DE WARE KERK

55 En de overpriesters, en de gehele raad, zochten getuigenis tegen Jezus, om Hem te doden, en vonden niet.56 Want velen getuigden valselijk tegen Hem, en de getuigenissen waren niet eenparig.

57 En enigen, opstaande, getuigden valselijk tegen Hem, zeggende:

58 Wij hebben Hem horen zeggen: Ik zal dezen tempel, die met handen gemaakt is, afbreken, en in drie dagen een anderen, zonder handen gemaakt, bouwen (Mark.14:55v).


Het lijdensevangelie moet ons altijd weer tot verbazing brengen en telkens als u er mee in aanraking komt, kunt u weer nieuwe dingen ontdekken.

Het is onthullend, dat de kern van het verzet tegen Jezus leefde in het hart van de kerk (!) van toen. Toen Jezus stond voor het Sanhedrin, heeft men argumenten gezocht tegen Hem, maar deze werden niet gevonden. De Heere stond in Zijn eigen huis terecht. Het is aangrijpend dat de Zijnen Hem niet alleen niet aangenomen hebben, maar dat zij het waren die Hem tenslotte kruisigden.

Pilatus steekt hierbij gunstig af. Hij heeft viermaal een poging ondernomen om Jezus vrij te kunnen laten. Eerst verklaarde hij tot tweemaal toe dat hij geen schuld vond in deze Mens (Luk.23:4,14). Later wast hij zijn handen in onschuld, zoals Mattheus meedeelt. Tenslotte tracht hij Barabbas veroordeeld te krijgen ten gunste van Jezus.

Het is duidelijk dat de Joodse raad de enige aanstichter was van het proces tegen Gods Zoon. De kerk maakt het erger dan de wereld. Dat moet ons wel tot ootmoed stemmen. Nog steeds worden in de kerk de zwaarste argumenten bedacht tegen Jezus. Dat gebeurt telkens weer als Hij wordt afgewezen en in ongeloof verworpen.

Dit alles blijkt met name wel sterk in de beschuldiging die men tegen Hem uitsprak. Hij zou gezegd hebben dat Hij de tempel zou afbreken en een nieuwe in drie dagen zou opbouwen. In hun ogen was dat een onvergeeflijke zonde als men de tempel aantastte. Deze tempel was hun gehele godsdienst. Meer hadden zij niet. Zij leefden in een tempel zonder God, in een godsdienst zonder Jezus.

Ze waren er echter blind voor dat niet de Heere, maar zij zelf de slopers waren van de tempel en van de ware dienst van God. De Heere had immers gezegd: Breek deze tempel….. Ze haalden Zijn woorden verkeerd aan. Niet Hij, maar zij zouden de tempel afbreken. Dat hebben zij ook gedaan. Door hun zonde en ongeloof werd de tempel in het jaar 70 na Christus verwoest.

Dit treurspel heeft zich de eeuwen door telkens weer droevig herhaald. Altijd weer als tekort gedaan wordt aan de heerlijkheid van Christus, breekt men de kerk af en wordt het een ruine. Dat gebeurde in de kerk van Rome, toen de vrome werken van de mens de overhand kregen. Dat gebeurt ook in onze tijd, als de kerk leegloopt door een prediking zonder Christus en zonder Evangelie. Hier staan wij allen schuldig; hier blijkt dat wij, kerkmensen, ernstiger kunnen zondigen dan de wereld. Niet de stadhouder, maar de hogepriester heeft Jezus gedood en gekruisigd. En hoe menigmaal daarna is Hij opnieuw gekruisigd; en altijd weer was de kerk de eerste schuldige.

Is er dan nog wel iets goeds te zeggen van de kerk en de kerken? Van een kerk van uiterlijke belijders is inderdaad geen goed te zeggen. Toch is er een Kerk, die staat als een huis, er is een Kerk waarvan de Heere Zelf de grondslagen gelegd heeft. Er is een Kerk, er is de Kerk, die een pilaar en pijler der waarheid is. Welke kerk is dat?

We zien het antwoord op die vraag ook in die beschuldiging die men ten onrechte uitte tegen Jezus. Johannes tekent bij de woorden van de Zaligmaker aan dat Hij dit zei van de tempel van Zijn lichaam (2:19-21).

En de tempel van Zijn lichaam is hier de aanduiding van de ware Kerk, van de zuivere Kerk; dat is de Kerk van alle tijden en plaatsen. Dat is een geestelijk Godsgebouw. In Efeze 1 vinden we dit beeld verklaard; daar zegt Paulus dat de gemeente Zijn lichaam is (vers 22). In 5:30 staat hetzelfde uitgedrukt. Hij is het Hoofd, de gemeente is Zijn lichaam. Welnu, deze tempel heeft de Heere gebouwd.Daarvan heeft Hij geprofeteerd tijdens Zijn leven. Terwijl wij allen door de zonde tempels en kerken hebben afgebroken, samen met de Joden, heeft Hij de Kerk van Zijn lichaam gebouwd. Door alle schuld en verkeerdheid van mensen heen, heeft Hij het waar gemaakt: Ik zal dezelve weer opbouwen. Dat is het geestelijke Jeruzalem, dat Boven is.

Hoe klemt dan de vraag voor u en mij: bij welke kerk behoren wij?

Zijn we lid van de uitwendige kerk slechts, die bestaat in instellingen en uitwendigheden? Zeker, daar wordt ook gestreden voor de ware leer en de zuiverheid van de religie. Maar tegelijk wordt daar de Heere telkens weer opnieuw uitgedreven. Is dat niet het gevaar dat ons allen bedreigt, kerk te willen zijn zonder Jezus, vroom te zijn zonder God? Dat waarschuwt ons dat we niet strijden moeten voor de uitwendigheid der dingen. Wie dit doet, komt om met zijn eigenwillige godsdienst. Hij valt om met onze vormen van zuiverheid en waarheid. Uw doop en uw belijdenis, uw Avondmaalsgang en uw ambt, het kunnen slechts ornamenten zijn van die tempel, die de Joden bedoelden.

Hopelijk bent u echter een lidmaat van de tempel van Zijn lichaam. Dat is de ware kerk. Deze valt niet samen met enige aardse kerk; de Heere bouwt deze Kerk dwars door alle kerken heen. Daar wil de Heere zeker ook allerlei aardse kerken en gemeenten voor gebruiken. Prediking en pastoraat willen dienen om Zijn lichaam gestalte te geven. Dat lichaam zal het beste gediend worden, als Hij als het Hoofd, gezalfd wordt. Dan daalt de zalfolie vanaf het Hoofd van de hogepriester neer tot op de zoom van Zijn klederen (Psalm 133). Gelukkig wie van die gemeente een levend lidmaat is. De slotvraag is: heeft Christus een gestalte in onze kerk en uw gemeente? Hebt u Hem al leren erkennen als het Hoofd boven alle dingen? De Heere zegt het: Ik zal opbouwen. Hij gebruikt dode stenen, die ingevoegd worden in die tempel.