HOOFDSTUK IV   OVER DE KERK

Pargr. 53:                 Het wezen van de kerk

485
De mens is een zoön politikon. In godsdienst ligt een sociaal element.
Patriarchen: huisgezinnen waren de gemeenten.
Gen. 4,26: Sethieten roepen tgo. de Kanaänieten de Naam des Heeren uit.

Twee belangrijke woorden in het OT;  adc (eedah) en  lhq  (qahal).

De LXX vertaalde eedah door sunagogh (sunagogè) en qahal door ekklhsia (ekklesia).

Er is dit onderscheid: de synagogè, is de feitelijke gemeente; de  ekklesia is de ideale gemeente.

486
Sunagogè ging gelden van de Joodse gemeente (Hand. 13,43); ekklesia gold van de chr. gemeente.
Jezus gebruikt in Mattheus 16,18 en 18,17 voor Zijn gemeente het woord ekklhsia (qahal). Toen nog in algemene zin gebruikt. 
Sinds de Pinksterdag treedt de gemeente Gods in de plaats van het oude Israel. 
Het woord ekklesia wordt gebruikt van de plaatselijke gemeente, hetzij in vergadering bijeen (Hand. 5,11;11,26;1 Cor. 11,18;14,19.28.35) of niet in vergadering bijeen (Rom. 16,4;1 Cor. 16,1;Gal. 1,2; 1 Thess. 2,14).

Aanvankelijk waren dit huisgemeenten. Te Efeze kwam de gemeente samen in de gehuurde zaal van Tyrannus. Binnen één stad soms meerdere huisgemeenten (Jeruzalem, Rome, Corinthe, Collosse).
Zelfstandigheid en eenheid. Het geheel van vele gemeenten werd ook ekklesia genoemd (Hand. 9,31).
Het woord kan ook nog aanduiden de kerk op aarde alsook de kerk in de hemel (Hebr. 12,23).

487
De Apostolische Vaders onderscheidden reeds tussen de ware en valse leden der kerk.
Origenes: velen geroepen, weinigen uitverkoren; er is kaf tussen het koren en veler wandel is met hun belijdenis in strijd.

N.a.v. het ontstaan van allerlei secten rees de vraag, waar de ware kerk nu wel was. Men zocht het antwoord in de katholieke kerk (over de hele aarde, in alle tijden en plaatsen, alle gelovigen omvattend, buiten haar geen zaligheid).

Men zocht het echter teveel in het zichtbaar instituut (niet in geestelijke zin); de bisschop ( van de apostelen afstammend) werd het criterium van de zuivere kerk.

Rome heeft meer de algemene kerk voor ogen dan de plaatselijke kerk; Kerk en het  episcopaat gaan vooraf aan de plaatselijke kerk.

Gnostici, Montanisten, Novatianen gaven andere principia: de heiligheid, inspiratie en profetie, geestelijke mensen.
Ook Augustinus legt veel nadruk op de katholieke kerk: plurimae oves foris, plurimi lupi intus.
Hij droeg mede ook bij tot vorming van het RK kerkbegrip. 

In de ME kwam de kerkelijke hiërarchie op; Ook de ekklesia docens: Roomse kerkinstituut is de enige middelares tot zaligheid, bewaarster en uitdeelster van alle genade, de enige arke des behouds.
Hierbij is de ekklesia audiens afhankelijk van de ekklesia docens.
Ubi papa, ibi ekklesia!

488
Luther anders. Geen speciaal conceptie over de kerk.
Kerk voor Luther: vergadering der gelovigen;
Twee zijden: onzichtbaar: voorwerp des geloofs; zichtbaar: zuivere bediening van Woord en Sacramenten; 
Later andere invulling: onzichtbaar: ware gelovigen, die ons onbekend zijn;
zichtbaar: zowel kaf alsook koren.

Zo ook Calvijn:
ekklesia invisibilis: alleen God zijn de uitverkorenen bekend;
ekklesia   visibilis: multitudo hominum universa (ook hypocrieten daaronder); 

489
Daarna diverse opvattingen over de kerk.

Anabaptisme: gelovigen zijn geestelijke mensen; dus afgescheiden van de wereld; geen reformatie, maar separatie; afgezonderde kerk; ware kerk is kerk van heiligen; doop na persoonlijke belijdenis; onthouding van eed, krijgsdienst en overheidsdienst; spijs, kleding en verkeer toonden hun anders-zijn aan  > dualistisch beginsel!
Labadie: conventikelen te Middelburg (1666); evang. gemeente; bedenkelijke huwelijkspraktijken; gemeenschap van goederen.

Pietisme: onverschillig t.a.v. ambt en kerk, sacrament en formulier; separatistisch: afzonderlijke gezelschappen.
Zinzendorf: neigde naar het gevoelen van de Labadie.

