Lukas 23:39-43                                                             270313

 

39  En een der kwaaddoeners, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelven en ons.

40  Maar de andere, antwoordende, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt?

41  En wij toch rechtvaardiglijk; want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.

42  En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.

43  En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn.

 

De ontmoeting met de Heere Jezus kan verschillende geheel tegengestelde gevolgen hebben. Het Evangelie is voor de één een reuke des levens ten leven en voor de ander een reuke des doods ten dode.

Dood of leven! Wat een tegenstelling. Oordeel of voordeel. De zienden worden blind en de blinden mogen zien. Dit blijkt nergens duidelijker dan op Golgotha.

De ene moordenaar toont ons hoe het zien van Jezus leidt tot een verdieping van het oordeel. Hij was in grote nood. Hij moet toch wel gezien hebben dat de middelste kruiseling een bijzonder Mens was. Bij hem was immers geen verkeerd woord, geen lastering of fel verzet. Geen vloek, geen verwensing, geen verwijt, maar een gebed. Kende hij geen mededogen voor Hem, Die als Enige het mikpunt was van spot en hoon? Is hij geheel doof voor de geestelijke strijd van de Heere Jezus?

We zien in hem wat er van een mens worden kan. We zien hier wat er leeft in ons hart. Haat en verachting voor Hem, Die enkel liefde is.

Er gaat van het kruis een weg naar de hemel, maar ook een weg naar de hel. Het zien op Jezus kan een mens ook nameloos verharden. Je kunt in je kerkbank steeds verder af komen van het Evangelie.

Wij spreken graag over de bekeerde moordenaar, maar zijn metgezel heeft ons toch ook een boodschap mee te geven. Verstaan wij die wel? Rekenen wij wel met het gevaar van het definitieve oordeel? Ondanks de vermaning van zijn vriend en ondanks de liefde van Christus gaat hij door op zijn ingeslagen weg. Wat is deze man in grote nood! Zo dichtbij Jezus, bij de hemel en toch zo ver bij Hem vandaan.

Men zou tegen hem kunnen zeggen: Open je hart, denk na, belijd je schuld, geloof in Christus. Op zich is dat goed, maar zelfs Jezus zegt dat niet tegen hem. Trouwens, zijn medeveroordeelde heeft het tegen hem gezegd…… Maar zelfs in dit crisimoment lijkt er geen weg terrug.

 

Zijn vriend in de zonde verkeert in dezelfde omstandigheden. Hoe is het dan mogelijk dat hij zo heel anders reageert? Heeft hij een betere inborst, een gevoeliger natuur, een andere opvoeding gehad? Heeft de Heere Jezus naar hem anders gekeken dan naar zijn collega? Dat is toch niet aannemelijk. Hier is geen verklaring te geven. Hoe u het ook zou willen verklaren, elke uitleg schiet tekort. Gods vrijmacht en onze verantwoordelijkheid hebben met elkaar te maken, maar het verschil blijft. Pas er voor op dat u de Heere geen harde gedachten toeschrijft; let er op dat u de moordenaar niet als een arm slachtoffer beschouwt. U kunt de vraag stellen waarom Jezus hem niet met Zijn blik tot bekering brengt; maar de vraag is klemmender waarom deze man geen poging zelfs doet om vrede met God te bekomen. Hij had met enkele woorden zoveel kunnen winnen.

 

Je kunt je verbazen over de hardheid van dit hart; daartegenover is er de verwondering over het geloof van zijn vriend.

Beide mannen hebben wellicht tevoren plannen gesmeed, die dood en verderf zouden brengen. Nu wordt dit voorzichtig verdrag met de hel vernietigd.

De smekende moordenaar spreekt eerst zijn vriend aan. De schare is niet in nood, maar dat zijn zij beide wel. Zij bevinden zich in het voorportaal van de dood, van de hel. Zij beide zijn in hetzelfde oordeel. In een dergelijke situatie komt de eeuwigheid in zicht en wordt de werkelijkheid openbaar. De woorden van de andere moordenaar zijn treffend blijken van een levend en helder geloof.

God komt in beeld. De vraag luidt niet: geloof je niet in God? Over geloof durft de man wellicht niet te spreken. Wel over vrees. Is er geen diep ontzag voot die God Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel? Weet je niet wat Job zei? Mijn Rechter zal ik om genade bidden.

Men kan de dood vrezen, of de hel, maar het is beter God te vrezen. Is dat angst? Dat komt erbij. De Heere wil angst ook gebruiken. Sluit dat niet uit in je leven. Naast angst is er ook ontzag en eerbied. Gezien echter de nood van dit moment, zal de angst overheersen.

Misschien hebt u, lezer, geen geloof, maar hebt u deze vrees, deze angst? Dat is geen terechte gestalte, maar het is beter dan een gesloten gemoed. Angst kan leiden tot meer.

Hier wordt een gesprek over God gevoerd. Het zijn geen theologen en ook geen belijders die op afstand spreken over hun leer, ook geen jongelui op de catechisatie. Het zijn twee stervende mensen. Dat is heel wat anders. Dat maakt de toon wel ernstig!

Deze man krijgt oog voor God, voor een heilig God. Hij beziet zijn situatie als een Godsoordeel. Daarmee geeft hij ook aan dat hij beseft schuldig te staan. Zijn vonnis is een oordeel, uitgesproken door de mond Gods. Maar laten we wel beseffen dat ook wij feitelijk in hetzelfde oordeel zijn. Al zijn de omstandigheden anders. Ook ik moet sterven, ook ik heb gezondigd, ook wij behoren deze God te vrezen.

