; hij is de mensenmoordenaar van den beginne. Onderken de listen van de duivel. Hij maakt gebruik van mensen en omstandigheden. Zoals hij Eva verleidde, zo doet hij dat telkens weer opnieuw. Dat bedreigt kerkgangers en christenen, maar het bedreigt nog erger Gods levende volk. In Paulus’ dagen waren er die leerden dat je gerust mag zondigen, want je krijgt dan des te meer genade (Rom.6:1). Zo’n lichtvaardig omgaan met de zonde zien we ook nu weer in een verhullende wijze terugkomen.

Het listige blijkt nu daarin, dat ze een schijn van waarheid lijken te hebben. Dat zien we in de tekst. Hier wordt gesproken over allerlei wind van leer.

Kijk eens naar het woord "wind”. U herkent dat woord vast wel vanuit het Pinksterevangelie. Toen waaide het in het gebouw waar de discipelen bijeen waren. De wind is een bekend beeld voor de Heilige Geest. Hier staat nu ook weer dat woord. Maar in het Grieks wordt hier een ander woord gebruikt. Niet het vertrouwde woord "pneuma”, maar het woord "anemos”. Er waait wel een wind, maar het is een verkeerde wind. Het lijkt er wel op, maar het is misschien een sirocco, die alles doet uitdrogen, of het is een cycloon, zoals er tegenwoordig zovele de kusten van Amerika teisteren.

Kunt u dat onderscheiden? Je ziet het aan de gevolgen. De Kerk wordt erdoor verstoord en afgebroken, de gemeenten lopen leeg en het onderscheid tussen kerk en wereld zie je niet meer.

We zien hier dat Gods Woord ons wil leren onderscheiden. Daartoe moeten we wel bekend zijn met de rechte leer. Dat woord staat hier ook in de tekst (wind van leer). Het is niet toevallig dat de meeste kerkmensen tegenwoordig een afkeer hebben van de leer. We houden niet van leerstellige preken. Het moet praktisch zijn en eenvoudig; niet te diep nadenken over de dingen.

Maar zo drijven we af. Wat hier ook duidelijk blijkt is, dat dwalingen beginnen op de kansels. Dat was in Paulus’ dagen ook al zo. Ik zou hier allerlei namen kunnen noemen van bekende theologen, zoals Kuitert enzovoorts; deze voorgangers begonnen wel goed, maar zij ontwikkelden zich verkeerd. Allerlei dwaalleraars worden zodoende niet onderkend.

Denk niet alleen aan die namen. U moet evengoed vertrouwde namen, zoals die onder ons leven, toetsen aan de Schrift. Dat moet u mij doen en dit geldt dus iedereen. Wij als dienaren hebben een grote verantwoordelijkheid en dat moeten we meer beseffen. Maar die verantwoordelijkheid is er ook bij u.

Wordt het op die manier niet erg moeilijk, zo denkt u?

Niet moeilijker dan in het gewone dagelijkse leven. Als u een medicijn gebruikt, zit er een bijsluiter bij. Je wordt er bang van als je die leest. En het ergste is dat u de verantwoordelijkheid draagt als er iets verkeerd mocht gaan. Zo is het nu ook hier.

Het wordt nog iets moeilijker, als ik nog een woord in de tekst naar voren haal. U ziet hier ook het woord "listig”. In het Grieks lezen we een woord, dat ons wel bekend is. Er staat een woord waar ons woord "methode” van is afgeleid. Letterlijk opgevat: een andere weg bereizen en gebruiken.

De dwaalleraren gaan methodisch te werk. Ze gebruiken een bepaalde tactiek. Je hebt nauwelijks de moed om er tegen in te gaan. Als men zegt: "Je moet met je tijd meegaan”, dan is dat zo’n methodische dwaling. Natuurlijk zijn er dingen waarin je moet meegaan, maar er zijn natuurlijk ook zaken die vast blijven staan. De duivel grijpt telkens weer van het een naar het ander. Eerst anders zingen met het vrije lied, daarna anders preken en tenslotte anders leren. Momenteel veroveren gezangen de kerk, voorgangers putten zich uit om alles maar simpel te zeggen; ze behandelen de gemeente als kinderen. Daar hebt u van die methoden, die in deze dagen worden gebruikt.