Independentisme: kerk is samenvoeging van individuele gelovigen; Quakers.
Methodisme: Ook separatistisch; liefdemaaltijden, prayermeetings, vastendagen, gezelschappen. Leger des heils; kleding en leefwijze.
John Darby: verwierp elke kerkvorm; de kerk was voor hem geheel ontaard; gelovigen moeten slechts zichzelf stichten en de wederkomst afwachten; 

Hierdoor verloor de kerk haar uniform karakter!
 
 490
Qahal, ekklesia > vergadering, geroepen tot een bepaald doel. In OT gold dit Israel, in het NT de gemeente van Christus.

Men leidt het woord "kerk" verschillend af:
kuriake (oikia): gemeente, kerkgebouw; plaats van samenkomst.
circus:
kharkha: wat bevestigd is.

De St. Vert. vertaalt ekklesia door gemeente. Beter is echter: kerk.
Gemeente komt ook in burgerlijke zin voor. Beide woorden hebben weliswaar eenzelfde betekenis.
Dus niet: gemeente > ware gelovigen; kerk > schijngelovigen, instituut.
Het woord kerkgenootschap is een onzuiver woord.

Kerk kan ook niet vervangen worden door Godsrijk. Dit laatste heeft eschatologische betekenis, heeft geestelijke goederen, kent alleen wedergeborenen;

Kerk is meer een diesseitig begrip: middel tot het Godsrijk >.

Het wezen van de kerk is het volk Gods. Aanduidingen: lichaam van Christus; bruid van Christus; schaapskooi, kudde etc;
Weliswaar goed en kwaad door elkaar (gelijkenissen).
Toch is het wezen van de kerk: vergadering van ware gelovigen. Ongelovigen maken het wezen niet uit.


491
Engelen behoren niet tot de kerk. Adam en Eva voor de val ook niet. Nog enkele onderscheidingen:
ekklesia militans en triumphans;
ekklesia universalis, nationalis en localis  <<
Maar het geheel gaat voor de delen. Universalis gaat aan de localis vooraf.
Ekklesia invisibilis (onzichtbare kerk): de kerk is onzichtbaar naar haar geestelijke zijde of in haar ware leden; de intimis non iudicat ekklesia (de kerk oordeelt niet over het innerlijk)!
ekklesia visibilis (zichtbare kerk): zichtbare gestalte van de kerk.

Organisme en instituut: middel en doel, coetus en mater fidelium. Organisme: wat de kerk is; instituut: de kerk is er ook voor anderen.
Organisme: gemeenschap der heiligen; instituut: ambten en bedieningen.

Sommigen omschrijven de kerk als bestaande uit praedestinati, perfecti, avondmaalgangers. Rome daarentegen legt het zwaartepunt van de kerk weer in de monarchia externa; nog weer anderen bepalen de kerk als een vergadering van gedoopten (Melanchton) of van geroepenen.
Beide bepalingen zijn eenzijdig.
Juister: KERK IS VERGADERING DER GELOVIGEN !!
Het geloof is een zaak van het hart en van de wandel (zichtbaar en onzichtbaar).

493
De kentekenen van de kerk (notae) zijn bij Rome: unitas, catholicitas, sanctitas en apostolicitas.
De Reformatie sprak slechts van de zuivere bediening van het Woord.

494
Bij de zuivere bediening van het Woord soms genoemd: zuivere bediening van de sacramenten en heiligheid (tucht). Deze liggen echter opgesloten in het eerste.
Calvijn waarschuwt ernstig tegen willekeurige afscheiding van de kerk. Er kan veel aan de kerk ontbreken. Ware kerk kan veel onzuiverheid bevatten, terwijl de gescheiden kerken veel zuiverheid kunnen vertonen.

495
Wat te denken van de verdeeldheid? Het leide tot verootmoediging (Joh. 17,21).
HB merkt hier op:
1. Alle scheuring dagtekent uit de apostolische tijd: Joden- en heiden-christenen, Petrus en Paulus (Gal. 2,11) en Paulus en Barnabbas (Hand. 15,39).
2. Dit leek niet ernstig, omdat er nog geen kerkverband bestond.
3. Christus gaf ieder de vrijheid om het Woord te verstaan zoals hij het inziet.[??]
4. God heeft ook de verscheidenheid lief (Psalm 87).
5. Er is geen ware en valse kerk in de absolute zin.
6. Met aanduidingen als schisma en haeresie moeten we voorzichtig zijn; sinds de Reformatie is er de pluriformiteit.

