ARM EN RIJK

 "…Ik weet uw armoede (doch gij zijt rijk)…” (Opb.2:9a)
 

 

Smyrna was een der schoonste en volkrijkste steden van Azië. Vele bibliotheken en heidense tempels, hoogbeschaafd, maar tegelijk intolerant tegenover de christenen. Een stroom van martelaarsbloed vloeide er. Bekend werd daardoor Polycarpus, die hier de vuurdood vond.

Hier een gemeente, die op hoog geestelijk peil leefde. De Heere begint hier te wijzen op hun werken. Niet zozeer hun geloof, maar hun werken. Werken zijn de vruchten van het geloof.

De Heere zegt: Gij zijt rijk! Tegelijk in uiterlijke zin een gemeente in onaantrekkelijkheid. Het lijken allemaal negatieve eigenschappen. Verdrukking, lastering, armoede, lijden, verzoeking, ziedaar de trefwoorden. Alles lijkt hier tegen. De duivel, de Joden, de heidenen. Juist hier bloeit de kerk. Kerk en wereld zijn hen tegen.

Het is een wisselwerking. Hun geloof bevorderde het lijden en het lijden bevorderde hun geloof. Waarom moesten deze mensen zo lijden? Omdat hun geloof zo echt was. Waarom behoeven wij niet te lijden? Deze gemeente deelde niet in de welvaart, in de goede banen en de vele verdiensten, zoals wij. Wellicht zocht men deze zaken ook niet direct. Ze telden maatschappelijk niet mee. Eenzelfde situatie heeft er in Oost-Europa bestaan.

Tegenover deze armoede staat de tegenstelling: doch gij zijt rijk. Welke rijkdom was dat? We kunnen dat wel aangeven: er was geen enkele schuld in hun leven, zij waren rijk in God en rijk aan goede werken, ze behoorden tot een koninklijk priesterdom, ze waren erfgenamen van God, ze beleefden werkelijk een innerlijke rijkdom, ze hadden de schatten voor dit en het toekomende leven. Er is ook een andere tegenstelling mogelijk: Ik weet uw rijkdom, doch gij zijt arm. Geestelijk arm, omdat uw schuld nog openstaat en omdat u de eigenlijk levensbron mist. En als we die missen dan ontstaan er allerlei andere zaken, zoals twist en tweedracht, enz. Het tegenbeeld van Smyrna is Laodicea, een rijke gemeente.

Inzake de verdrukking is juist hier de Afzender belangrijk: Hij is dood geweest en weer levend geworden. Zijn lijden was er ook. Zijn lijden is op hen overgegaan. Deze gemeente is een plant geworden in de gelijkmaking van Zijn dood. Hij deed dat uit liefde voor Zijn volk. Uit toewijding aan de Vader. Zijn lijden was uiterst zwaar. Dat lijden van Christus was hen alles geworden. Zijn liefde had wederliefde opgewekt. In Zijn Persoon en het geloof in Hem lag hun kracht!

 
     
 VREES EN LIJDEN
 
"Vrees geen der dingen die gij lijden zult….” (Openb.2:10a)

 

Hoe zal onze toekomst zijn? In Smyrna stond er nog meer lijden voor de deur. Dat kan en zal zwaar zijn. Denk aan de brandstapel, aan de gevangenis, aan de dood, aan foltering en marteling. Zaken om voor te vrezen en om tegen op te zien. We denken aan de kerk van Nederland. Er komt een algemene tegenkanting. De kerk loopt vast, als ze kerk zal blijven. Als de kerk gaat getuigen tegen vuilheid en zonde, tegen de duivel en tegen het kwaad dan roept zij moeiten en tegenslagen op. Dat kan beginnen met een negeren van u of een weigeren van uw diensten of een toenemende vijandschap tegen uw persoon. Tegen de school en tegen de kerk. Als ik dan bedenk dat de hemel wacht met het eeuwig zalig leven, dan is er geen nood. Als ik mij verbonden weet aan Koning Jezus, dan kan dat allemaal wel. Vrees geen der dingen! Als mijn wandel maar in de hemelen is. Zoek dan de gemeenschap met Christus. Hij troost deze gemeente. Er kan ook persoonlijk lijden zijn, nu reeds. Op uw werk of in uw straat, temidden van de buren. Laat u sterken door het woord van Christus.

Dan iets wonderlijks: het is een verzoeking. Zoals Christus in de woestijn. De duivel gaat altijd het echte werk verzoeken. Denk aan Petrus. De Heere laat dat toe. Er wordt verwezen naar Daniël 1, 12 en 14 en Gen.22,1. Er is iets van God in en iets van de duivel. Gunning denkt hier aan de beproeving van Godswege. Onze vertaling wijst naar Jak.1,12. God beproeft Zijn eigen werk, alhoewel Hij het weet. Het is opdat we het zelf ook zouden weten. Het wordt dan te meer echt en zuiver, als het goud. De tien dagen verdrukking wijzen op een periode, wellicht op een korte periode. De loslating van de duivel is beperkt. Daar staat een eeuwigheid tegenover. Getrouw zijn tot aan de dood, ook tot in de dood zelfs. Niet alleen een periode, ook een mate aangeduid van deze trouw. De kroon des levens wenkt. Deze spreekt van rijkdom en eer en macht.

Wij kennen deze wijze van verdrukking niet. Toch beproeft de Heere Zijn eigen werk altijd. Hij kan dat ook doen door de verzoeking van weelde en rijkdom, van wereld en zonde. Voor ons komt het erop aan, dat we in onze situatie staande zullen blijven. Soms denken we dat deze verdrukking in onze tijd nòg gevaarlijker is dan zoals destijds in Smyrna. Kent u Christus als Uw Borg en Middelaar? Troost u dan; uw verdrukking is met en vanuit Hem. Hebt u daarentegen geen verdrukking? Kent u dan Hem wel, in Zijn vernedering en in Zijn verhoging?