HOOFDSTUK XI    OVER DE LAATSTE DINGEN

§ 60 DE TUSSENTOESTAND

548
Geloof in de onsterfelijkheid komt bij alle volkeren voor; bijv: pyramiden.
Plato vooral grondleggend:
De ziel bestond al voor het lichaam, heeft herinneringen uit die tijd, zal voortbestaan na verlaten van het lichaam. 
De ziel verre verheven boven het lichaam.
Onsterfelijkheid is een articulus mixtus.
Het Materialisme ontkent de onsterfelijkheid van de ziel.

549

Argumenten voor het geloof in de onsterfelijkheid: vrees voor de dood, dorst naar het leven, ervaringen van droom en extase, raadsel van de dood, enz.
Toch hierin geen bevredigende verklaring. Diverse "bewijzen" van de onsterfelijkheid:
ontologisch: de mens heeft besef van de onsterfelijkheid; men besluit dan uit de idee tot de waarheid daarvan;
metaphysisch: onsterfelijkheid ligt in de natuur van de ziel; hiertegen ernstige bezwaren; alleen God is onsterfelijk; de mens is dat door Zijn kracht. Men stelt dan dat de ziel een eigen levensprincipe heeft.
anthropologisch: de mens is meer dan plant en dier; redelijk-zedelijk wezen.
morele: er moet wel loon en vergelding zijn na dit leven; indien het recht niet zegepraalt, is er geen recht.

550

HS: men meende dat de onsterfelijkheid in het OT niet voorkwam; onjuist! Bijvoorbeeld: geen lijkverbranding (behalve na doodstraf); begrafenisritueel; door de dood komen de zielen in de sjeool, het dodenrijk (niet te vertalen door hel).
Sjeool is de tegenstelling van de aarde als het land der levenden.

Het OT kent geen leer van de onsterfelijkheid, waarbij het lichaam sterft en de ziel onsterfelijk is.
De ganse mens sterft (Ps.146,4;Pred.12,4). ook de ziel verkeert in de staat des doods (Gen.37,21;Numm.23,10;Deut.22,20). Zie ook Gen.2,17.

Leven is sterk verbonden met God en Zijn volk en Zijn dienst. 
In Spreuken worden dood en sjeool vaak in verband gebracht met de goddeloze. Er is geloof en zalig sterven bij de vrome.

551

Ten tijde van Jezus diverse opvattingen ten aanzien van de dood.
Sadduceën loochenden de opstanding. 
NT nog sterker dan het OT: dood is straf op de zonde; de ziel kan niet gedood worden (Matth.10,28); alle zielen tot de opstanding in de Hades (het rijk der doden). Matth.11,22: Kapernaüm tot de hel (hades) vernederd, dwz: ten diepste vernederd.
>> Ook Jezus na het sterven in de Hades (staat des doods) <<; zo ook de gelovigen (nekroi en Christooi-1 Thess.4,16).

het lot van gelovigen en ongelovigen is wel onderscheiden. Zie Lukas 16. Het paradijs is in de hemel te denken. Vgl. ook 2 Cor. 12,2.4.
Zielen der martelaren zijn in de hemel (Openb.6,8;7,9).
Gehenna is de plaats van het onuitblusbaar vuur (Mark.9,43;Matth.18,8; 25,4.46).

552

De apostolische vaders kennen geen leer van de tussentoestand. Terstond komt men na het sterven in de hemel of de hel.
Justinus: zielen van de vromen in een betere, zielen van de goddelozen in een slechtere plaats om het gericht af te wachten. Geleidelijk brak deze gedachte door.
Vlg. Rome: verdoemden komen direct in de hel (Gehenna, abussos, infernus); de gereinigden komen terstond in de hemel;
maar zij die peccata venalia hebben, gaan naar het vagevuur (vagen-vegen-reinigen). Voorbeden, misoffers enz. komen hen te hulp.

553

Luthersen leren de definitieve beslissing bij het sterven. De tussentoestand is de eindtoestand. Zo ook de Gereformeerden. 
Wel is er onderscheid tussen de gelovigen vóór en na de jongste dag. De summa et perfecta deï gloria wacht nog. 
Anderen namen tussentoestand aan. Zo enigszins de Socinianen.
Nieuwere theologie: prediking van het evangelie en de mogelijkheid tot bekering na het sterven.
Anderen leren de apokatastasis. Of de conditionele onsterfelijkheid (vernietiging voor de halsstarrigen).