496
EIGENSCHAPPEN VAN DE KERK
Eenheid: bij Rome is de paus het ene kenmerk. Eenheid bij Protestanten ook moeilijk; maar er is eenheid in verscheidenheid.
Heiligheid: bij Rome sprake van liturgische heiligheid (mis, offer); daarna persoonlijke heiligheid;
Reformatie zoekt de heiligheid in de gemeenschap der heiligen. Gelovigen zijn heiligen, vanwege de toerekening van Christus, ook vanwege de vernieuwing door de Heilige Geest.
Catholiciteit: bij Rome: over de gehele aarde verspreid; was er vanaf het begin der wereld. [Maar: Rooms en katholiek zijn met elkaar in tegenspraak].
Bij Reformatie: ekklesia universalis, die alle gelovigen omvat en in allerlei kerken min of meer tot openbaring komt. Het woord komt in de HS niet voor. Schriftberoep: Gen.12,3; Ps.2,8; Joh.10,16; Rom.1,8; Ef.2,14.
Apostoliciteit:bij Rome ziet dit op de stichting door en de overeenstemming met de apostelen. Onafgebroken successie.
De Reformatie spreekt niet van successio personarum, maar van de successio doctrinae. 
Onfeilbaarheid: Jezus zal Zijn kerk bewaren tot het einde van de wereld. Er zal altijd een vergadering van ware gelovigen zijn en blijven.


Pargr. 54   DE REGERING DER KERK

497
Het gezag van de kerk rust in God. Tweeërlei gestalte van de kerk: coetus en mater fidelium (organisme en instituut).

498
God stichtte en handhaafde de kerk > Adam, Noach, Abraham (huisgezin = kerk), Sinai; zo deden ook Johannes de Doper en Christus.
Jezus stelde het apostolaat in; dit getuigt van het institutaire karakter van de kerk.

Christus Zelf is Apostolos (Hebr.3,1) en Hij zet deze apostolè in de twaalven voort;
Hij riep hen eerst tot discipelen; later stelde Hij deze discipelen aan tot apostelen. Dit wordt soms ontkend. Ten onrechte! > Matth.20,33;  Luk.24,47; Joh.20,19;1 Cor.15,5.7 eap.  

Maar er zijn vragen.
* Wie moeten tot het twaalftal gerekend worden? De apostellijsten verschillen onderling (vgl. Matth.10,2; Mark.3,16; Luk.6,14; Hand.1,13).
Waarschijnlijk is Lebbeus Thaddeus: Judas Jakobi.
Judas Iskariot werd later vervangen door Matthias.
* Het is onduidelijk welke plaats Paulus inneemt. Het is niet zo dat hij vooral onder de heidenen werkte.
Hij heeft door zijn apostolaat het apostolaat van de twaalven bevestigd.
* Waarom geen eenduidige betekenis van het woord apostel?
Paulus noemt zijn medewerkers soms ook apostelen (dus ruimere betekenis van het woord). (Hand.13,2; 2 Cor.8,23). 
Hier valt dan te denken aan Barnabbas, Markus, Lukas, Silas, Tychikus, Aristarchus, Epafras, Apollos, Timotheus, Titus. Elders worden zij evangelisten genoemd.

Overeenkomst van hen met de apostelen:
1. zij zijn dienaars van Christus krachtens een bijzondere aanstelling;
2. zij arbeiden in de ecclesia universalis;
3. zij zijn ook grondleggers van de gemeenten.

Dan zijn er de profeten. Deze kwamen toen veel voor. Thans is de tijd voor de profetie voorbij <!?>
Hun ambt was meer charismatisch dan dat van de apostelen en evangelisten.

Het apostolaat is zeer eigensoortig:
1. zij zijn door de Vader aan Christus gegeven;
2. ze zijn oog- en oorgetuigen;
3. zij zijn in bijzondere mate de Heilige Geest deelachtig;
4. ze treden op als getuigen van Christus, m.n. van Zijn opstanding;
5. ze doen tekenen en wonderen;
6. aan hun getuigenis is de kerk van alle tijden gebonden;
7. ze zijn van betekenis voor de ganse kerk; dè kerkleiders.

Petrus neemt een eerste plaats in. Hij kreeg de naam Cefas vanwege zijn trouw karakter. Zie Matth.16,13-20: met petra is niet alleen Petrus bedoeld, ook niet alleen zijn belijdenis, maar de persoon, die door zijn belijdenis een rots zich bewees.
Primus inter pares!

499
Het apostolaat was slechts tijdelijk.  
We kunnen dus onderscheiden in buitengewone (apostelen, evangelisten en profeten) en de gewone ambten (presbyters en diakenen). 
De eersten dienden voor de grondlegging van de kerk. De gewone kwamen op nadat de gemeenten gesticht waren.

Eerst begon men de gemeenten in te delen (huisgemeenten, Hand.2,46; 5,42). Dit wellicht naar het voorbeeld van de Joodse synagoge.

Onderscheiden werden de >neoteroi en de presbuteroi<. 
Israel eerde de grijsaards.
De presbyteroi bekleedden aanvankelijk geen ambt, maar vormden een aanzienlijke groep binnen de gemeenten.

Dus bestond er het verschil presbyteroi en episkopoi. Het woord presbyter werd langzaamaan vervangen door episkopos. 
De apostolische vaders spreken, naast de ambten, van de oudsten, die aanspraak maken op eerbiedige gehoorzaamheid.
Zonder dit onderscheid geeft de bekende tekst in 1 Tim.5,17 geen goede zin.