Weer de vraag: wordt het niet te moeilijk?

Geliefden, die vraag op zich is al wat verkeerd gericht. Er zijn zeker heel veel getrouw predikers, ook nu. Maar u moet wel horen wat de Geest tot de gemeente zegt. U moet wel horen of er een goede wind waait of een verkeerde wind. Let dan maar op de uitkomsten en de resultaten.

Wees niet als een kind in argeloosheid. Zoek toe te nemen, wacht u voor achteruitgang. Als u de Heere kent, wordt u aangespoord om op te wassen in de genade en de kennis van Christus. Ook kinderen van God zijn geneigd te gaan rusten op hun eerste beginselen. Als je maar een kind bent en als je maar op de weg bent, dan lijkt het wel goed. U rust misschien op uw bekering van destijds, u mocht geloven in beginsel de Heere te kennen, u kreeg een afkeer van de zonde en een begeerte om Jezus te leren kennen. U bent geneigd daarop te gaan steunen. Uw bekering wordt uw grond. Heimelijk kunnen we het soms zo goed zonder Jezus stellen.

Maar, laat ik u mogen vragen of u weet dat uw zonden vergeven zijn door het bloed van Christus? Hoe staat het met dat andere hoofdstuk uit uw leven, namelijk uw heiligmaking? Verwaarloosde vragen?

Helaas, vaak wel. Daarom de noodzaak om te groeien vanuit het goede beginsel tot de volle kennis der zaligheid.

Leer volwassen te denken en te leven en te geloven. Wat houdt dat in? Dat blijkt als we het zullen hebben over


II Geestelijke groei

In vers 15 wijzigt zich de beeldspraak. De doorgaande lijn in dit gedeelte is dat het gaat over de gemeente als het lichaam van Christus. En dat lichaam, de gemeente, moet zich ontwikkelen tot volwassenheid. In vers 14 echter spreekt Paulus nu over de individuele gelovigen. Het ging daar, zoals we gezien hebben, over de persoonlijke groei die iedere christen moet vertonen.

In dit vers (15) neemt hij het beeld van de gemeente, van het lichaam weer op. Hij spreekt hier immers over het Hoofd van het lichaam, Christus. Christus is het Hoofd van Zijn lichaam, de gemeente.

In de gemeente moeten waarheid en liefde hand in hand gaan. Er staat: "de waarheid betrachtende in liefde”.

Tegenover de dwalingen van het vorige vers stelt de apostel nu de waarheid. De dwaling tast de waarheid aan. Maar in de gemeente moet die waarheid hoog gehouden worden.

Het is gewaagd om in onze tijd te spreken over de waarheid. Alles is relatief en betrekkelijk. Pilatus stond reeds sceptisch tegenover een vaststaande waarheid. De postmoderne mens volgt hem daarin na. Zo modern is dus de mens van nu toch ook weer niet.

Het is waar dat de waarheid moeilijk te vinden is. Ze ligt niet op straat. Maar de waarheid bestaat wel. Over uw ziekte bijvoorbeeld, waar misschien onderzoek naar gedaan werd; u wilt dan ook wel dat de arts u de waarheid vertelt. U weet dat leven met twijfels onzekerheid met zich mee brengt. Als de waarheid, zelfs in uw nadeel, bekend wordt, geeft dat toch een gevoel van rust.

De waarheid over uw eeuwige toekomst bestaat ook. Als u nu zou sterven, is er geen twijfelen aan: het is of de hemel of de hel. Of u zelf de waarheid daarover weet, is een andere zaak. Het is aannemelijk dat u die grote en belangrijke waarheid ook zou willen weten. Weet u de waarheid over uw toekomst? Moeilijk om erachter te komen? Dat is wel waar. Veel mensen weten het niet. Ze leven met een vraagteken.

U misschien ook. Er zijn ook wel mensen die te snel menen dat zij de waarheid nu wel weten. Ze veronderstellen dat zij vanwege Gods liefde niet verloren kunnen gaan. Het is echter niet meer dan een veronderstelling. De tekst spoort ons aan de waarheid te kennen.

Leren we deze waarheid kennen uit ons catechisatieboekje?

