Joh. 15:4
JEZUS, DE WARE WIJNSTOK
1 in Hem levend, 2 in Hem blijvend, 3 in Hem vruchtbaar;
Inl:
tekst spreekt van een opgave (Blijf in Mij), ook van een gave (Ik in u). Wisselwerking? Eerst ons blijven, daarna het blijven van Christus in Zijn Kerk? Dat is in strijd met de woorden van vers 5: zonder Mij kunt ge niets doen. Het is ook strijdig met het beeld van de wijnstok (ongekende stuwkracht vanuit de wortel). Niettemin is de imperativus nadrukkelijk aanwezig. De imperativus is mogelijk vanwege de indicativus.
1. In Hem levend
Christus noemt Zich de Wijnstok. Van de druif is bekend, dat de stam er onooglijk uitziet. Vol knoesten en vezels, volkomen nutteloos en onbruikbaar. De stam is echter enkel kanaal voor de levenssappen die naar de ranken gaan. Alles dient dat doel. De ranken kunnen zodoende rijkdragend genoemd worden. De stroom is zo overdadig, dat een wond in de bloeitijd niet meer gedicht kan worden. Het is onnodig hier de toepassing op de Heere Jezus te maken. Het beeld vraagt wel om uitwerking. Houd dit beeld gedurende de preek voor ogen.
Christus noemt Zich de ware Wijnstok. Niet een wijnstok, maar de enige echte. De ware!
Dit heeft tweeërlei achtergrond. Het heeft te maken met de natuur en ook met de genade, speciaal het verbond.
Wijnstokken in de natuur brengen velen in verrukking. Vanwege de wijn. Deze is bron van vreugde. Van te veel vreugde. Wordt niet dronken van wijn. De echte vreugde ligt in Christus en van daaruit in wijn, als een natuurlijk middel. Zie dat verband.
Deze aanduiding ook in verband met het verbond. Israël wordt vergeleken met een wijngaard (Jesaja 5, psalm 80). De Heere heeft er alle zorg aan besteed. De bodem gezuiverd van stenen, een heiningmuur er omheen vanwege de roofdieren, een persbak erbij geplaatst. Helaas kwam er geen vrucht. Israël is als wijngaard, als volk van God, mislukt, een grote teleurstelling. Het paradijs is weg. Uw leven getekend als onvruchtbaar. Nu gaat de Heere de wijngaard ontmantelen, verwoesten, aan de roofdieren overgeven. Een volkomen bankroet voor de mens en zijn wereld. Bedenk dat het hier gaat over het bondsvolk.
Jezus daarom de echte Wijnstok, na de volkomen mislukking van ons, mensen. Hij maakt zondaren weer vruchtdragend. Dode zondaren moeten een nieuw beginsel krijgen, een nieuwe onderstam, een ander fundament. Zo daagt er hoop voor zondaren, voor de kerk; alleen echter in Christus. Ze kunnen nooit meer op eigen wartels leven.
Laten we bedenken dat de Vader de Landman is. Alles gaat om Zijn eer en verwachting. Hij schenkt in Christus aan Zijn Kerk leven en vruchten.
In deze Wijnstok zijn de ranken geplant. Ze leven in en door Hem. Het opmerkelijke is nu dat er twee soorten ranken in Christus zijn. Er is een tweeërlei leven uit Hem. Immers, er zijn vruchtbare en onvruchtbare ranken, er zijn er zelfs die in het vuur terechtkomen. Hoewel in Christus geplant, zijn deze toch opnieuw een teleurstelling voor de Landman. Dit zijn de onbekeerde bondelingen, de uitwendige leden van de kerk, gedoopte mensen. Ze putten in zekere zin kracht uit Christus: ze horen het Woord, leven door Zijn goedheid, lezen de Bijbel, smaken soms hemelse gaven, maar uiteindelijk wacht het vuur. Aangrijpend genoeg. Hoe staat dat met u? Het gaat er dus om dat we vrucht dragen. De vrucht geeft de doorslag. Niet de weelderige bladgroei, ook niet de stevige rank of het uiterlijk aanzien. Bent u vruchtbaar, dan bent u bekeerd. Dit een ontdekkende waarheid. Hoe veler levens van belijders hier getekend (Hebreeën 6).
De vruchtbare ranken leven werkelijk uit Christus. Zij gebruiken de genadegaven niet voor eigen sier, maar zij dienen de Landman. Er komen goede vruchten, geen stinkende druiven (Jes. 5). Er is een zegen in.
2. in Hem blijvend;
De Heere spreekt wel zevenmaal over het blijven in Hem! Daar hangt alles van af. Ieder is in Hem, maar blijven ze ook in Hem?
