Matth.25:10b                                                   27/12/02                                                         1237

 

Deze gelijkenis spreekt over het Koninkrijk der hemelen. Het betreft mensen die allen betrokken zijn bij de dienst van God. Verder gaat het om een bruiloft. Dat is een aantrekkelijk gegeven. Geen begrafenis. Welke dag mooier dan een bruiloft? De bruiloft des Lams. Christus is de Bruidegom. De kerk is de bruid. De maagden zijn de bruidsmeisjes, die het bruidspaar vergezellen. De lampen zijn  de tekenen van vreugde en licht. De duivel heeft van het leven een begrafenis gemaakt. Het evangelie van Christus spreekt van een bruiloft. Daar is veel over te zeggen, over de bruidegom en de bruid. Dat is nu hier niet de bedoeling. Het gaat om het tiental. De brandende lamp was een absolute vereiste. Vanwege dat licht waren zij bij de bruiloft betrokken. De bruidegom kon ’s nachts komen en dan moest er licht zijn. Christenen zijn kinderen des lichts. Deze maagden zijn genodigd, zij staan in relatie tot het bruidspaar, een nauwe relatie. Het zijn de intimi. Hun begeerte ging er ook stellig naar uit. Velen zien dat niet zo. De kerk een bruiloftszaal? Christus het Licht dat de nacht verlicht?

 

Deze tien maagden zijn onderling echter, ondanks alles wat gemeenschappelijk is, toch verschillend. Vijf zijn wijs en vijf dwaas. Zo kunnen we inderdaad de staat van een mens weergeven. De Heere doet dat ook op andere plaatsen (7:24v). We zouden dit kunnen weergeven met bekeerden en onbekeerden, met hen die door de Geest geleid worden en zij van wie dat niet geldt. Wat is wijsheid? Wat is dwaasheid? De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. De waarheid is voor wijzen en verstandigen verborgen. Er is tussen deze mensen een fundamenteel verschil. Denk aan de twee bouwers. Dwaas de mens die denkt dat er geen zonde is, dat er geen hel is, dat er geen medicijn is, dat er geen hoop is, dat er geen Christus nodig is. Wijs is de mens, die Gods hand in alles ziet, die naar de dokter gaat, die zekerheden opbouwt, die geen risico neemt, die zijn pas in orde heeft.

 

De dwazen, zegt de Heere, hadden wel een lamp, maar namen geen olie mee, tenminste, niet voldoende en genoeg. Hijn lampen gaan immers uit, dus branden ze wel even. Deze mensen kunnen een heel eind mee. Lange tijd is er geen verschil. Ze weten het: een lamp en olie zijn nodig. Wat is hun gebrek? Ze menen wel genoeg te hebben. Hier kom ik wel mee. Meer is niet nodig. Het hoeft niet zo diep, niet zo groot, zo veel te zijn. Ik ben er wel. Dat is hun gevaar. Ze nemen een groot risico. Maar van licht heb je nooit genoeg. Van genade ook niet. Van God evenmin. Dat begint al met de vormen. Twee keer naar de kerk? Leven vanuit de geboden des Heeren? De volle Zaligmaker kennen? Als Profeet, Priester en Koning, in Zijn vernedering en verhoging? Is Jezus hen niet genoeg? Is hun lamp niet mooi? Brandt hij niet geweldig? Ze rekenen niet met de kwade dagen, met een vertoeven, met de nacht die lang is.Ze denken steevast dat hun lamp niet uit kan gaan, er is geen afval der heiligen, en dat zijn zij toch. De Heere heeft echter gezegd: Wie achter Mij wil komen…. Ze rusten op de lamp van hun doop en belijdenis. Van hun wettische vroomheid. Maar het is tekort.

 

De wijzen handelen anders. Een lamp en voldoende olie. Zij hebben liever over dan tekort. Hun liefde zoekt naar meer. Meer van de Heere Jezus te kennen, meer van Gods liefde, dieper ingeleid te worden in Zijn genade. Olie is beeld van de H. Geest. Zij zoeken die volle bediening. Ze zeggen niet dat het zo moeilijk is en dat ze geen tijd hebben. Ze menen nog zo vaak dat ze uitgesloten zullen worden en dat ze een huichelaar zijn. Daar hebben de dwazen geen last van. De lamp der wijzen is misschien wel niet zo mooi als die der dwazen.