Waarschijnlijk gingen de apostelen, vanwege het vele werk, gebruik maken van de presbyteroi. Hoe is onbekend. 
Later kregen zij de naam van episkopoi. 
Alle episkopoi zijn dus presbyteroi, maar omgekeerd is dit niet zo. 
Het episkopale ambt werd te Jeruzalem ingesteld en later ook in de Joden-gemeenten (Hebr.13,7.17; Jak.5,14). Nog weer later ook in de heiden-gemeenten. 

Vele schriftplaatsen leren dat het ouderlingenambt een algemeen voorkomend ambt was. De aanduiding opziener geeft het karakter van dit ambt aan (Hand.20,28; Filip.1,1; 1 Tim.3,2; Titus 1,7; 1 Petr.2,25).
Zij heten ook wel prohistamenoi (proistamenoi, Rom.12,8), kubernèseis (kubernhseis, 1 Cor.12,28), hègoumenoi (hgoumenoi Hebr.13,7) en poimènès (poimhneis Ef.4,11).
Vereisten vooral: regering van het eigen gezin (1 Tim.3,1-7; Hand.20,28; Titus 1,5-9 en 1 Petr.5,1-3).

Het ouderlingenambt was oorspr. met de leiding en de regering belast.
Het leren was oorspr. niet aan dit ambt verbonden (Rom.12,7; 1 Cor.12,8; 14,26).
Echter moest men het leren toch ook aan de ouderlingen gaan opdragen vanwege allerlei misbruik en dwaling (Hebr.13,7).
Alle ouderlingen hadden toen waarschijnlijk de opdracht om te leren (1 Tim.2,2), maar men moest verder gaan onderscheiden tussen leer- en regeer-ambt vanwege de wederlegging van allerlei tegensprekers en vanwege de voorziening in levensonderhoud.

Belangrijke bewijsplaats is 1 Tim.5,17 <<<!
De presbyteroi aldaar zijn geen opzieners (vs 1). Er zijn er die zowel oudsten zijn alsook opzieners (episkopoi) en dus is er sprake van dubbele eer. Later blijkt dat slechts een enkele belast is met de dienst des Woords (angelos) > Openb.1,20.
  

Aangaande de diakenen:
Deze werden door de gemeente verkozen. Gold van Matthias, Paulus en Barnabbas. 
Welk ambt bedoeld?
Sommigen: buitengewoon ambt, dat spoedig verdween.
Anderen: ouderling- en diaken-ambt is één. Dit omdat Filippus ook preekte.
Toch pleit alles voor het later opgekomen diakenambt. Omdat:
1. de naam diakonos duidt op een dienst van barmhartigheid (Rom.12,7; 1 Cor.12,28; 1 Petr.4,11). 
2. de diakenen de tafelen bedienden, dat zijn de agapè-maaltijden; wijst op het  HA; de rijken legden op die tafels hun gaven neer in nature voor de armen. De diakenen moesten deze dienst verrichten.

Verder is er in Rom.16,1.2 en 1 Tim.3,11; 5,9.10 sprake van diakonessen.

500
Deze aristocratisch-presbyteriale kerkinrichting maakte spoedig plaats voor de monarchistisch-episcopale; gang van zaken hierbij onbekend.
Weinigen kenden aanvankelijk de diepe zin der waarheid.
Ketterij maakte consolidatie van het ambt noodzakelijk. Het monarchistisch-episcopaat heeft zich het eerst in het O ontwikkeld. 
Zie Ignatius: de episkopos is een gelijkenis van God en Christus (Openb. 1,20). Hij maakt aanspraak op onbeperkte gehoorzaamheid. 
Sedert de 2e helft 2e eeuw kwam de onderscheiding <clerus-leken> op. Ook wel genoemd: eccelsia docens et audiëns.

501
Rome kwam van het episcopale tot het papale stelsel.
Rome kreeg voorname plaats vanwege:
politieke betekenis van de polis;
vanwege Rom.1,9;
vanwege stichting der gemeente door Petrus en Paulus.
Dit kwam op omstreeks midden tweede eeuw.
Irenaeus neigt reeds daarheen, evenals Tertulianus en Cyprianus.
De bisschoppelijke macht ontwikkelde zich in de 3e eeuw, de aartsbisschoppelijke plaats van Rome in de 4e eeuw.

Rivaliteit met Constantinopel vanwege de politieke betekenis van ook die stad. 
De kerkvaders van de 4e en 5e eeuw achtten onderwerping aan de kerk van Rome noodzakelijk.
Leo I (440-461) ontwikkelde de plaats van Rome heel duidelijk.
 
 
Paus kon als aartsbisschop landssynoden bijeenroepen. Van hieruit ook synoden voor heel de Westerse kerk. 
De Reform. concilies van de 15e eeuw trachtten nog de invloed van Rome te keren, vanwege het beginsel van de volkssuperioriteit.