Onze jongeren zullen onmiddellijk tegenwerpen dat dat voor hen niet genoeg is. Nee, we hebben iets anders nodig, we hebben Iemand anders nodig. Jezus heeft gezegd: Ik ben de Waarheid. Als we Hem leren kennen, krijgen we zicht op de waarheid.

In Hem ligt de Waarheid vast. Waarheid krijgt hier de betekenis van betrouwbaarheid. U kunt op Hem aan. Zijn woorden zijn de waarheid. Als we Hem leren kennen, worden we zelf ook waar. Dat ligt hier ook in de tekst. Er staat eigenlijk dat we in waarheid moeten handelen. We moeten ook zelf waar zijn. Daar ligt de nadruk op. De dwaalleraars zijn bedriegers, Gods kinderen moeten in waarheid en oprechtheid handelen en spreken.

Als Jezus voor Mij de Waarheid wordt, krijgt die waarheid ook invloed op mij. Dat gebeurt vanuit Hem.

Paulus voegt bij de waarheid de liefde. Heeft hij geweten van mensen die ijveren voor de waarheid, zonder dat zij iets kennen van de ware liefde?

Daar heeft hij zeker wel van geweten. Sterker nog, hij was zelf ooit ook zo iemand. Later zal blijken dat de gemeente van Efeze helaas ook de liefde steeds meer ging missen, de eerste liefde namelijk (Opb. 2:4).

Waarheid zonder liefde is dorre stof, het uit zich in kille klanken. Daar komt geen catechisant van onder de indruk, daar wordt geen gemeente door gesticht. Het zit allemaal een voet te hoog. Het blijft een zaak van hersenschimmen. Dat gevaar bedreigt ons ook. Juist in dagen van verval staan de ijveraars op. We missen van nature niet alleen de waarheid, maar ook de liefde.

Liefde verandert alles totaal. Met liefde kun je zelfs met je kinderen spreken over de hel. Hoe gunnend zullen we dan gaan spreken over de hemel. Kunnen we met liefde spreken over de Drieenige God? Kunnen we zeggen met Petrus: Gij weet dat ik U lief heb? De bruid kende de liefde en dus ook de waarheid toen ze zei: "Mijn Liefste is blank en rood en Hij draagt de banier boven tienduizend” (Hgl.5:10).

Deze liefde glipt zo maar ongemerkt tussen de dogma’s weg. Liefde kunnen we alleen leren aan de voeten van Jezus. Maar liefde houdt ook de waarheid in stand. Want het is ook liefde tot God en Zijn waarheid. Zo kan dit heerlijke tweetal ons leiden en sturen. Met deze leidslieden wordt de leer ons dierbaar. Want deze liefde is uit God en de Waarheid is in Christus.

De Heere bedoelt hier te zeggen dat de waarheid eigenlijk alleen maar kan functioneren als deze hand in hand gaat met de liefde.

Het eigenlijke doel van de tekst wordt gevonden in het woord "opwassen”. We hebben het namelijk over geestelijke groei. Opwas naar volwassenheid. Volwassen denkende en levende mensen laten zich niet zo maar meeslepen met iedereen. Zij onderkennen de gevaren. Zij hebben de waarheid leren kennen en onderscheiden deze van de leugen.

Waarin bestaat nu deze volwassenheid?

Een volwassen mens is gegroeid in kennis, kracht en ervaring. Dat zijn drie sterke pijlers voor het leven.

De kennis komt voort uit het "bekend” zijn met Jezus Christus. Denk aan de bekenden van Hem zoals deze stonden bij het kruis. Ze moesten een lijdende Jezus leren kennen. En later kregen zij zicht op de opgestane Heere. En er is later nog veel meer gevolgd. Paulus spreekt elders over de onnaspeurlijke rijkdom van Christus.

Bent u bekend met Jezus, bent u een bekende van Hem/ Kent u Hem en kent Hij u? Zoals geliefden elkaar kennen? Je kunt Hem alleen maar leren kennen in de omgang. Door met Hem te spreken en in Hem met de drieenige God. Op die manier ontstaat er ook te meer zelfkennis. Dat behoort bij een volwassen christen.

Ds. Riekel stond vroeger in een bepaalde gemeente. Iemand zei toen tegen hem dat daar wel veel volk van God woonde. Hij antwoordde toen: ja, veel gedrochtelijk volk…… Zulk een volk is nu de tegenstelling van het volwassen geestelijke leven.

