Guiljelmus Saldenus: De weg van troost

 

- "Kunt u in oprechtheid zeggen dat uw klachten hun oorsprong hebben in een recht gevoel van uw ongevoeligheid?”     

- "Och, had ik maar zo’n gevoel van mijn ongevoeligheid”.

- " U bent tenminste van harte bekommerd over uw onbekommerdheid….” 

- "Als u klaagt over uw ongevoeligheid, geeft u daarmee juist uw grote gevoeligheid te kennen” .

 

Ziedaar enkele citaten uit bovenvermeld boekje. Ze zijn min of meer typerend voor het gehele werk. Saldenus behandelt in deze studie de kwaal van de geestelijke dodigheid, zoals Gods kinderen deze beleven. Hij geeft daarvan een diepgravende beschrijving en stelt allerlei vragen betreffende dit verschijnsel. Daar is veel van te leren. Saldenus troost hen die aan deze kwalen lijden, met de gedachte dat juist hun onrust hierover een teken is van geestelijk leven. Zie de derde en vierde uitspraak hierboven.  

Als ik mij niet vergis, ligt hier de hoofdlijn in zijn therapie van het onderhavige onderwerp.

Er is ook een andere lijn te zien in dit werkje, maar deze is bijna marginaal. Toch zou ik, in alle bescheidenheid, deze zijlijn de voorkeur geven boven de eigenlijke remedie van Saldenus. Ik wil trachten mij nader te verklaren.

Saldenus wil troost bieden als men bekommerd is over zijn  onbekommerdheid. In sommige gevallen zal dat kunnen en is er reden toe. Maar wanneer kunnen we zeggen dat het klagen over deze kwaal juist een teken is van iemands genadestaat? Wat in de vier citaten hierboven vermeld staat, is herkenbaar voor de bevinding van Gods kinderen, dat wel. Droefheid over gebrek aan droefheid en over  gebrek aan blijdschap. Maar het is de vraag of men zich hiermee kan troosten. Het is ook de vraag of men zich hiermee altijd màg troosten.

Als Saldenus stelt dat men troost kan vinden in de menselijke beleving van deze dodigheid zelf, kan deze troost tè snel geboden worden. Hij trachtte weliswaar dat gevaar te omzeilen door het stellen van gewetensvragen, maar deze zijn tamelijk snel beantwoord.

Zouden we hier niet meer moeten denken aan de noodzaak van zelfonderzoek en de erkenning van eigen schuld, als deze kwaal zich voordoet? Dat is bij Saldenus de zijlijn, die ik zoëven aanduidde. We vinden in Gods Woord dit verschijnsel enigermate beschreven in de brief aan de gemeente van Efeze (Openb. 2:1-7). Naast het goede dat er nog over was, spreekt de Heere Jezus tot de gemeente: "Ik heb tegen u dat gij uw eerste liefde hebt verlaten; gedenk dan waarvan gij uitgevallen zijt en bekeer u en doe de eerste werken”.

Men zou ook kunnen denken aan de gemeente van Sardis, waar de kwaal nog sterker om zich heen gegrepen heeft (Openb. 3:1-6). Daar klinkt het vermaan: "Vesterk het overige dat sterven zou….”

In hoofdstuk 6 spreekt Saldenus hier ook over. Het is dus wel aanwezig maar deze wijze van genezing had meer accent kunnen krijgen. Dan is er ook plaats voor de vastigheden die de Heere geeft. De H. Geest is de Bron van alle geestelijk leven. Hij werkt de rouwklacht en Hij deelt het leven dat in Christus is, uit aan zondaren. Daarin ligt toch meer troost en vastheid dan in de ontleding van innerlijke roerselen van het mensenhart.

Dit gezegd hebbend, is er dan wel veel te leren van de schrijver.

Saldenus heeft grote bekendheid met het menselijke hart. Daarvan vinden we bewijzen als hij de oorzaken van de kwaal noemt. Opmerkelijk is zijn relativerend spreken over een gevoelvolle beleving ten opzicht van het geloof. Het wezen van de wedergeboorte ligt niet in het gevoel. Evenzeer van belang is het onderscheid dat hij maakt tussen de "benedenste en de bovenste delen” van het menselijk hart. Hij doelt daarmee op de verhouding tussen gevoel en rede. Zo is er meer te noemen. Deze gedegen kennis van het innerlijk van de mens komt in onze tijd heel goed van pas. Juist nu allerwege "het goede gevoel” velen misleidt.

 

N.a.v.: De weg van troost door Guiljelmus Saldenus; Uitg. boekhandel de Roo, Zwijndrecht; 141 pagina’s; ISBN 90-8718-001-2; € 14,95