Augustinus beriep zich op Luk.22,32.
Tenslotte: 18 juni 1870 Vaticaans concilie: 
1. primatus jurisdictionis rechtstreeks door Christus aan Petrus opgedragen;
2. Primaat van Petrus duurt voort in zijn opvolgers;
3. Dit oordeel staat boven allen en is aan geen concilie onderworpen;
4. ex cathedra is de paus onfeilbaar.
 
 502
Bezwaren hiertegen:
* onderscheiding clerus-leken is niet in overeenstemming met de HS; clerus bij Rome: een eigen stand van geestelijken, afgezonderd van de rest.
Zowel het O als het NT zien in heel het volk een priesterlijk koninkrijk!
Dit geldt zeker wel na Pinksteren.

* Christus stelde de ambten in.
Er bestaan bepaalde vragen ten aanzien van het episcopaat. Vlg. Rome heeft dit ambt de potestas magisterii, jurisdictionis en ordinis. Rome houdt dit onderscheiden van het presbyteraat. Het stamt door wettige en onafgebroken successie iure divino af van het apostolaat.
De HS kent echter geen wezenlijk onderscheid tussen presbyters en episcopoi.
Er waren soms ook in één gemeente meerdere episkopoi (Hand.20,17 en Filip.1,1).
De historie leert dat het Roomse episcopaat de wortel is van allerlei hiërarchie.
De Reformatie verwierp deze ontwikkeling, al kende men geen bezwaar tegen de plaats van bijv. een superintendent.

* Het apostolaat is vlg. de HS een onvernieuwbaar ambt. Men mag niet zeggen dat episcopaat de voortzetting is van het apostolaat.

* De plaats van Petrus is vlg. de HS geen andere dan die van de overige apostelen. Rome beroept zich op Matth.16,18; Luk.22,32; Joh.21,15-17. Onjuist!
Bedenk ook dat Christus hem een satan noemde (zie ook Gal.2,6.9.11) <!

* Men kan niet bewijzen dat Petrus in Rome is geweest, ook al is dat aannemelijk; ook niet dat hij daar bisschop was. 
Uit 1 Petr.5,13 mag worden afgeleid dat Petrus te Rome is geweest, maar onbewijsbaar is wel de termijn van 20-25 jaar, die men aanneemt.

* Rome bouwt slechts op een waarschijnlijkheid dat Petrus te Rome bisschop was en zijn ambt heeft overgedragen aan Linus. Hiertegen mag worden opgemerkt dat Petrus ook elders episcopoi heeft aangesteld.

503
Het pauselijk gezag is door veel ME-se sekten aangevochten. Rome was Babel en de paus was de antichrist.
De Reformatie dacht zo ook enigermate. 
Luther had te weinig ook voor de regering der kerk, want hij kende alles aan de overheid toe.
De vorm van kerkregering achtte hij een onverschillige zaak. 
Het predikambt was voor Luther het voornaamste.
De plaats van de overheid blijkt in zijn boekje: An den christliche Adel Deutscher Nation (1520).
De Lutherse kerk kent:
ordo ecclesiasticus (pastores)  >> Woord en sacrament;
ordo oeconomicus (gemeente)  >> consensus en approbatio;
ordo politicus (overheid)  >> externa gubernatio, dwz: aanstelling, ontslag en onderhoud van de pastores, stichting van kerken en scholen, regeling der godsdienstoefeningen en reformatie van de leer.

Dit is niet in overeenstemming met de HS.
* HS kent, zowel in het O als het NT, onderscheid tussen koning en priester;
* wezen van de kerk is dat zij een vergadering van ware Christgelovigen is en geen stichting van mensen;
* dus moet de kerk een eigen regering hebben;
* Christus gaf aan Zijn gemeente een eigen regering; de HS bepaalt de beginselen van de KO;
* Niet de mens, maar Christus bepaalt de regering der kerk.

De Gereformeerden gaan uit van de soevereiniteit Gods. Het koningschap van Christus moet krachtig beleden worden. Dit koningschap is regnum potentiae en regnum gratiae. Hij droeg de heerschappij niet aan iemand over.

504
Gereformeerden spraken ook niet meer van een diocese (gebied van een bisschop) en parochie (gebied van de parochus, die de macht van de bisschop ontvangt).
De Gereformeerden gingen uit van de ecclesia universalis en daalden zo af tot de ecclesiae particulares. Band en eenheid.
Dit geldt ook voor de leden van de gemeente onderling. 
Kerspelvorming (wijkkerkeraden in grote steden) is echter niet verkeerd.
Aan het ambt specialis gaat het ambt aller gelovigen vooraf!!
De gelovigen moeten zich bij de ware kerk voegen; ze moeten de reformatie der kerk zo nodig ter hand nemen; ze moeten hun gaven meedelen aan anderen.

