EEN TERUGBLIK
 
Hier volgt een doorkijkje in de loop van ons leven, zoals dat tot nu toe geweest is.
Ik zelf ben geboren in de stad Utrecht, kort voor de oorlog, die ik me dus ook nog goed kan herinneren. Kort na de oorlog verhuisden we naar Naarden, omdat mijn vader, toen nog lerend ouderling, een benoeming naar die plaats had aangenomen. We woonden binnen  de muren van de vesting, wat aan mijn jeugd een bijzonder karakter verleende. In die vroege jeugd waren er kinderlijke indrukken van het Woord Gods in mijn ziel. Er was in Naarden een kleine gemeente, waar betrekkelijk velen de Heere mochten vrezen. Na de avonddienst was het niet ongebruikelijk dat er soms wel tien tot vijftien mensen uit de kerk mee naar boven gingen (we woonden toen boven de kerkzaak) om te spreken over de wegen des Heeren. Dat maakte grote indruk op mijn kinderziel. Stel je voor: men kon zodanig spreken over de leidingen van de Heere, dat je er als kind met genoegen naar luisterde. Er waren toen echt identificatiefiguren.
We hebben fijn kunnen spelen op de wallen en rond de grachten van het stadje. Daar heb ik de eerste auto's zien verschijnen tijdens de jaarlijkse uitvoering van de Mattheus Passion en ook daar kreeg ik mijn eerste orgellessen.
Na Naarden volgde Zwijndrecht. Inmiddels was vader predikant geworden en kreeg hij beroepen, waaruit hij dat van de gemeente Zwijndrecht aannam. Een grotere gemeente, bevolkt door vooral tuinders (van de koude grond, dus zonder kassen en glas). Het land van bloemkool, die prima groeien wilde op de zware klei.
Na de avonddienst bleven de broeders nog een uur napraten over de gehoorde preken. Ze rookten daarbij voor en na de dienst dikke sigaren; als de kerkenraad bij het aanbreken van de dienst binnenkwam, walmde de sigarenrook voor hen uit de kerk in. Dat kon allemaal en niemand vond het vreemd. Men verbaasde er zich ook niet over dat een knaap van 11 jaar leerde roken op de Knapenvereniging.
In Zwijndrecht beleefden wij de watersnood. De dijk bij Zwijndrecht brak het eerst door, maar het water kwam toch niet veel hoger  dan een centimeter of vijftien. Dat gaf echter wel veel overlast. Ik herinner me die zondagochtend nog goed: loeiende sirenes van de brandweer door de straten, een storm die met orkaankracht raasde en de noodklokken van de Roomse kerk, die ons wilden wakker maken. Een angstig gehoor.
Ik ging vanuit Zwijndrecht dagelijks naar de school. Eerst naar de lagere school, daarna naar de Mulo en toen verder naar het Christelijk Lyceum (afd. Gymnasium) in Dordrecht. In deze periode riep de Heere mij tot het ambt; voor mij was dat heel duidelijk. Hoewel de weg daartoe voor mij door omstandigheden toe gemuurd scheen, heeft de Heere langs een wonderlijke weg mij verder geleid naar de Theologische School in Apeldoorn. Toen het zover was, waren we al verhuisd naar Alphen aan den Rijn, waar ik eerst nog de middelbare studie mocht afmaken.  
De studietijd in Apeldoorn had veel weg van een woestijntocht. Dat lag niet aan de opleiding, het had veel meer te maken met de geestelijke strijd die ik te strijden had binnen de muren van mijn eigen ziel. Daar kreeg ik te maken met moeilijke vragen over de uitverkiezing. De Heere heeft me daar persoonlijk uit verlost, toen de tekst uit Ezechiel 33:11 met kracht in mijn ziel kwam. Er waren dagen dat er voor mij geen belofte in de BIjbel stond. Ik las alleen maar bedreigingen en vloekspraken. Maar hoe menigmaal gaf de Heere nieuwe openingen om voort te kunnen gaan op de weg naar het ambt. Veel woorden uit Jesaja's troostboek gaven me krachtige ondersteuning.
Ik heb er ook depressieve dagen beleefd. Later heeft zich dat nog eens herhaald, maar daarna ben ik er feitelijk voor bewaard.
Tijdens de studie stierf mijn moeder in 's Gravenzande en werd mijn vader dus weduwnaar. Tien jaar lang heeft hij dat verlies oprecht en met Gods hulp kunnen dragen, totdat de Heere hem ook uit dit leven wegriep in 1971. Hij stond toen in Elburg.
Aan het einde van mijn studententijd leerde ik in het nabijgelegen Ede mijn toekomstige vrouw kennen. Hennie van Beek, behorend tot de chr. geref. gemeente van Bennekom, waar toen Ds. P. van Zonneveld stond.
 