 

Zo hebben allen brandende lampen. Maar er is verschil genoeg. De bruidegom vertoeft, dwz de tijd duurt en duurt aleer de bruidegom komt. Er staat in het Grieks: cronizontos de tou numfiou. Daar zit het woord "tijd” in. Het is genadetijd. Die tijd dient gebruikt te worden. Toch moeten wij wel letten op dit verbum. Juist het vertoeven baart zorgen. Iemand kan tot bekering komen, maar als dat vertoeven gaat komen, wordt het moeilijk. Dan kan de twijfel oprijzen, dan kan de zonde terugkomen, dan kan de wereld gaan verzoeken. Denk ook maar aan het opwassen van het zaad. Het leek destijds zo goed, maar u kon het niet vasthouden. Dan is daar de donkere nacht, dan is de verwachting soms verdwenen. Zij vallen in slaap. In twee trappen: sluimerig worden en in slaap vallen (enustacan pasai kai ekayeudon). Het eerste kan vertaald worden met ons " knikkebollen”. Zo Grosheide. We kennen dat in de kerk. Dan schrik je nog steeds wakker. Denk aan zoiets in de auto. Je kunt steeds nog weer denken: het gaat niet goed. Het tweede station geeft aan dat men helemaal geen idee meer heeft van de werkelijkheid. Zolang u sluimert, bent u nog aanspreekbaar. Wat houdt dit in? We komen zodoende buiten de werkelijkheid. Geen besef meer van de bruiloft, van de spanning van het moment. We dromen van heel andere dingen. Dus geen besef van de eeuwigheid, van de liefde Gods, van de bruidegom, van de genade, van de toorn Gods, van de nacht. Let sterk op het sluimeren als een overgang. En niet in de gaten hebben wat er gebeurt. De geestelijke zaken verliezen hun realiteit en ernst. Komt het er eigenlijk nog wel van? Komt de bruidegom wel ooit? Het is zo donker. Het is wel vreemd dat zij inslapen, terwijl er zo grote dingen op stapel staan. Dit inslapen wordt hen niet expliciet verweten. Toch speelt het, onuitgesproken, wel een rol. Het betreft verder de dwazen en de wijzen. Beiden staan onder druk van de slaap, van de zorgeloosheid, de gevaren, de verzoekingen, zoals de discipelen. Ook de wijzen kunnen verachteren, zorgeloosheid ontwikkelen. Ook hun slaap is verkeerd. Er zou heel veel over te zeggen zijn, dat een kind van God sluimert en slaapt. Bedenk ook dat in deze slaap het verschil tussen wijs en dwaas niet opvallend is.

 

Dan, te middernacht, is daar het geroep: De bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet. Het gebeurt onverwachts. En wat kun je schrikken als je diep slaapt en de telefoon gaat. Je beseft totaal niet hoe laat het is en wat er gebeurt. Zo precies zal het zijn rond de wederkomst. Dan zullen de meesten wakker worden. Met schrik: waar ben ik, wat gebeurt er? Enkele ogenblikken resten nog. De werkelijkheid gaat tot hen doordringen. De bruiloft en de bruidegom. Hun roeping en taak. Toch nog gekomen? Had men dat nog verwacht? Nu krijgen de zaken een betekenis, die ze voorheen niet hadden. Hier niet de Rechter, maar de Bruidegom, Die komt. Op zichzelf een verheugende gedachte. Kan er wat mis gaan? De eeuwige zaligheid, de bruiloft, de vreugde, het licht, de liefde Gods…. Hoe hebben zij kunnen slapen? Ontwaakt gij die slaapt… Slapende discipelen terwijl hun Heiland lijdt en strijdt. Zo’n roep klonk de 11e september. Of rond het sterven van een geliefde, of in de kerk onder de prediking. Dat wakker worden is nodig.

 

Nu gaan zij hun lampen bereiden, dwz. de laatste hand eraan leggen. Nu bemerken de dwaze maagden dat er iets mis is: onze lampen gaan uit, willen niet branden. Ze hadden wel enig licht, maar niet genoeg (hier het woord: arkeshi). Terwijl er in de winkel wel genoeg was. Zo kunnen zij niet gaan. Zou tot grote smaad zijn van de bruidegom. Bedenk hier weer dat het om de H. Geest gaat. Te weinig genade, te weinig liefde, te weinig geloof, te weinig droefheid, te weinig vreugde, te weinig vernieuwing. Waarom heb je te weinig? Er was toch overvloed?

 

Er volgt nu een trek, die treffend is. Genade is persoonlijk. Ieder zal zijn eigen pak dragen. Je moeder, je vriend, je kinderen: u kunt niet met hen mee. Strikt persoonlijk. Liefdeloos? Nee, de wijzen moeten hun eigen roeping verstaan. Dat houdt ook in dat we eerlijk met elkaar moeten omgaan. We kunnen denken dat we van ieder het goede moeten denken, we mogen niemand veroordelen. In het licht van dit gedeelte wordt dat anders. Het is niet samen uit en samen thuis. Als ze nu wel olie hadden afgegeven? Dan beiden erbuiten. Laten de wijzen hun goed en hun verkiezing niet verkwanselen door te gaan delen met de wereld. Er moet wel liefde zijn tot de wereld, maar u kunt niet delen. Strijdt gìj om in te gaan. Straks hebben wij beiden niet genoeg. De wijzen zijn zeer stellig: mhpote, ou mh......