505
Velen menen dat het ambt een orgaan der gemeente is. Ten dele juist!
De ambten zijn er wel ten dienste van de gemeente.
Maar de ambtsdragers ontvangen niet van de gemeente hun macht: Mozes en Aaron, apostelen werden door God aangesteld.
Ware apostelen beroepen zich op aanstelling van Godswege: Jes.6,4; Jer.1,4; Hos.1,1; Rom.1,1; Gal.1,1 eap. 
Zij staan in Zijn dienst en noemen zich douloi Christou, diakonoi Christou, hupèretai Christou, douloi Christou, sunergoi Theou. 
Zij staan als opzieners boven de gemeente, zijn haar episcopoi, prohistamenoi en hègoumenoi.
Dit geldt voor de buitengewone en de gewone ambten.

De weg tot het ambt loopt via de vocatio, examinatio, ordinatio.

Inwendige roeping bestaat uit:
verlening van gaven;
vaste begeerte;
het banen van de wegen.
 
 
De roeping ontvangt het zegel in de roeping der gemeente. Deze gaat ook van Christus uit.
Hij gebruikt de gemeente als middel (Hand.1,23; 6,2-6; 2 Cor.8,19).
Rome geeft ten onrechte aan de paus alle macht. De Remonstranten soms teveel aan de overheid.

De Gereformeerden verschilden hiervan duidelijk:
Het is verkeerd om alleen de kerkenraad deze macht te verlenen; ook verkeerd om aan de gemeente het recht van de keuze der dienaren te geven.
De gemeente is geen vereniging, ook geen democratie! 
Juiste weg: keuze door de gemeente bij leiding van de kerkenraad.
De kerkenraad kan zich binden aan de nominatie van de gemeente of aan de keuze der gemeente bij nominatie door de kerkenraad.

Examinatio beoogt beproeving. Niet strikt noodzakelijk. Wel pleit 1 Tim.3,10 enigszins daarvoor. Het peremptoir examen berust niet bij de professoren, maar bij de kerk!

Handoplegging niet echt noodzakelijk bij de ordinatio. Wel voorkomend in OT: zie Numm.8,10; 27,18-23;. Maar Christus deed zo niet!
Later wel vermeld in 1 Tim.4,14 en 2 Tim.1,6; 1 Tim.5,22 en Hebr.6,2. 
Het is geen reële mededeling van geestelijke gaven <.
De chr. kerk deed dit bij de doop, genezing, wederopname van gevallenen, huwelijk, boete en ordening.
De Gereformeerden meenden dat dit alles niet echt noodzakelijk was. Geen wezenlijk element bij Christus, de apostelen en ouderlingen.

506
Het episcopaat van Rome beroofde de gemeente van alle vrijheid. Denk aan de indeling van leken en clerus.
De clerici verdeelt men daar in ordines minores (non sacri: acolouthi, exorcistae, lectores en ostiarii).
Rome kent eigenlijk alleen het ambt van de bisschop.
Alles is daarvan afgeleid.
De bisschop maakte ook allengs prebyters en diakenen tot zijn organen. Het werden verlengstukken van het episcopaat.
Luther was tevreden met het predikambt. Calvijn was grondlegger van de presbyteriale kerkregering.
We leiden de ambten niet af van de gemeente, maar van de instelling van Christus.

Er is veel verscheidenheid.
Is het doctoren-ambt een afzonderlijk ambt?
Sommigen kennen drie ambten: ouderling, diaken, pastor.
Anderen slechts twee: ouderling en diaken.
HB sluit zich aan bij hen die spreken van drie ambten.
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pargr. 55  DE MACHT VAN DE KERK

507
Oudste vorm van samenleving was de familie.
In Gen.9,6 stelt God officiëel de overheid in. Daarna vinden we de onderscheiding tussen burgerlijke en godsdienstige macht. Nergens komt in de oudheid een volkomen scheiding voor.

Bij Israel krijgen de hoofden der stammen invloed. 
Ook onder Israel was er een onderscheid tussen kerk en staat, tussen wereldlijke en kerkelijke macht (Mozes en Aaron).
Taak van de priesters: offeren, zegenen, wetsuitlegging.
Kerk en Staat onder Israel niet één! Geen priesterstaat. Profeten hadden slechts de macht van het Woord. 
Israel was een theocratie: geen enkele onafhankelijke souvereiniteit. Ook de koning regeerde onder God. Israel was een priesterlijk koninkrijk (Ex.19,3).
Er bestond geen gewetensdwang. Vreemdelingen werden voorkomend behandeld.

508
Jezus organiseerde Zijn discipelen tot ekklesia. Hij gaf hen een zekere macht, nl. de macht der sleutelen.
Sleutel is teken van heerschappij: bevoegdheid om te bepalen wat in de gemeente gelden zal.
Niet alleen tuchtoefening, maar de ganse macht.
Dit echter geen onafhankelijke en autoritaire heerschappij (Matth.20,25)!!  
Deze is gebonden aan Christus, aan Zijn  Woord en Geest, bestaat in bediening van Woord en Sacrament, bepaalt wat gelden zal in het Koninkrijk der hemelen, vergeeft de zonden.
Geestelijke macht, onderscheiden van wereldlijk gezag.
Jezus erkende wereldlijke gezagsdragers! Geen revolutie, maar reformatie.

