FLORENTIUS COSTERUS:  De geestelijke mens

 

 

Gerekend naar de eisen die velen stellen t.a.v. bevindelijke prediking, moeten we zeggen dat de preken aan Costerus aan die eisen niet geheel voldoen. Ze lijken meer voorwerpelijk te zijn. Het onderscheidenlijke element overheerst zeker niet, integendeel.

Het is zuiver schriftuurlijk en zeer doorwrocht en doortimmerd. Ze doen mij denken aan de preken van va der Groe, hoewel die wel scherper zijn.

 

 

 

In dit werk wordt de heilsorde behandeld. De eerste preek gaat over de wedergeboorte: Joh.3:3.

 

Wat direct opvalt: de preek is geheel doortrokken met de Schrift: soms bijna elke zin wordt gestaafd met een Bijbeltekst (leerrede).

Hij spreekt eerst over de natuurlijke geboorte en de natuurlijke mens; daarna over het nieuwe leven, bestaande in het beeld Gods, enz.

Ook spreekt hij uitvoerig over het Koninkrijk Gods en het zien daarvan.

De natuurlijke mens wordt voorgesteld zijn grote ellende en gevaar. Er komt niet zozeer een appel tot die onbekeerde mens. Alleen de twee wegen worden aan allen voorgesteld.

Ook noemt hij de kenmerken van het wedergeboren leven. Wie in zijn jeugd werd wedergeboren en bewaard bleef voor uitbrekende zonden, wordt vermaand het niet in krachtige zaken te zoeken. Dat geldt wel voor degene die eerst een zondig leven leidde. Timotheus wordt hier genoemd.

Kenmerken van deze wedergeboorte: a. gevoelens van angst, pijn en smart (Hand.2:38); b. waar wedergeboorte is daar is leven, beweging en werking; c. daar is honger naar het Woord; d. de wedergeborene heeft betrekking op God, de Hemelse Vader; e. daar is liefde tot de wedergeborenen.

" Deze dingen in ons bevindend,hebben wij een klaar bewijs van onze wedergeboren staat…..”

 

Tweede preek over Johannes 6:44b                                                       110309

 

Deze preken zijn voorwerpelijk en missen een persoonlijke toespitsing. De toepassing is er wel, maar deze wordt voorwerpelijk beschreven. Dat blijkt ook in deze preek.

De mens wordt er helemaal buiten gezet. Deze tekst verklaart waarom de velen niet tot geloof komen, ondanks de prediking die men hoort. De Heere eist geloof en bekering, mnaar dat dient tot ontdekking van schuld en zonde. Gaat men dat erkennen dat niemand kan komen tenzij de Vader trekt, dan leidt dat tot de bede: Trek ons, wij zullen U nalopen. Costerus biedt dus wel een uitweg in deze nood van onmacht. En verder: de mens kan niet, omdat hij niet wil.

 

Derde preek (leerrede) over Ezech. 26:26,27                                         120309

 

Over de wedergeboorte. Vooreest over de aanvangswoorden: Ik zal geven. Hierin neemt Costerus duidelijk stelling tegen de Remonstranten, die de vrije wil van de mens leren, hoewel roemende met woorden als genade enz. Desondanks beroven zij God in Zijn eer.

De wedergeboorte wordt hier verklaad als komende tot het verstand en de wil van de mens.

 

Viede leerede over Ezech. 36:26,27                                                      130309

 

Hierin spreekt Costerrus over het hart en de geest als het innerlijk beginsel dat de bron is van uiterlijke daden. De uiterlijke loze wandel, ook de schijn van de Farizeer heeft geen enkele kracht, gans niet; het hart wordt gemist. Het hart is bij de natuurlijke mens de vuile bron van wanbedrijven.

Hij werkt dit sterk uit naar het zelfonderzoek toe. Onderzoekt u nauw, ja zeer nauw. Geen spreken vanuit de belofte, maar meer vanuit het bevel. De mens moet deze dingen zoeken. Ook hier geen Christologische inhoud aan de tekst.

 

Er volgen nog drie preken over deze tekst.

 

Eerste leerrede over de bekering > Hand.16:19-34 (totaal 11);              140309

 

Hierin gaat het over de vervolging der kerk, n.a.v. de gevangenschap van Paulus en Silas te Filippi. Geschiedenis der vervolging. Opmerkelijke preek.