Nu wordt een heel goed advies gegeven. Koop voor uzelf. Het was daarvoor toen wel te laat, maar de raad is voor ons, nù, uitnemend. Hier stelt de Heere dat degenen die verloren gaan, wel behouden hadden kunnen worden. Er zijn verkopers. Er zijn kerken, dienaren des Woords, er zijn Bijbels, binnenkamers, enz. Er is in de winkel genoeg. Het aanbod is ruim. De Heere wil het geven. In een rechte weg, in de weg van onderhandelen. In de weg van een koop, zoals Jesaja 55 zegt: koopt zonder geld. Denk om uzelf. Zijn de winkels nog open? Nog geen sluitingstijd? Daar moet men de cronos voor gebruiken. De ernst en de klem van deze gelijkenis, die beangstigend kan overkomen, drijft u heen naar dit punt, naar de verkopers. Juist uw zorg en uw vrees zal u brengen tot de koop, tot de olie. Het bloed van Christus reinigt van alle zonden. U kunt het gratis verkrijgen. De H. Geest is uitgestort en daarom is er een ruime mogelijkheid, in het aanbod. De beloften zijn vele en vele en daarom kunt u zeker behouden worden. Niemand sluit de Heere buiten, geen enkele dwaas, hoe erg ook. Juist op de jongste dag zullen we de noodzaak van dit kopen verstaan. Dan zal het er ook om gaan of ik er wel eerlijk aan gekomen ben. Maar: ga tot de verkopers. U kunt zeggen: ik mis het leven, ik mis de olie nog geheel en al, of: ik heb tekort, het is niet genoeg, ik heb wel veel, maar niet alles, of: ik heb licht nodig in de donkere nacht, of: ik heb geen geld om te kopen, of: ik heb geen lust en begeerte om te kopen. Alles wat u ontbreekt, schenkt de Heere. Ga dan tot de verkopers. Denk aan het huis des Heeren, maar laat het daar dan ook een koophandel zijn in de goede zin. Rust dan ook niet totdat u het in handen hebt. Laat het niet in de etalage liggen. Deze wijze maagden geven nu aan hoe zij er zelf aan gekomen zijn. Spreek hier dus over de voorraad, de koop, het bezit. Daar is veel over te zeggen.

 

Het was echter voor hen te laat. Onderwijl kwam de bruidegom. Alles voltrok zich snel, te snel voor de dwaze maagden. Nu gaan zij hen, zij gevoelen de drang. Maar de bruiloft is al begonnen, ze zijn te laat, terwijl ze een zee van tijd hadden. De deur werd gesloten (kai ekleisqh h qura). Deze deur stond open, aldoor. Nu gesloten, hermetisch. Nu is er een binnen en een buiten. Buiten de bruiloft en tegelijk in de buitenste duisternis. Er is eenmaal geen mogelijkheid meer. De deur zit dicht. U zou ervoor kunnen komen te staan, die nu spreekt van tijd genoeg. Zeker, nu is er tijd genoeg en genade genoeg, maar is er ook ernst en geloof genoeg? Alles is te verkrijgen. Maar dan niet meer. En het is goed dat te bedenken. De Zaligmaker Zelf zegt u dit. Die dichte deur. We horen wel van een poort wijd open, maar zelden van een deur die op slot zit. Het heden krijgt temeer betekenis. Als de Heere zegt: Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. Deze tekst verhoogt de ruimte, maar juist vanuit de ernst.

Nu gaat men roepen tot de bruidegom. Kurie, Kurie, anoixon hmin. Dat betekent: ik kan zelf die deur niet opendoen. Dat herinnert aan de tijd toen het omgekeerd was, toen de Heere voor je deur stond. Dan zegt de Heere: amhn legw umin, ouk oida umas.

De Heere zegt: Ik ken u niet. Maar ze waren genodigd, ze hadden een lamp, ze waren gedoopt en deden belijdenis. Kent de Heere mij niet? Ik was in de kerk, ik was getrouw, ik bad tot God. Hoe kent Hij mij niet? Wanneer kent de Heere ons? Als we in Zijn winkel gekomen zijn, als we onderhandeld hebben, als we behoren tot Zijn schapen. Dat is een kennen in liefde, in omgang, in contact. Kent de Heere mij en u?

Vers 13 krijgt dan temeer klem. Hier nu gaat het om het waken. Niet inslapen, want dan vergeet men de olie. Zorg nu voor genoeg, want er is genoeg.

 

Mogelijkheden voor een verdeling:

 

De DWAZE MAAGDEN hebben

Te snel gehandeld; te weinig gekocht; te laat gezocht en tevergeefs geklopt.

 

Of:

DE TIEN  MAAGDEN;  wat hen verbindt; wat hens cheidt en wat hen wacht;

 

Of:

DE KOMST VAN DE BRUIDEGOM verwacht, verzaakt en beleefd;