Volwassenheid heeft ook iets te maken met geestelijke mondigheid. Ik bedoel het koninklijk priesterdom, waar Petrus over schrijft.

Naast kennis kent een volwassene ook kracht.

Dat is wel een wonderlijke kracht. Gemakkelijk zouden we hier een verkeerde kant kunnen uitgaan. Natuurlijk geen Tarzankracht of domme kracht is bedoeld. Dat bestaat namelijk ook in geestelijke dingen. Het is niet het monument voor ons sterke ik, ons schitterende ego. Ook christenen kun je in die gestalte vinden. Zoals Simson riep: Met een ezelskinnebak heb ik duizend man geslagen (Richt. 15:16). Ons eigen "ik” is de wortel van alle kwaad. Het is de beste vriend van de oude mens. Het hult zich heel makkelijk in het kleed van de ootmoed. Het stemt alle schuldbelijdenissen toe, maar blijft desondanks op de been. Het is in kerk en godsdienst misschien wel de meest vitale en taaie verschijning. Wie kan hem ontmaskeren?

Diezelfde Simson echter moest, toen hem dorstte, pijnlijk leren dat niet hij, maar de Heere hem de overwinning had bezorgd.

De kracht van een geestelijk volwassen mens bestaat in …. zwakheid. ‘Als ik zwak ben, dan ben ik machtig” zo riep de apostel uit. Maar daarin is de levende kerk dan ook sterk. Gideon, in zijn uiterste zwakheid, moest heengaan in de kracht van zijn zwakheid. Zo alleen kon hij met driehonderd man de vijand met zijn leger van 130.000 mannen verslaan.

Een volwassene is ook groot geworden door ervaring.

Gods verborgen omgang vinden zielen, waar Zijn vrees in woont. Het gaat hier om de bevinding der heiligen. Toen ik nog een jongen was, zei een oude dominee eens tegen mij: Je moet de oefeningen nog meemaken. Gods kind kan terecht komen in de meest donkere en duistere dalen, maar hij mag dan toch weten vanuit de ondervinding, dat de Heere helpt in nood. Dat weet hij uit ondervinding. In het verleden meegemaakt. Dat geeft meer rust en overgave. Het is hem geleerd dat het bloed van Christus reinigt van alle zonden.

Deze volwassen staat van het lichaam dankt het voor een groot deel aan het Hoofd, namelijk Christus. Hier wordt de algehele afhankelijkheid van het Hoofd, van Christus, uitgesproken.

Natuurlijk kan een lichaam zonder hoofd niet bestaan. Het is zonder leven, het is dood. Het hoofd heeft organen en zintuigen, die onmisbaar zijn voor de leden van het lichaam. Voeding, gezicht, gehoor, reuk, gedachten, zuurstof, het komt allemaal via het hoofd binnen en zo bereikt het de ledematen.

Denk aan een zwemmer. Zijn lichaam is onder water, maar zijn hoofd is boven water. Zolang het zo blijft, gaat alles goed.

Deze volwassenheid wordt door onze tekst enigszins bedoeld. Zo komt er dan ook ruimte voor onze derde gedachte, een


III Volwassen geloof

In vers 16 wordt het beeld van het lichaam nader uitgewerkt. We hoorden al dat Christus het Hoofd is van dat lichaam, dat Zijn gemeente voorstelt.

We vinden hier een beschrijving van de ideale gemeente. Het lichaam in zijn optimale gesteldheid wordt ons hier voorgesteld.

In een gezond lichaam functioneert alles wonderlijk goed. Beseft u wel dat uw lichaam een wonderlijke wereld is? Een samenstel van duizenden van wonderen. Geen enkele chemische fabriek evenaart ons daarin.

Dat moeten we leren als we iets mankeren of als we ziek worden. Dan merk je ineens dat het helemaal niet normaal is dat alles wel goed gaat. Wie beseft dat er in zijn bloed dagelijks een hevige strijd gestreden wordt? Wie begrijpt iets van het ingewikkelde stelsel van de hersenen? Elk orgaan is een wonder. Hoe bestaat het dat we zien kunnen?