Hier spreekt Chistus tot u; Hij spreekt door Zijn kruisoffer, Hij spreekt ook door de taal van deze moordenaar. Zo komt deze vraag ook tot u.

 

Maar, wij beiden hangen hier terecht, ons oordeel is verdiend. God is rechtvaardig. Hoe kan een mens in zulke zware pijnen en in zo vreselijke folteringen nog nadenken, hoe kan hij nog bidden? Hoe kan hij op zijn plaats voor God komen? De Heere geeft hem de woorden in de mond. Hij erkent zijn straf: wij hebben gezondigd.

We vinden in deze moordenaar een heerlijk voorbeeld van gebed, ook van schuldbesef. Waar schuldbesef erkent het recht van God en eigen strafwaardigheid. Dat kan alleen als we vanuit ware Godskennis ook zelfkennis ontvangen. Met deze belijdenis is een mens altijd het beste af. Toch hebben we in het gewone leven onderling daar juist zo veel mee te stellen. We handhaven zo  graag onszelf, evenals Adam. Ik erken mijn schuld, die U tot straf bewoog, Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.

Hij weet echter meer, want hij is overtuigd van de onschuld van Jezus. Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Deze man is op de hoogte van het doen en laten van Christus. Jezus kan alleeen maar Zaligmaken, als Hij Zelf zonder zonde is. Dat spreekt hier deze moordenaar uit. Dat zijn woorden van geloof. Hoe kan hij dit geweten hebben? Wellicht is dit een zaak van zuivere intuïtie, het waarnemen van een glans van heiligheid, die van Christus afstraalt. Dit is Evangelie. Hier is een toebereide en geschonken Borg en Zaligmaker, ook voor u. Dit Lam Gods kan, omdat Hij Zelf geen zonde gedaan heeft, uw schuld en zonden boeten en verzoenen.

 

Deze woorden spreekt de man tegen zijn metgezel, niet tegen Jezus. Nu echter horen we hem rechtstreeks bidden tot de Heere. En hoe!

Elk woord heeft betekenis. Hij noemt de Zaligmaker: Heere. Opnieuw een woord uit het woordenboek van de Heilige Geest. Het is mogelijk dat hij meer weet over de Heere vanuit zijn leven voor zijn veroordeling. Misschien was er eerder een zien van Hem. Toen echter heeft dat niet geleid tot geloof, nu wel. Nu vanuit het kruis, trekt de Heere deze man tot Zich. Als Jezus Heere is, heerst Hij over ons leven. Het hier gebruikte woord "Kurios” heeft een absolute betekenis. Het werd gebruikt voot keizers, maar Gods kind gebruikt het om de Heere aan te spreken. Wat een paradox! Iemand Heere noemen, Die geen enkele macht schijnt te hebben, Die door ieder veracht wordt, ja zelfs, Wiens macht eindigt in Zijn dood. Dat is nu geloof!

Hiermee in verband staat het volgend woord: koninkrijk. Uw koninkrijk. Zijn koningschap stond boven het kruis, maar; als spot en hoon. Deze man gelooft in Zijn koninkrijk, Zijn heerschappij. Een stervende, van elk veracht en gesmaad, ziet Hij als Koning overwinnend Zijn rijk binnen trekken. Maar wat is dat dan voor een rijk? Is het slechts na de dood, is het alleen maar in de eeuwigheid? Dat is juist, maar hier aan het kruis en in dit leven was en is Jezus toch ook al Koning. Heerlijk als we op ons sterfbed zicht mogen hebben op een Koning en Zijn rijk, op een ingaan in dat rijk. Hij zelf vraagt slechts om een denken aan hem. Niet: ik ga met u mee, of geef mij ook een plaats? Maar: denk slechts aan mij.

 

Hert antwoord is er terstond. De Heere hoort het gebed. Heden zult u met Mij in het Paradijs zijn! Welk een belofte, welk een toekomst, welk een vrede voor deze man.

Door Pilatus terecht gekruisigd, door de heilige God rechtvaardig gevonnist, door een genadige Middelaar gul en ruimhartig ontvangen. Door de Rechter geoordeeld, door de Redder verhoord! Dat is gadeloze ontferming. Hier is alle roem uitgesloten.

 

Deze Heere Jezus is er ook voor u. Hij was er ook voor die andere kruiseling, die helaas verloren ging. Zou Christus hem niet hebben willen redden? Dat zou u niet durven te zeggen. Zou deze Christus u niet willen brengen in Zijn koninkrijk? Daar durft u toch ook niet aan te twijfelen? U zegt: was ik maar in de gestalte van die moordenaar. Dat is een goede wens. Ook dat wil de Heere u geven. Deze moordenaar spreekt op een bepaalde wijze ook tot u! Beide, Christus en deze moordenaar hebben u wat te zeggen; zelfs die derde spreekt tot u.

Het is  goed om deze bede na te bidden. Dat mag, ook al beseffen we er alles niet van.  Bedenk dat hij niet is gered op grond van zijn belijdenis; de enige grond ligt in Christus. Met Hem heeft deze moordenaar geleden, met Hem deelt hij in Zijn verheerlijking.

Een moordenaar is zodoende geworden tot een prediker van Gods vrije genade.