509
Vlg. Rome is de macht der Kerk:
1. Potestas ordinis (macht om de sacramenten te bedienen);
2. Potestas jurisdictionis (wetgevende macht, rechterlijke macht, uitvoerende macht [dwingend]).
De vergeving der zonden wordt niet geschonken in het Woord, maar in het sacrament.

In het Westen regeert de paus over de keizer. 
Zoals de maan haar licht ontvangt van de zon, zo danken wereldlijke heersers hun macht aan de paus.

In het Oosten was er het Caesaropapisme. De keizer heeft hier meer invloed over de paus en over de kerk. De Czaar eveneens.

510
Paus heeft volmacht van vergeving, regering, rechtspraak > potestas jurisdictionis.
Hij is geen verantwoording schuldig aan de bisschoppen. De paus kan een concilie ter verantwoording roepen.
Indien hij ex cathedra spreekt, dan is hij onfeilbaar. Niet echter door inspiratie, maar door assistentie van de Heilige Geest. Alleen de paus zelf kan uitmaken, of hij ex cathedra spreekt. De term ex cathedra trekt hoegenaamd geen grens.
Geen macht tot nieuwe openbaringen.
Zijn woorden zijn niet letterlijk, wel zakelijk gelijk aan het Woord Gods.

De paus moet wel een wereldlijk gebied bezitten, omdat hij niet tot enig staatsgebied kan behoren.
Wereldlijke macht: het weiden van de schapen vereist macht over de wolven!!

De paus is vicarius Christi, vicarius Dei. Ubi papa, ibi ekklesia.

511 
Reformatie: kerkelijke macht is onderscheiden van staatsmacht.
De eigenlijke macht in de Kerk berust bij Christus. Dus zijn gezagsdragers aan Zijn Woord en aan Zijn gezag gebonden.
Alle ambt is diakonia, ministerium.

Voor Luther bestond de macht van de kerk alleen in de bediening van het Woord. Hij wilde de biecht behouden. 
De Gereformeerden vervingen de biecht door het huisbezoek.
Toch geraakte de biecht in onbruik; ook de tucht raakte (dus) bij de Luthersen op de achtergrond. Het kwam erop neer dat de overheid zich deze taak zag toebedeeld (zoals geleerd werd door Zwingli, Erastus, Remonstranten, Rationalisten). 

Calvijn zag de tucht als levenskwestie. Denk aan Geneve. 
Daartegenover hadden de Anabaptisten soms een overdreven strenge tucht. 
Ten aanzien van het natuurlijk leven was er onderling ook verschil. De tegenstelling natuur-bovennatuur werd vervangen door die van zonde-genade. 
Luther liet het natuurlijke leven teveel liggen. Hij had er niet veel goede woorden voor. Gods werk bleef beperkt tot het gemoed. 

De Gereformeerden stelden dat de overheid geroepen is de ware kerk te beschermen en het rijk van de Antichrist te gronde te richten.
Later werden ten opzichte van de staat tolerantie en moderatie mode.

512
Het ambt wordt zowel bepaald door diakonia alsook door exousia (bevoegdheid, macht, recht). Dit betreft bijvoorbeeld de prediking, bediening van de sacramenten, houden of vergeven van de zonden, weiden van de kudde, oefenen van de tucht.
Nooit mag de overheid dit overnemen.
Deze macht is geestelijk: door de Heilige Geest geschonken en uitsluitend de gelovigen betreffend.

Christus weigerde alle aardse macht. De jongeren mochten deze ook niet zoeken. Men mag de kerkelijke macht niet in een politieke veranderen. Zo handelt Rome. Daar heeft de paus wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht.

De Reformatie kent alleen: potestas docendi (Woord en sacramenten);
potestas gubernans (met disciplinae);
                                       potestas misericodiae.
Men meed het woord jurisdictio. Calvijn nam het op, maar de meesten verwierpen dit woord; in strikte zin is er in de kerk geen jurisdictie.

513
Potestas docendi: profetisch ambt van Christus, m.n. uitkomend in de bediening van het Woord. 
Staat zelfstandig ten opzichte van alle andere vormen van onderwijs in de gemeente.
Dienaar des Woords is onderscheiden van de regeer-ouderlingen (Hand.20,28; 
1 Petr.5,2).
De dienaar des Woords arbeidt m.n. in het Woord. Hierbij is begrepen opleiding en catechese.
Hieruit vloeit mede voort de waarheid te belijden. Dit wordt verworpen door Remonstranten, Anabaptisten, Baptisten, Congregationalisten, Quakers.
Zij menen dat de HS in dit opzicht ook algenoegzaam is.
Echter vanaf de 2e eeuw was de Kerk een belijdende kerk mede vanwege allerlei ketterijen. 
De Kerk moet zijn een pilaar en vastigheid der waarheid (1 Tim.3,15).
Overigens staat de belijdenis ver beneden de HS.