 

Preek over Hand.16:34b                                                              070409

 

Vreugde over het geloof van hemzelf (stokbewaarder) en zijn huis. Costerus veronderstelt dat er ook kleine kinderen tot zijn huis behoorden. Deze konden het geloof niet beoefenen, zoals de Luthersen menen. Dezen moeten wel echter onder de gelovigen worden gesteld. Vanwege het verbond; ze zijn verbondsgewijze heilig. Maar de Geest der wedergeboorte is er ook voor de kleine kinderen. Ze kunnen het beginsel, "zaad of wortel” van het geloof wel hebben. Dat wordt dan later opgewekt. Hij meent dat kinderen die in  hun kindsheid sterven, ook innerlijk door Gods Geest zijn geheiligd. Vanuit antw. 74 (HC) worden zij geteld onder de gelvigen.

 

Verder komt de zekerheid des geloofs ter sprake. Deze kende de stokbewaarder. Wij kunnen het ook weten. Hoe? Zonder buitengewone openbaringen (224)  De geloviege moet dmv zelfonderzoek zien in welke staat hij is. Ook moeten zij hun geluk recht bedenken, want dat leidt hen tot vreugde. Daarna allerlei goede raad over de opvoeding der kinderen. Mooie preek.

 

Preek over de geestelijke mens op zijn droevigst, Psalm 119:28;           160409

 

Bijzondere preek. Costerus is hierin een bekwaam ziele-arts en psycholoog. Kent het hart, kent ook de medicijnen. Zeer evenwichtig. Hij wijst eerstens op het woord "druipen”. Zeer bekwaam in het geven van Bijbelse voorbeelden en teksten. Nogmaals, heel veel geestelijke en psychologische en Bijbelse wijsheid.

Inzake de droefheid spreekt hij ervan dat er drie zijn die er de hand in kunnen hebben: God, de satan en de mens zelf. Hij weet ervan dat mensen in hun temperament melancholiek kunnen zijn. Hij kent de onderscheiding van de menselijke geest in verstand, wil en hartstochten. Hij haalt Plato en Aristoteles, ook Boethius aan, die de menselijke geest hebben ingedeeld, bijvoorbeeld in blijdschap en droefheid, hoop en vrees.

Bij dit alles (er is nog veel meer van te zeggen) spreekt hij in geval van grote droefheid over de navolgende plichten:

1. Niet teveel aan de droefheid toegeven;

2. Geen verwarrende gedachten laten ronddwalen, maar naspeuren wat ons deert;

3. Het rechte geneesmiddel toepassen; geen kwade middelen ter hand nemen;

4. Niet teveel staren op het droevige kwaad;

5. Niet teveel met onze kwellende gedachten redetwisten; niet alle argumenten die de duivel inwerpt, opvolgen en ermee redetwisten; geeft almeer verwarring!!

6. Naar goede raad luisteren;

7. Gedenk aan de dagen van ouds, toen de Heere troost en moed gaf;

8. Ondertussen stil zijn en op de Heere wachten.

 

Preek over Romeinen 7:14 De geestelijke mens door het vlees gekweld;

170409

Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde; Eerste preek handelt over het eerste deel van de tekst;

 

Paulus spreekt hier over de wet der zeden, met beloften en bedreigingen, verspreid door de gehele schriftuur, en kort begrepen in de Tien Geboden.

De wet is geestelijk, dat is: a/  de wet is Goddelijk; b/ zij is zuiver en volmaakt; c/ ze strekt zich ook uit tot de inwendige, geestelijke bewegingen van de mens. In verband hiermee moeten we de volgende zaken waarnemen:

1. ons niet alleen wachten voor openbare zonden, maar ook voor die welke zich tot het binnenste uitstrekken;

2. ons niet tevreden houden met een uiterlijke gehoorzaamheid, maar de Heere dienen met het hart en de geest;

3. niet vergenoegd zijn met een burgerlijke zedigheid en rechtvaardigheid (uiterlijke schors), maar we moeten tot de pit en de geest van de wet komen (geloven, vertrouwen, liefhebben van God);

4. niet alleen gevoelig zijn voor die gebreken in ons die anderen bekend zijn, maar ook voor de inwendige gebreken van ons innerlijk, van onze geest.

 

Daartoe moeten we twee middelen waarnemen:

1. Geen andere uitlegger der wet gebruiken dan de H. Schrift;

2. De H. Geest als onze Leermeester verzoeken.

 

Preek over Romeinen 7:14 (Ik ben vleselijk);                               200409

 

Wie hier spreekt: het is Paulus, in zijn tegenwoordige staat. Twee redenen: a. hij spreekt telkens in de tegenwoordige tijd; b. de onwedergeborene kan niet spreken van alle tekenen van geestelijk leven, zoals de apostel doet.

Costerus bestrijdt terloops het Perfectionisme. Verder noemt hij diverse gronden waaruit blijkt dat de geestelijke mens nog vleselijk is:

1. Onze godsdienst is nog zo geesteloos; 2. onze ziel kleeft nog zo vast aan de aarde; 3. wij zijn nog zo eigenlievend; 4. We zijn zo onmatig, er zijn zoveel driften en hartstochten in ons; 5. er is nog zoveel liefdeloosheid, nijd en afgunst en allerlei oplopende toorn; 6. we kunnen de verzoekingen nog zo weinig weerstaan.