Hier ligt een probleem. Het zou betekenen dat de onvruchtbare ranken een beginsel van leven hebben, dat later verdwijnt. Ik voor mij breng dit in verband met vers 3. Daar versmalt zich het brede water van de verbondsstroom naar de bedding van het geloof door de wedergeboorte. De discipelen zijn levend in Christus, zij moeten ook in Hem blijven.
Maar dat is toch vanzelfsprekend? Ze kunnen toch ook niet afvallen? Niettemin geldt hen toch de waarschuwing, het vermaan.
Dit blijven ziet op de weg der heiliging, vanuit de gemeenschap met Christus. Blijkbaar ligt een groeiende verwijdering tussen de ranken en de wijnstok voor de hand. In de natuur kan dat niet gebeuren. In de genade wel? Zeker, er kan afstand ontstaan.
De Heere rekent met de afkerigheid van de mens, zelfs van Zijn kinderen. Het gebeurde zo maar ineens: Toen de Heere gevangen genomen werd, hebben al Zijn discipelen Hem verlaten (Mark. 14:50). Zo ontstaat er verachtering. Het schaap dwaalt zo maar, ongemerkt, van de kudde weg. Gods volk is een dwalend volk. In hem is geen trouw. Toch klinkt het vermaan. Een gewaarschuwd man telt voor twee. Kent u uw eigen hart? Had u ooit gedacht weer zulke donkere tijden te beleven? Zijn er niet de tijden dat u de levensstroom mist en de Herder kwijt bent? Zodoende lopen de vruchten gevaar, wordt de eer des Heeren geroofd. Van de zeven gemeenten waren er verschillende die losraakten van de Wijnstok.
Het is een buitengewone vereiste, van de eerste orde. Dat blijkt in de Wijnstok. Een rank kan buiten de stam niet eens bestaan. Er is buiten Christus geen leven. Hoe kan het gebeuren dat een rank losraakt van de Wijnstok? Dat kan als we het gaan verwachten van de wet of van onszelf. Het zou ook kunnen gebeuren door schade die de roofdieren aanrichten. We willen maar zo makkelijk bouwen op ons goede begin in Christus. We denken dat nu alles wel vanzelf gaat. We gaan rusten op een enkele vrucht. Zie maar hoe dat ging met de tien maagden en vooral met de dwazen uit hen.
De Heere wil Zijn discipelen afschrikken en waarschuwen: Hij tekent het verloop van de rank, die Hem verlaat. Lees vers 6. We vinden hier het proces beschreven van de verachtering, van de afval. Eerst spreekt de Heere van het niet blijven in Hem. Dit stelt ons de vraag of Christus voor ons de enige grond is. Als we verflauwen, raken we Hem uit het oog. De stromen drogen op, de rank floreert niet. Is dit al niet het leven van veel kinderen Gods? Ze bloeien niet als de palmboom, ze verliezen hun glans. De noodzaak van de verzoening in Christus wordt niet gekend en de Landman is ontevreden over zulke ranken. Welk een treurig beeld van onze tijd.
Let er op dat we het hier hebben, niet over de wereldling, maar over een begenadigd mens. Na deze trap dalen we verder af: de rank buiten geworpen. Zo voltrekt zich een Goddelijk oordeel. Denk hier aan de buitenste duisternis. DE man zonder bruiloftskleed werd gebonden en uitgeworpen. Wat zal het zijn eeuwig buiten de poort te verblijven? Hier volgt een algehele verdorring op.
Het verdorren heeft te maken met een ingetreden doodsmacht. Er is buiten Christus geen levensbron. De moderne mens kan er zo verdord uitzien, ook uiterlijk. Hij is zichtbaar ontevreden, onverschillig en ongenaakbaar. Veel kerkmensen komen ook niet boven dit niveau uit. Zelfs het leven van Gods volk kan dor en dodig zijn. Zoek daar geen vruchten...
Deze ranken worden verzameld. Ze gaan op in de grijze massa. In de massa zonder God. Zo groeit er een andere gemeenschap, namelijk van onheiligen.
Dan komt het vuur. Hier niet de oven bedoeld, maar de helse smarten. Dat de Heiland van zondaren deze dingen zegt... Dit vuur wordt niet uitgeblust. Het is eeuwig. Laat u daardoor manen en waarschuwen.
Dus komt te dringender het vermaan tot ons: Blijf in Mij. Maar kunnen wij dat wel? Moet het van onze krachten afhangen? Let er op dat de ook zegt: en Ik in u. Daar ligt een belofte in. Er is, ook in het beeld van de wijnstok, een buitengewoon sterke werking vanuit de wortel. De Heere belooft ook: niemand zal hen uit Mijn hand rukken. Ik in u. Zoals Paulus het wist; Christus leeft in mij. U in Mij en Ik in u. Heerlijke wederkerigheid. Hechte gemeenschap. Dat vraagt om gebed en geloof. Blijf biddend in Hem, aanklevend en navolgend; Hij zal u niet begeven en verlaten.
