DE NACHTWACHT

De last van Duma. Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht?

De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt.                                                                                                                                                              (Jesaja 21:11,12)


Ieder etmaal tobben er miljoenen mensen met de duisternis van de nacht. Wat kan de nacht lang duren. Pijn en gepieker kunnen juist in de donkerte van de nacht toeslaan. Daardoor wordt de nacht dubbel ellendig. U hebt ook vast wel eens zo’n nacht meegemaakt. In de ziekenhuizen wordt ontelbaar vaak aan de zuster gevraagd hoe laat het wel is.

Die vraag vinden we hier ook in deze tekst. Wachter, hoe laat is het? Hoe staat het met de nacht? Wanneer komt de dag? Hoe heerlijk als de eerste zwakke stralen het gaan winnen van de duisternis, die op de vlucht slaat.

Het wordt gevraagd door Seir, dat we kennen als een deel van het woongebied van Ezau. De naam "Duma” betekent wellicht: stilte of verstomming. Het lijkt moeilijk te zijn in Edom, waar de nazaten van Ezau wonen. Wel opmerkelijk dat Jesaja over die mensen spreekt. Ze hebben toch zelf gekozen voor hun isolement?

Maar hij richt de kijker toch ook op dat gebied. De Heere schrijft mensen en volken niet zo snel af. Omgekeerd is het ook opmerkelijk dat Edom een profeet des Heeren te hulp roept. Alsof hij erkent dat er buiten de God van vader Izak geen hulp te verwachten is. Heidenen zullen vragen naar de wortel van Isai. In deze vraag ligt erkenning van eigen onvermogen. Gelukkig als mensen daar achter komen, als de nacht een prediker wordt van eigen verlorenheid.

De profeet krijgt een bijzondere naam in dit gedeelte. Hij noemt zichzelf een wachter. Ook elders vinden we deze aanduiding voor een profeet (Ezech. 3:17). Sprekende naam! Psalm 121 tekent de wachters, die wachten op de morgen. Zij zitten daar ook om eventuele gevaren, die zij zien buiten de stadspoort, te signaleren. Zij moeten de slapende burgers beveiligen. Een dominee moet een wachter zijn, hij moet waarschuwen!


Tot tweemaal toe klinkt de vraag. Edom is overtuigd van de eigen ellende. Gebeurde dat ook maar eens in den Haag of in Straatsburg, of in Drachten.

Het antwoord van Jesaja is opmerkelijk. Hij geeft zeker aan hoe lang het nog duurt eer het licht wordt? Maar nee, het ligt ingewikkelder. Hij zegt wel dat de dag reeds is aangebroken, maar…… ook dat het desondanks nog steeds nacht is. Als het ’s nachts donker is, kan dat terneer drukken. Maar als het om tien uur ’s morgens nog donker is, is er iets niet in orde. De morgenstond is aangebroken, maar het is nog steeds nacht!

Dat is vreselijk! Het gaat in tegen de natuurlijke orde. Soms kan dat zo zijn. De wolken kunnen zo laag hangen op een van de donkerste dagen van het jaar, dat de verlichting aan moet blijven. Het wordt niet licht vandaag. Het kan ook zijn dat iemand de luiken vergeten heeft te openen, en ook in dat geval blijft het donker.

Wat bedoelt de profeet echt? Hij wil duidelijk maken dat God Zijn Licht doet stralen, terwijl mensen in Edom nog steeds denken dat het nacht is. Zo was dat bijvoorbeeld toen de Zaligmaker op aarde verschenen was. In Hem brak de dag aan. Ulieden daarentegen die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan…. Dat is gebeurd in Israël, in Edom en overal. Zijn Naam is verkondigd, de stralen van het heil des Heeren braken door; het Licht schijnt in de duisternis. Hoe kan het dan toch donker blijven? In Israël bleef het donker. Men hield de luiken dicht, men wilde van geen redding weten. De duisternis heeft het niet begrepen. Hij is gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.

Zo kan het ook met ons zijn. We horen ons leven lang de boodschap dat Gods Zoon in het vlees is gekomen (de morgenstond is gekomen) en tegelijk kan het zijn dat u nog leeft in de duisternis. We hebben de duisternis liever gehad dan het Licht. En dat door eigen keus. Jezus is het Lam Gods en desondanks wijst de mens Hem af. Zo diep zit het kwaad in ons hart. De situatie in Nederland is hiermee aangegeven. Het moest licht zijn, maar we zitten nog in de nacht. In de kerk kan het ok zo zijn. Het Evangelie ligt op de kansel en in het hart kan het nog donker zijn. Dat is dan een dubbele nood.

Dus, doet u de luiken open? Zo vlot gaat dat niet.

De profeet geeft een andere weg aan. Wilt ge vragen, vraagt; keert weder, komt. De Heere doet de deur niet dicht. Ze mogen verder vragen en terug komen bij de wachter. Hij weet antwoorden te geven op onze vragen. Als je nu echter alles al weet, is dit geen evangelie voor u. Maar juist zij, die alleen nog maar bange vragen over hebben, zien hier een lichtstraal. Hebt u ook vragen? Kent u die vraag van M’Cheyne? "Mijn ziele, doorziet gij uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?” Stel die vraag aan de Heere. Edom mocht die vraag stellen. Duma moet daarbij ook wederkeren, dat is: Duma moet zich bekeren tot God. Dat is heel wat. Bekering is niet iets wat wij in huis hebben; er moet en er mag om gevraagd worden. Maar in het besef dat de Heere Zelf die deur geopend heeft. Geen gebed dat een slag in de lucht is. Bekering is: komen tot Hem. Dat is niet minder dan geloof.

Zo leert dit woord onze dubbele nood. De Heere echter kan ook die nood wegnemen. Begin te vragen; u mag zelfs vragen om een vraag. Bid om waarachtige bekering en kom tot Hem, Die het Licht der wereld is. Zo heeft de Heere Christus dat Zelf gezegd. Ga toch eerbiedig met dat woord van Hem om, verwerp het niet. De dichter zegt het u voor: "Want ik kom tot U gevloden”. Dat kan alleen omdat Hij eerst tot u gekomen is, in Bethlehem, maar daarna ook in Zijn Woord. Ook nu!