 

Wat hebben we daarom te doen?

1. wij moeten dit alles in nederigheid erkennen;

2. We moeten naastig het  vlees tegenstaan en tegengaan;

3. w hebben voor niemand meer te vrezen dan voor onszelf; waak er dus zorgvuldig tegen.

Duidelijke vermaning tot ootmoed op blz. 317.

 

Derde preek over Romeinen 7:14 (verocht onder de zonde);                  210409

 

De bekende kwestie van de komma (Kohlbrugge) komt hier natuurlijk niet ter sprake.

Verhelderend is de verklaring, dat een slaaf op twee manieren verkocht kon zijn. A. Sommige slaven konden zich, als zij dat wilden, vrijwillig overgeven in de macht van een meester, die hen aanstaat en die zij liefhebben; b. andere slaven waren onvrijwllig in hun dienst aan een meester. Dat laatste geldt van Paulus.

Het blijft moeilijk: men wil de zonde niet en men wil de zonde wel. Maar Costerus maakt wel duidelijk, dat men inderdaad een afkeer heeft van de zonde. Hij geeft als voorbeeld dat een gelovige een afkeer kan hebben van gierigheid en ook van hoogmoed, terwijl hij daar tegelijkertijd ergens een verbondenheid mee gevoelt. Dit geldt met name ook van allerlei ongewilde en godslasterlijke gedachten.

Conclusies vanuit de tekst: 1. we moeten geen grote gedachten van onszelf hebben; 2. we mogen niet mismoedig worden; 3. onze staat niet vermaken, d.w.z. ons niet verbinden aan enige zonde; 4. hartelijk evrlangen naar onze volkomen verlossing van het lichaam der zonde.

 

Eerste preek over Gal. 2:20 (Ik ben met Christus gekruist);                              280409

 

Buirengewoon doorwrochte preek; Costerus behandelt deze tekst vooral in de heligmaking, tegen hen die menen dat het geloof in Christus de mensen zorgeloos maakt. Integendeel, zij worden zelfs mèt Christus gekruisigd. De preek is ook onderscheidend: sommigen zijn wel gekruist, maar niet met Christus. Hij vordert een algehele heiliging op van de gehele mens. De gehele mens moet op pijnlijke wijze gekruist worden.

 

Preek over Gal. 2:20 (niet meer ik);                                            290409

 

Duidelijk geeft Costerus aan dat er bij de bekering een breuk valt, dat de brug is opgehaald, dat het alles is nieuw geworden. Daartoe gebruikt Gods Woord vaak het woord: eertijds.

Zo werkt hij dit uit. Hij gebruikt twee mooie beelen: een jongeman, na zijn bekering zijn oude minnares ontmoetende, hoort haar zeggen: Ik ben het; waarop hij antwoordt: ik ben het niet!

Hij wijst op de gewichten van de klok: ze moeten steeds opgetrokken worden, ze zakken steeds naar beneden. Zo is de mens, de begenadigde mens; hij ervaart dat het hart steeds weer verlevendiging nodig heeft.

Costerus merkt ook heel scherp op: tevoren waren de oude mens en ik één en dezelfde. Nu niet meer!

 

Preek Gal. 2:20  (Christus leeft in mij)                                         020509

 

Geen krachtige uitwerking, maar nochtans een die ten allen tijde diep beschaamd maakt. Wat komt een zondig mens hier niet aan tekort!

 

Preek over Gal. 2:20 (en ik leef);                                                 110509

 

Niet veel van te zeggen. Het geestelijke leven wordt niet geheel duidelijk. Tekst teveel geisoleerd van de andere delen van de tekst.         

Preek over Romeinen 8:26                                                           120509

(Desgelijks komt ook de Geest one zwakheden te hulp)

 

Vertroostend voor Gods kinderen, die door hun zwakheden gaan twijfelen aan hun staat. Costerus mist het scherpe en soms ook het wat bitse optreden van vd Groe. Hij is ook een goed exegeet.

 

Preek over Romeinen 5:1                                                            130509

 

Preek over de geestelijke mens op zijn best, als gerechtvaardigd. Deze wordt niet voorgesteld zoals Rome doet, die de heiliging stelt in plaats van de rechtvaardiging. Het is een rechtvaardig verklaren van iemand die dat zelf niet is. Het is verder om Christus wil. Het geloof is daarbij de hand die aanneemt.