 

 


 
   

 


Haar broer is Ds. R. van Beek, die o.m. in Veenendaal heeft gestaan. Daarnaast heeft zij nog twee broers; Rinus in Bennekom, gehuwd met Riet van Reemst en Jan in Veenendaal, gehuwd met Klara Visser.

We leerden elkaar kennen tijdens een logeerzondag die ik in hun gezin doorbracht. Omdat broer Rijk ook in Apeldoorn studeerde, was ik daar een zondag te gast. Haar moeder overleed al op jeugdige leeftijd, nog maar 55 jaar oud. Dit gebeurde toen we al in onze tweede gemeente woonden, in Middelharnis. Moeder van Beek was een Godvrezende vrouw, die overal zocht waar ze het Woord maar kon horen en waar haar leven verklaard werd. Ds. J. van der Poel stond in die dagen in Ede aan de Schaapsweg; ook daar kerkte ze wel eens. Men behoorde kerkelijk echter onder de gemeente Bennekom, waar toen Ds. van Zonneveld stond, zoals reeds werd gememoreerd. Bij hem heeft Hennie ook belijdenis des geloofs afgelegd. Het sterven van mijn schoonmoeder heeft ons erg aangegrepen. Ze nam een heel grote plaats in binnen de familiekring, ook vanwege haar geestelijke uitstraling. Bijkomende moeilijkheid was dat we in haar zieke dagen in Middelharnis woonden, op grote afstand dus. Hennie ging echter vrijwel iedere week naar Ede, een hele reis in die dagen. Het gemis van haar moeder is haar gedurende heel haar leven sterk bijgebleven. 

Mijn schoonvader is jaren later opnieuw getrouwd, nu met Marrigje Sterk uit Leerbroek. Zij hebben nog vele jaren samen uit Gods hand gekregen. Het was een bijzonder e dienst, toen ik hun huwelijk in de Hervormde Kerk van Leerbroek mocht bevestigen.

We kregen vijf kinderen: Wilma, Carlien, Coen, Marnix en Pieter. Vier van hen zijn op dit moment gehuwd. Wilma trouwde met Paul Held, afkomstig uit Harderwijk. Carlien vond in Rob Donker een levensgezel; hij kwam uit Deil. Marnix huwde Annemieke van Voorden uit Rotterdam. Pieter trad in het huwelijk met Annemarie van den Broek uit de Bilt. Doordat we het hele land hebben doorgetrokken, bleven er in elke regio soms wel een of meer achter.
 
Nijkerk was onze eerste gemeente; ze was niet lang tevoren geinstitueerd, zodat het prille begin alles een heel eigen karakter gaf. Ik werd er door mijn vader bevestigd met een preek over Ezech.33:7; "Mensenkind, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het Woord uit Mijn mond horen en hen van Mijnentwege waarschuwen". In de avonddienst mocht ik intrede doen met de tekst die toen in mijn leven heel veel voor mij betekend heeft: "Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen, maar daarin heb Ik lust dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve; bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt ge sterven, o huis Israels?" (Ezech.33:11). 
De kleine groep van ruim honderd leden deed er alles aan om als gemeente een predikant te kunnen onderhouden. De offervaardigheid was enorm. De eerste zondag waren er 45 mensen onder het gehoor. Dat gaf even een schrik. De kerkenraad echter stond pal voor de belangen van de gemeente en de dominee.
We zijn er niet lang gebleven. Mijn jaargenoten, Bouw en den Butter, vertrokken ongeveer in dezelfde tijd uit hun gemeente. Niet iedereen begreep dat. Maar: als ik een dag doorfietste, had ik alle bejaarden bezocht. Voor mijzelf speelde vooral mee dat de lasten voor de gemeente eigenlijk te zwaar leken te zijn. Ik meende er, in Gods leiding, goed aan te doen om en beroep aan te nemen. Maar de kerkenraad deelde dat gevoelen niet. Er was teleurstelling en later heb ik wel eens gedacht dat de klap toch te zwaar was.
 
 

 


 

 

We denken nog steeds met buitengewoon veel respect en genoegen terug aan de paar mooie jaren in Nijkerk.
Het was in die dagen vrij normaal dat kerkenraden na een jaar al pogingen deden om predikanten uit hun gemeente weg te halen. Dat kon eigenlijk niet, maar het gebeurde wel, ook met mij. Maar het duurde tot bijna 1967, dat er enkele beroepen kwamen. Werkendam rekende een beetje op mijn komst, maar de weg liep anders. We trokken naar de Zuid-Hollandse eilanden, naar Middelharnis op het eiland Flakkee. Gezien de grootte van de gemeente, begon het daar eigenlijk pas echt.
 