U hebt een motor in uw borst, die uw leven lang aan het werkt is. Uw hart neemt nooit vakantie. Het tilt gemakkelijk honderd kilo enkele trappen op. Het werkt niet op benzine of stroom, maar op zuivere groene energie. Op Goddelijke centrales is het aangesloten. Je merkt ook nauwelijks dat het er is. Maar als er maar iets aan mankeert, merk je het best.

Zo is het nu met elk orgaan.

In vers 16 leest u iets over de wonderen van uw lichaam. Alles is bekwaam, kunstig en wonderlijk samengesteld. Alle organen vullen elkaar aan. Geen daarvan kan gemist worden. Dat laatste wordt ook in deze tekst duidelijk gemaakt. De zinsbouw is in elke vertaling moeilijk als geheel te vatten. Het is echt een zin zoals er die bij Paulus vaker vinden. Onze vertaling spreekt over elk deel naar zijn maat. Dus elk deel is nodig tot opbouw van het lichaam. Dat geldt natuurlijk van het hart, maar het heeft evengoed betrekking op de blinde darm. Elders werkt de apostel dit beeld nader uit (zie 1 Corinthe 12).

Bedenken we wel dat Paulus hier spreekt vanuit het beeld van het menselijk lichaam over de gemeente. Ook uw en onze gemeente Ieder lid is nodig. Ieder heeft een roeping. Dat lijkt idealistisch gedacht. Zeg dat niet te snel. Een gemeente is, ook nu nog, een bron van meeleven. Dat merken we het best als we ziek zijn. Helaas geldt dat meeleven meer de lichamelijke kant van de zaak als de geestelijke. Maar meeleven, onderling samenspel, is er wel terdege. Meer dan in een stadion met zeventigduizend aanwezigen!

In de wereld wordt de harde strijd om het bestaan te strijden; en dat niet alleen. Er wordt ook gevochten met het beste deel; we strijden ook vooral als mensen voor onze rechten en onze plaats. Kom op voor jezelf. Dat is echter volkomen in strijd met de opbouw van ons lichaam.

Maar is het in de kerk nu werkelijk zo idealistisch? O nee, zeker niet. In onze gemeenten werkt ook wel een zeker afweermechanisme. Een vreemd lichaam, bijvoorbeeld bij transplantatie van organen,. Wordt afgestoten, het wordt niet geaccepteerd. Dat roept ook de vraag op of orgaandonatie, zoals wij dat tegenwoordig kennen, wel tot in het extreme moet worden doorgevoerd. Toch spreken we over de ideale gemeente, zoals deze er zou moeten zijn voor het aangezicht van God.

Deze onderlinge betrokkenheid kan er alleen maar zijn als we de band aan het Hoofd kennen. Vanuit Christus kan de gemeente pas echt als gemeente functioneren. Sociale verbondenheid, zoals dat soms in gemeenten bestaat, is op zich niet de basis voor de gemeente. Bestaan er in uw leven geestelijke banden met de gemeente? Allereerst vanwege get Woord en de werking van Gods Geest in uw midden, maar ook vanwege de aanwezigheid van levende kinderen van God?

Liggen hier niet de pijnpunten in het kerkelijke en geestelijke leven? Waar gaan de gesprekken over, ook na de dienst? Elke preek zou een veelheid van gespreksstof moeten oproepen. Het zijn zaken die we niet kunnen maken; maar het besef dat we dat missen, kan ons nader leiden tot de bronnen die in Christus zijn.

Er is nog meer te zeggen over het beeld van het lichaam.

Ik denk aan de voegselen der toebrenging. Sommige vertalingen denken hier ook aan het skelet of het geraamte. Het is van onschatbare betekenis. Maar als we lezen over "toebrenging”, dan denken we ook aan de bloedsomloop en het zenuwstelsel.

Het bloed zorgt voor de juiste verdeling en distributie van de voedingsstoffen. We eten en ons voedsel is binnen enkele uren verdeeld over ons gehele lichaam. Een groot wonder. Het wordt eerlijk verdeeld.