3. vruchtbaar in Hem
De vruchten geven uiteindelijk de doorslag. Daar let de Landman op. Het beeld van de wijnstok is overduidelijk in sommige trekken: ten eerste dat een rank altijd hecht verbonden moet zijn met de wijnstok; ten tweede dat een rank vruchten moet dragen.
Onder de vrucht kunnen we drie dingen verstaan: het gaat om discipelschap, om Zijn liefde en ook Zijn geboden of woorden. Gij zult Mijn discipelen zijn (vers 8). Een bevel, ook een belofte. Wat is hieronder te verstaan? Het betekent Hem na te volgen, door Hem geleerd en gestuurd te worden. Het houdt veel in. Het woord betekent letterlijk: leerling. Leraars die leerlingen zijn. Daarna spreekt de Heere ook over Zijn liefde (vers 12). Deze liefde vindt haar grond in de liefde Gods. Deze bestaat volmaakt tussen de Vader en de Zoon. Dat moet een geweldige uitstraling zijn. Nu heeft deze liefde allereerst betrekking op de liefde tot Christus. Tussen Hem en hen moet die liefde blijven. Een duidelijk kenmerk. Je kunt makkelijk weten of je in Zijn liefde stand houdt en of je die liefde kent. Liefde is niet alleen emotie, ook toewijding, maar je merkt het altijd als het er is. Een speel die liefde niet uit tegen de geboden (vers 10). Het blijven in Zijn geboden is zelfs de weg om te blijven in Zijn liefde. Natuurlijk worden hier geen wettische geboden bedoeld. Hij gebiedt ook weer om in de liefde te blijven. Zijn geboden hebben te maken met zelfverloochening, met kruisdragen, met navolging. Hoe rijk dat hier Zijn liefde als bron wordt genoemd.
Vruchtdragende ranken hebben geen reden tot zorgeloosheid. Nee, ze moeten zelfs meer vruchten dragen (vers 2). Altijd meer, het is nooit volkomen en af. De Heere bereikt dat door het snoeimes; het wordt hier reinigen genoemd (kaqairw). Er staan hier twee woorden die een tegengestelde bekentenis hebben, hoewel de klank een gelijkenis doet vermoeden: kaqairw, airw. Ze betekenen in volgorde: reinigen en het tweede: wegnemen.
Dat is wel een groot verschil, bij een uiterlijk schijnende overeenkomst. Het is goed onderscheiden om hier het verschil te zien.
Het snoeimes is nuttig. Een rank heeft de neiging om telkens nieuwe loten te vormen. Ze barsten naar buiten. Deze loten noemt de tuinder vaak "dieven”. Het zijn inderdaad dieven, want ze misbruiken de sappen door ze aan de vruchten te onttrekken.
Daarom het snoeimes. U begrijpt het beeld. We moeten gekort worden. We moeten voor het eerste, maar ook telkens weer afgekort en ingekort worden. Het vlees moet in de weg van verdrukking gekruisigd worden. Werk dat maar uit voor uzelf.
Tenslotte dringt zich de vraag aan ons allen op: Zijn we een vruchtdragende rank? Hoe leeft u uit de Wijnstok? We kunnen ook vragen: bent u een dief of een rank? Alles lijkt erg veel op elkaar, zoals we zagen. We hebben zo de neiging te rusten op iets goeds in ons. Hier is dat het toch verbonden zijn aan Christus. Dat kan ver gaan. Maar is er vrucht? Vruchten van geloof en bekering? Is er droefheid over de zonde, kent u een haten van de wereld, wordt uw eigen ik gekruisigd, kent u het snoeimes? Bovenal: Kent u Christus? U meent toch niet dat u wel met Hem verbonden bent, als u gedoopt bent en aan het Avondmaal gaat? Of als u trouw naar de kerk komt? Velen zullen menen in te gaan en niet kunnen ingaan. Ze waren als Israël onder de wolk, ze dronken uit de Steenrots welke was Christus.
We leren hier dat het verbond niet genoeg is. Wel grote voorrechten, maar ook grote verschillen. Daar wijst de Heere Christus Zelf op. In hoge ernst. Men wil soms deze signalen nauwelijks uit Zijn mond horen. Maar hoor en zie en neig uw oor!
Is het moeilijk? Kunt u bepalen dat u zaligmakend in Christus bent? Hoe weet u dat? Uit de levensstromen? Liever echter: uit de vruchten. Daar moet uw zorg op gericht zijn. U leert ook dat u zelf onvruchtbaar bent. Hoezeer hebt u Herm nodig. Strek u naar Hem uit. Roep Zijn Naam aan. Niet u of ik, maar de Landman uiteindelijk bepaalt wat vruchten zijn. Dat vraagt om veel zelfonderzoek. Doorgrond me en ken mijn hart, o Heere.
Amen