 

 

 

Kerk en pastorie stonden aan de Hoflaan. Grote namen hadden voor mij de gemeente gediend. Ds. N. de Jong was een begrip op het eiland. Ik heb in diepe afhankelijk moeten en mogen dienen. Toch ook met kracht, die de Heere me had verleend, toen ik op een middag de bewuste verlossing van mijn ziel mocht beleven. Dat vergeet je nooit. Daardoor kon ik ook in de prediking te meer spreken over de bediening van Christus; er was soms een bouwen op allerlei standelijke bevindingen onder de mensen, waarbij Christus ver weg bleef, buiten de horizon. Later moet je jezelf ook weer afvragen of het allemaal zo goed gedaan werd. Welnee, ons werk is altijd en overal met zonde bevlekt.
Elke gemeente heeft een eigen sfeer. Middelharnis ook. Een ruime kerk, een fijne pastorie, veel banden binnen de gemeente. Een hof achter de pastorie, die voor ons als groentetuin werd bijgehouden. Ik heb er heldere kinderen Gods mogen ontmoeten. Er was in die tijd nog iets te vinden van de onderlinge bijeenkomsten aan huis. Ik zou heel veel namen kunnen noemen. Elders op deze site plaats ik verschillende foto's van mensen, die een bijzondere weg hebben mogen gaan, mede ook door de prediking. In die periode overkwam ons gezin een auto-ongeluk, waardoor ons leven ingrijpend veranderde. Ik heb daardoor een van mijn ogen verloren. MIjn vrouw en onze beide dochtertjes zaten ook in de auto. We werden allen gespaard, maar het kwam hard aan. Een dronken automobilist, die zo maar de snelweg opreed.
De tijd in Middelharnis was kennelijk de drukst bezette tijd uit mijn loopbaan. Veel vacante gemeenten, veel consulentschappen, veel catechisaties. De kerkenraad gaf mij alle ruimte om dat werk op me te nemen. Soms waren er in een winter wel acht verzoeken om te komen catechiseren. Daar is het natuurlijk nooit van gekomen. Maar druk was het!
 
In die periode kwamen er voor mijn doen ook veel beroepen. Maar langs een wonderlijke weg leidde de Heere mij naar Harderwijk. Een grote gemeente in een stad op de Veluwe. Wat was dat een overgang.
Ik werd er bevestigd door mijn zwager, Ds. R. van Beek. Hij preekte daarbij over de woorden uit Coll. 4: "Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben; opdat ik dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken" (vers 3,4).
Mijn intreetekst kwam uit Numm. 11: "Och, dat al het volk des Heeren profeten ware, dat de Heere Zijn Geest over hen gave" (vers 29).
Betrekkelijk veel leden gaven aan mij niet gestemd te hebben. Maar er was een goede acceptatie van de nieuwe dominee. Ik heb in deze gemeente veel en sterke banden gekregen, samen met mijn vrouw en onze kinderen. Er was een breed deel dat uitzag naar de rechte prediking. Men had de hoop daartoe bijna wel opgegeven, maar de Heere zorgde voor verrassingen. Het volk van de Veluwe is van huis uit eenvoudig, maar trouw en aanhankelijk. De oude vissers zorgden voor een typische trek, die meer plaatsen rond het oude IJsselmeer kenmerkten. Wat hebben we elkaar goed verstaan en wat hebben we veel van elkaar gehouden.
 
 
 

 


 

Br. Tanger was mijn trouwe en hartelijke leidsman; we vergeten hem nooit. Hij had liefde voor de gemeente. Maar zo waren er veel meer. Er was een kerkenraad die helemaal achter de prediking stond. Dat geeft sterke banden. Maar, zoals meerdere gemeenten op de Veluwe, er waren ook mensen van buitenaf, de zgn. import. Deze hadden soms andere ideeen en men wilde ook wel bepaalde vernieuwingen invoeren. Dat gaf wel eens botsingen tussen hen en ons als kerkenraad. We wisten dat we die weg niet op moesten gaan. Het is toch typerend dat juist de jonge mensen van harte kozen voor de gewone christelijke gereformeerde lijn, in het oude spoor. Van de bijna honderd bruidsparen koos er een voor de Nieuwe Vertaling; alle anderen wilden graag de St. Vertaling. Ik schrijf deze regels echter zonder enige rancune tegenover hen die anders dachten. Je probeert er voor heel de gemeente te zijn.
Ook in deze gemeente was een  duidelijk geestelijk leven aanwezig. Ik kon bij mijn afscheid na een verblijf van ruim acht jaar dan ook eerlijk verklaren dat ik zowel vaders als  "zonen" had leren kennen in de gemeente.
 