514
Christus' koningschap krijgt mede gestalte in de potestas gubernationis (prebyteraat). Grieks: Poimainein >Joh.21,15-17;Hand.20,28;1 Petr.5,2; 2 Cor.1,24).
Het prebyteraat is beter dan de biecht, al heeft deze wel iets goeds.
Christus droeg niet alleen het weiden van de kudde, maar ook dat van de lammeren en de schapen op ( Hand.15,41 en 20,20.21) <!>

Er zijn veel bijzondere noden binnen de gemeente van Christus: zieken, stervenden, beproefden, bedroefden, bestredenen, aangevochtenen, twijfelaars, gevallenen, gevangenen, enz.
De leraars zaaien, de ouderlingen zoeken vrucht.

515
Potestas disciplinae is taak van de ouderlingen. Gr: Paideia. Tucht > trekken > kweken.
De synagoge kende tucht. Nam Christus het hiervan over?

Matth.18,15-17 leert dat eerst de persoonlijke vermaning komt, daarna vermaan onder  getuigen en tenslotte het brengen bij de gehele gemeente.

God kan ook direkt tuchtigen, bijv Hand.5. 
In 1 Corinthe 5 is sprake van het overgeven aan de satan. Dit is geen gewone excommunicatio, maar een apostolische machtsdaad. Zie verder 2 Cor.2,5-10; Rom.16,17; 2 Thess.3,6.14; 2 Joh.,10; Openb.2,2.14.20.24.

Ten aanzien van de tucht wordt gesteld:
1. Deze betreft alleen leden van de gemeente;
2. Het betreft geen zwakheden, maar zaken van ergernis in de gemeente (zware misdaden die de overheid straft worden door de tucht gevolgd).
3. Er bestaat onderscheid tussen verborgen en openbare zonden.
4. Procedure: vermaningen, 1e, 2e, 3e trap. geen wereldlijke strafoefening; geen ontbinding van familie-, burgerlijke en staatkundige betrekkingen.  
Excommunicatie: opzeggen van de broederlijke gemeenschap; niet: overgeven aan de satan (alleen de apostelen) of anathema.
Wel: de betreffende persoon kwam openbaar als een onoprecht broeder. Tucht is ten allen tijde medisch, dwz; leidend tot bekering. Ook bij overgave aan de satan (1 Cor.5,5).
Er blijft hoop. Openbare belijdenis blijft nodig, maar wordt met voorzichtigheid omgeven.

516
Priesterlijk ambt van Christus: Genezingen en allerlei werken van barmhartigheid.
Buitengewone gaven aanvankelijk  aan de gelovigen. Later meer verbonden met het ambt. Diverse regels voor diakenambt genoemd. Bijv: bijstand door diakonessen.
in de gemeente omzien naar de mens in nood (ook sociale en psychische nood).

517
Macht van de plaatselijke kerk is de kerkenraad. Is ekklesia completa.
Apostelen werden al spoedig bijgestaan door presbyters (Hand. 6,2;15,2; 15,6-22).
Het prebuterion ontstond (1 Tim.4,14). Onderlinge gemeenten vormden ook weer een eenheid. Bredere vergadering in Hand. 15.
Later kwam de ontwikkeling van de hierarchische idee. Gemeenten kregen minder invloed ten gunste van de bisschoppen. 
Allerlei concilies kwamen op (provinciaal, nationaal, oecumenisch). Een oecumenisch concilie had een bindend karakter voor heel de christenheid.

Calvijn stond een jaarlijkse visitatie voor. Eens per drie maanden vergaderden de predikanten speciaal om op elkaars leven toe te zien. In Frankrijk ontstond voor het eerst een gemeenschappelijke belijdenis en kerkenorde.

Het nut van synoden kan enerzijds aangevochten worden. Immers zijn de plaatselijke kerken zelfstandig; er onstaat soms ongeoorloofde hierarchie en tyrannie. Synoden zijn vaak een oorzaak van twist en tweedracht.

Anderzijds vereisen zaken als opleiding etc. een gemeenschappelijk beleid.
Het is tot nut voor het welzijn van de kerken. 
Wel moeten synoden de zelfstandigheid van de plaatselijke kerken handhaven!
Nauwkeurig onderzoek is vereist.

518
Verhouding tot de wereld:
Anabaptisme: Mijding; Rome: ascese; Reformatie: vernieuwing en heiliging.
Schepping is niet lager of minder dan de herschepping.

Het Caesaropapisme was een verkeerde ontwikkeling. Dan heerst de staat over de Kerk.
In het Papalisme heerst de kerk over de staat. 

Calvijn zag dit anders dan wij. De overheid was onderworpen aan het Woord Gods. Neiging tot suprematie van de kerk <?>
De Kerk moet alle terreinen van het leven willen kerstenen. Geen middelen van dwang bij de overheid. 
De overheid heeft de roeping in te staan voor de eer Gods!