Transport en logistiek in de wereld vertonen een ingewikkeld stelsel van infrastructuur, die hard nodig is. Zo’n wereld is uw bloedsomloop in het klein. Welke stoffen worden door het lichaam naar alle richtingen gedistribueerd? Dat is niet anders dan het Brood des levens. Het betreft het schriftuurlijke onderwijs dat mensen kan opbouwen tot een levend geloof. En u weet toch wel, dat een half uurtje gebrek aan zuurstof onze hersenen onherstelbaar beschadigt? Denkt u dan dat gemeenteleden zo maar ongestraft zich kunnen onttrekken aan de prediking van het Evangelie? Het gevat voor u de mineralen en de vitaminen die voor het lichaam nodig zijn. Vinden we het dan vreemd, als veel leden nauwelijks gezond zijn of zelfs in ernstige mate lijden aan geestelijke kwalen?

Geestelijke doorbloeding is nodig. Dat leert ons heel simpel de opbouw van het menselijke lichaam. Ik moet toegeven dat het een ver ideaal is, dan onbereikbaar schijnt en is voor ons allen. Maar die toebrenging waar we het over hebben, het transport, moet toch wel onze aandacht hebben. En weet u wat nu zo erg is? Als uw voeten geen goede doorbloeding hebben, dan doet u daar van alles aan. Maar als uw ziel dat alles mist, dan laten we na om de juiste raad op te volgen.

Leer daarom uit dit mooie beeld van uw lichaam. Laat uw lichaam niet heersen over uw ziel. Zoek aansluiting op de energiebronnen die er zijn.

De toebrenging van de bloedsomloop is derhalve van het grootste belang. Ik wijs daarnaast nog op een andere vorm van transport in uw lichaam. Ik noemde reeds de zenuwen die fijnmazig vertakt door heel uw lichaam heen hun werk doen. Welk werk? We hebben daar maar nauwelijks enig inzicht in. Als er geen zenuwen waren, zou u nauwelijks pijn voelen. Dat zou toch wel veel beter zijn, zo denken we dan? Toch heeft de Heere deze niet voor niets gegeven. Ze dienen zich aan als er iets niet goed gaat met organen. Denk eens aan uw tanden en kiezen. U hebt wel eens zenuwpijn gevoeld in uw kies, bij de tandarts in de stoel. Als die ontsteking in uw kies niet zou worden opgemerkt en gesignaleerd, zouden er de grootste rampen uit voortkomen. Het zou uw hele lichaam kunnen aantasten. Gevoelige zenuwen zijn toch nuttig; we kunnen daardoor werken aan herstel en verbetering van een orgaan.

Zo zou ook de gemeente allerlei pijnsignalen moeten onderkennen. Bij mensen die in nood en moeite zich bevinden, of zij die in eenzaamheid leven worden die signalen afgegeven. De Gemeente moet dat opmerken. Er zijn aangevochtenen, er zijn twijfelmoedigen, er zijn bestredenen onder ons. Misschien leven zij hun noden uit in het verborgene, maar eigenlijk zouden hun signalen moeten worden opgemerkt.

Ook als er geestelijke noden zijn. Durft u zich in de gemeente uit te spreken over de zware last van uw zonden? Durft u aan te geven dat u zo te strijden hebt met kleingeloof en ongeloof? Is er in uw gemeente plaats voor u als u8 vanwege deze kwalen niet aan het Avondmaal gaat? Of werkt dit afstotend, zoals helaas vaak gebeurt?

Zo biedt het beeld van het lichaam, ook van het geestelijke lichaam van de gemeente een bgevarieerd en boeiend beeld op. Maar nee, het is niet altijd zo boeiend. De gemeente kan misschien wel lijken op een stervend lichaam op de operatietafel in het ziekenhuis. U kunt dit beeld eindeloos uitwerken.

Denk om uw lichaam. Bovenal: denk om uw ziel. Zoek aansluiting op de toebrenging. Dat is uiteindelijk het werk van de Heilige Geest. Hij woont in de gemeente. Er is voorziening genoeg. Hij wil in u wonen en werken. Dat is een troost. Met minder echter kunt u niet toe. Alles wat buiten de Heilige Geest aan drukte en aan leven bestaat, kan de toets van Gods Woord niet doorstaan. Commissies en consulenten kunnen dat gebrek niet wegnemen. Het gevaar bestaat dat we met allerlei surrogaat aan de haal gaan. Dat is grove miskenning van de Geest des Heeren, Die in u wonen en werken wil.

Kom, Schepper Geest, bezoek Uw kerk!


Amen