De weg leidde naar Utrecht, mijn geboorteplaats. Toen ik zes jaar oud was, vertrokken mijn ouders naar Naarden. Ik wenste toen deze stad nooit meer te zien. Maar de Heere besliste anders. Een eerste beroep kwam bij mij aan als een brug te ver. Na twee jaar kwam het opnieuw naar ons toe en toen heb ik het toch mogen aannemen. In zo'n periode gebeurt er heel wat in je leven.
 
 
 

 


 

 
In heb intrede gepreekt met als tekst: " Dit is het Woord des geloofs hetwelk wij prediken; namelijk indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus en met uw hart zult geloven dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zo zult gij zalig worden" (Rom.10:8,9).
Mijn zwager, Ds. J. Brons, had mij tevoren bevestigd met een woord uit Psalm 85: "Ik zal horen wat God de Heere spreken zal, want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren" (vers 9).
Denkt u het zich in: de kerk stond op een van de meest donkere plaatsen van de stad; hemelsbreed bevond zich op een afstand van een halve kilometer de rosse buurt; onze kinderen fietsten naar school en kwamen daar niet op grote afstand langs; drugskoeriers handelen op het kerkplein hun belangen af en tijdens de avonddiensten in de winter liepen om beurten de broeders wacht rond de kerk. Toch heb ik er veertien jaar mogen arbeiden. Zeker niet tegen mijn zin. Ik heb er een fijne kerkenraad gehad die ook echt achter het Woord mochten staan. Het waren soms ook mensen, die midden in het volle leven stonden. De gemeente kenmerkte zich door een eigen stijl. In het uitwendige was er vrijwel geen hang naar wereldgelijkvormigheid. De jeugd bleek nergens zo verbonden met het Woord dan juist in de grote steden. De stad zorgt ook voor verrassingen. Enerzijds verhuisden velen naar de regio, de stad uit; anderzijds herbergt een stad veel mensen, die vervreemd waren geraakt van hun opvoeding en deze later weer zoeken op te pakken; zodat de weg dan leidt naar de kerk.
Een bijkomend voordeel voor onze kinderen was ook wel, dat we in een aangrenzend klein dorp aan de Vecht, Oud Zuilen, mochten wonen. Een liefelijke landouwe is het voor ons geweest. Een kasteel, een brug, een oud kerkje en daaromheen het boerenland.
 
De laatste gemeente werd Damwoude in Friesland. De gang daarheen betekende een volkomen verrassing, waa we nooit mee gerekend hadden. Dus ook toen: geen begeerte in die richting. Ook mijn vrouw kon er niet aan denken. Ik bedankte, zij het niet met veel overtuiging. Achteraf kwam de vraag wel of ik juist gehandeld had. Des te meer duidelijkheid kwam er, toen ik na twee jaar opnieuw werd beroepen. "Ge zult neen volk roepen dat ge niet kende". Als de Heere een omslag bewerkt, worden alle nadelen enkel voordelen. Dat is ook echt gebeurd. Na de stad de betrekkelijk rust van een dorpsgemeente. Kerk en pastorie naast elkaar. We hebben er elf jaar gewoond. De gemeente heeft het ons nooit moeilijk gemaakt, al lagen de wortels en de roots van veel leden duidelijk anders. Het Noorden is immers een andere streek dan het Zuiden.
 
 
 

 

 


 

 

We hebben in Damwoude een doorgaans goede tijd mogen beleven. Er was veel hartelijkheid en meeleven bij allerlei gebeurtenissen. Mijn vrouw is er wortel geschoten en kan niet denken aan een vertrek uit Friesland. We hebben er het honderdjarig bestaan mogen meebeleven. Ik heb de geschiedenis van de gemeente beschreven en dat was een heel boeiende bezigheid. Ik zou er heel veel over kunnen vertellen, maar voorlopig is dit wel genoeg.
In januari 2006 brak de tijd van rust aan. We wonen nog steeds door Gods goedheid in deze streek, in Bergum. Terugziende kan ik alleen maar zeggen dat ik mooie gemeenten heb mogen dienen, in verschillende landstreken maar ook in verschillende kerkelijke richting. 
 
                                                                                                o/o/o/o