Maar velen gevoelen het zo niet. Er zijn vlg. Costerus, twee oorzaken: 1. onkunde inzake de zekerheid; 2. een vervallen zijn in de zonde. Hij bemoedigt hen. Maar dat gebeurt wel gegrond en gefundeerd. We moeten het wel zoeken in Christus. Niet in onszelf. Ga daarom als een goddeloze tot God, zie op Christus. Dus niet rusten op uw goede staat, maar rusten in Christus. Geen syllogisme, maar een daadwerkelijk zien op Christus. Het geloof in Christus werkelijk beoefenen.

 

Preek over Romeinen 5:2                                                            250509

 

Deze preek gaat over de toeleiding, die Gods kerk mag hebben door Christus. Door Christus to de Vader gaan. Een vrucht van het rechtvaardigend geloof. Ik mocht er iets van gevoelen en geloven.

 

Preek over Romeinen 5:2b                                                                    270509

 

Hierin handelt Costerus over de hemelse heerlijkheid. Uitgebreid en breed opgezet.

 

Pteek over Romeinen 5: 3                                                           050609

 

Wij roemen ook in de verdrukkingen. Er zijn drieërlei verdrukkingen: a. geestelijke verlatingen; b. aanvechtingen van de duivel; c. haat van de vijanden. Daartegen worden kostbare schatten aangedragen.

 

Preek over 1 Cor.3:22 (alles is uwe);                                                     110609

 

Hier spreekt Costerus over Paulus, Apollos, Cefas; zij zijn allen uwe. Dus over de ambtelijke dienst. Hierin merkt hij op: Het is iets zeldzaams als een leraar in dezelfde gemeente vele jaren achting behoudt. De mensen worden beheerst door blinde driften en wispelturigheden, inzonderheid de vrouwen…..

 

Preek over 1 Cor.3:22 (hetzij wereld);                                                   120609

 

Een goede belichting van de Bijbelse omgang met het geschapene; hoe gaat Gods volk om met de wereld en de goederen ervan? Men mag redelijke welstand nastreven, maar men mag geen slaaf worden, door bijvoorbeeld pas tevreden te zijn als het precies zus en zo is.

 

Preek over 1 Cor.3:33 (hetzij leven);                                                     160609

 

Hierin spreekt Costerus zeer evenwichtig, zoals altijd, over de waardering van het aardse leven. Hij ziet het niet als ideaal dat een mens aldoor verlangt naar de hemel. Er kunnen redenen zijn om te begeren hier te blijven, zoals de Schrift ook laat zien. Het gaat om een geestelijke beleving van het aardse leven. Wat geniet ik het aardse leven vaak nog te weinig in het licht van de tegenwoordigheid des Heeren.

 

Preek over Ezech. 36:27b                                                            160709

 

Vrucht van de gave des Geestes is het wandelen in Gods inzetingen. Geen antinomianisme. Hij concretiseert het alles op de kleding (als voorbeeld). Hij klaagt erover dat men niet vraagt wat de Heere wil maar wat de nieuwste mode is. Verder zit men zelfs in de kerk met ontblote ruggen en borsten, alsof de kerk een spinnerij zou zijn.

 

Preek over Rom.5:4 (lijdzaamheid werkt bevinding);                                       240709

 

Costerus spreekt vooral over het woord bevinding. Bevinding van, ervaring met allerlei verdrukkingen; hij kent ook het woord in verband met de persoonlijke kennis en beleving van de weg ter zaligheid. Maar toch vooral het eerste. Bijbels gezien is bevinding vooral verbonden met verdrukking.

 

                                                                                                  280709

 

Costerus stelt hier dat de ouden meer bevinding hebben dan de jeugd; jonge christenen zijn te voortvarend, maar missen de ervaring die de ouderen hebben. Een visie, die we zeker wel ter harte moeten nemen, ook in de kerk.

 

Preek over Romeinen 5:4  (en de bevinding hoop);                                 060809

 

Bevinding is hier breder dan ons gebruik van het woord. Het betekent de ervaring van Gods hulp in allerlei beproevingen. In geestelijke en natuurlijke zaken.

 

Preek over Rom.5:5  (en de hoop beschaamt niet)                                 021009

 

Een tijd andere schrijvers gelezen, o.a. Pink; Costerus is dan weer een verkwikking vanwege zijn heldere, Bijbelse en zuivere prediking. Inderdaad, voluit Bijbels; niet afdalend in allerlei gestalten en ongestalten, maar de vastigheden van het Woord. Deze preekstijl spreekt aan, zet tot nadenken.

Hij spreekt in deze preek ook over de Chiliasten en geeft reeds in die dagen hij overleed in 1703) een beschrijving die wij maar al te goed kennen.

 

Preek over Rom.5:6 (de liefde Gods uitgestort in onze harten);             091009