554

De HS laat sommige vragen onbeantwoord. Onsterfelijkheid ligt in de verbondenheid met Christus.

555

Menselijke geest is van het lichaam afhankelijk. Sommigen leerden de pannuchia (zieleslaap). 
Reeds bij de natuurlijke slaap grote verandering. Ook de HS schijnt van een slapen te spreken (Deut.31,16; Jer.51,39; Matth.9,24; Joh.11,11 eap).
Toch is deze leer onbewijsbaar.
Hoewel afhankelijk van het lichaam, is toch de ziel wel zelfstandig denkbaar. Anders zou ook God niet kunnen bestaan zonder lichaam. Het psychische heeft niet in het physische bron en oorsprong. 

556

Anderen menen dat de zielen na de dood een nieuwe lichamelijkheid ontvangen (1 Sam.28,14; Luk.16,23.24). Dit echter op te vatten als een anthropomorfisme (evenals bij God en de engelen, die ook geesten zijn).
2 Cor.5,1-4: woonstede Gods is niet het opstandingslichaam, maar een vorm van de hemelse heerlijkheid.

557

Sommigen nemen aan dat de zielen na de dood nog in enig verband met het lichaam blijven staan. Verwant hiermee het Spiritisme.

Vandaar rouwgebruiken, balseming, pyramiden (vele gaven meegeven).
Zo vereerde men daardoor de martelaren.
Bij Rome drie afdelingen: ecclesia triumphans, militans en patiëns.

558

Spiritisme in de HS verboden. Wel erkent de HS daemonische machten (vgl. Deut.13,1.2; Matth.24,24; 2 Thess.2,9; Openb.13,13-15). 
Dodenverering geheel en al verkeerd!
Soms voert men aan 1 Samuël 28. Hier geen opzettelijk bedrog van de vrouw. 
Wel hypnotisme, somnambulisme.
Op dit terrein veel bedrog. Wel veel nog onverklaard: clairvoyance, hypnose, suggestie, secondsight, voorgevoel, telepathie enz.

In de HS is de dood een volstrekte breuk met het leven. 
Er is wel herinnering aan het aardse leven bij de doden (Luk.16; Matth.7,22; Openb.14,13).
Herkenning zal er ook zijn (Lukas 16). Echter geen kennis van hetgeen op aarde gebeurt (Pred.9,5; Jes.63,16; Hebr.11,1).

HS spreekt ook niet van de voorbede van engelen en heiligen. HS wijst godsdienstige verering van hen geheel af. [ Canonisatie: heiligverklaring bij Rome van deze of gene ].
 
 559

Welke toestand of verhouding na de dood? Waar de sjeool, de gehenna, de hades?
Beneden = niet topografische aanduiding. Ethische betekenis. De verworpenen delen in de toorn Gods.
Nog gelegenheid tot bekering?
Origines: ja. Er is zeker wel onderscheid in straf (Matth.10,15; 11,20-24; Rom.2,12; 2 Petr.2,20-22).
Toch spreekt de HS niet over bekering na de dood. Men voert wel aan 1 Petr.3,18-22, maar dit geeft "hoegenaamd geen steun", (HB). Heengaan naar de hemel van Christus is de bedoelde prediking.
Ook niet geleerd in 1 Petr.4,6. Prediking was er tijdens het leven van hen die nu nekroi (doden) zijn. 
De diepste bedoeling van deze leer is de gedachte van de alverzoening.

560

De Joden leerden soms zoiets als het vagevuur. Sommige heidenen ook wel. 
Aantrekkelijke gedachte?
De HS leert het niet. ook 1 Cor.3,12-15 niet. Vuur is bedoeld bij de jongste dag, niet daarvóór. Rome kent geen volmaakte verlossing in Christus.

Wanneer komen de gelovigen in het volle bezit van de zaligheid?
Eén antwoord: bij de dood. > Ps.73,23.24; Luk.23,43; Hand.7,59; 2 Cor.5,1; Hebr.12,23.
Hoe? Dat is een geheim. 
Geen Platonsich dualisme (bevrijding van het lichaam);
Geen sentimenteel Rationalisme (dood is engel des vredes).
Dood is wel: afsterven van de zonden.
1 Cor.15,29: dopen voor de doden (ivm vagevuur en misoffer voor de nekroi): dopen in het geloof van de opstanding van Christus. Neem de opstanding weg en de doop wordt ijdel.

561

Er is wel een band tussen de kerk op aarde en die in de hemel. Deze band wordt bepaald door de hoop op weerzien. Matth.8,11. 
De zaligen in de hemel verlangen naar de gelovigen op aarde. Dit is aannemelijk ogv Luk.16,27-31.
Ze behouden herinnering aan dit leven; zo ook Openb.6,10.
Hun toestand is nog niet af en draagt nog een voorlopig karakter.  Zij is nog maar tot de hemel beperkt en verstoken van het lichaam en van de aarde. Niet zonder ons volmaakt (Hebr.11,40). 
Hun taak in de hemel: God loven (Openb.7,9). Er is ook onderscheid in rang.









Pargr. 60  DE WEDERKOMST VAN CHRISTUS

562

Sommigen meenden dat de aarde eeuwig is (Aristoteles). Onmogelijk: de aarde nadert steeds meer de zon.
Vraag: Zal de aarde of de zon het het langst uithouden?
Niettemin droomden anderen van een geluksstaat (Kant, Lessing, Pierson ea), zonder strijd en zorg. 
Anderen meer pessimistisch (Schopenhauer).

563

Religie weet van bovennatuurlijk karakter, ook van de toekomst.
In het OT leefde deze toekomstverwachting: 
1. de dag des Heeren (gericht en straf);
2. doch tijdelijk;
3. de Messias uit Davids huis zal komen;
4. terugkeer uit de ballingschap;
5. bekering van Israel;
6. herstel van tempel en eredienst;
7. vele stoffelijke zegeningen;
8. heidenen delen daarin.

564

OT: zaligheid wordt verwacht op aarde (koning David, Palestina).
Geen onderscheid in eerste en tweede wederkomst van Christus.
De profetie spreekt in aardse en zinnelijke termen over geestelijke werkelijkheden.
Zo verwachtte Israel in Jezus' dagen een aards Messiasrijk: politieke heerschappij, uitwendige bloei. Daarna het wereldgericht.

CHILIASME is van Joods en Perzische oorsprong. HB acht het OT beslist niet chiliastisch.

Het Chiliasme in enigerlei vorm geleerd door: Ebionieten, Wederdopers, Socinianen, Comenius, Böhme, Labadie, Piscator, Coccejus, d'Outrein, Vitringa, Brakel, Darbisten, Mormonen, ea.

Grondgedachte:
tweeërlei wederkomst van Christus en een dubbele opstanding.
Eerste komst: gelovigen opwekken, gemeente van Israel vergaderen te Palestina, wereldheerschappij, tijdperk van geestelijke bloei.
Tweede komst: alle doden opwekken, wereldgericht. Veel onderlinge wijzigingen.

Twee elementen: terugkeer naar het land en bekering van Israel. Men verschilt erover wat het eerste zal gebeuren. 
Men vat het soms geestelijk op, soms zinnelijk. 

565

NT is vervulling van het OT. Bijv: besnijdenis (des harten) en offeranden (van hart en geest); het aardse is beeld van het hemelse.

1. Men kan slechts in aardse termen spreken;
2. profetie is poëzie, met eigen criteria voor de verklaring; meestal geen realistische verklaring;
3. profeten waren zich dit ook bewust;
4. het NT verklaart het OT, zie Coll.2,17; Hebr.8,5;

(pag.642: Christus verklaard in termen aan de profetie ontleend [knecht, offer, etc].

Gemeente is het ware zaad van Abraham, het ware Israel: Matth.1,21; Luk.1,17; Rom.9,25; 2 Cor.6,16-18; Gal. 3,29; Titus 2,14; Hebr.8,8-10; Jac.1,1; 1 Petr.2,9; Openb.21,3-12; Gal.4,26; Hebr.12,22 eap.

Het Chiliasme maakt het geestelijke aan het stoffelijke ondergeschikt. Lijden en sterven van Christus acht men van minder betekenis.

566

Het Chiliasme verwacht een volksbekering van Israel. Politieke combinaties.
Ten tijde van Johannes en Jezus had het Koninkrijk Gods geen politieke betekenis. 
Het echte volk Gods zijn nu de wedergeborenen, de ware ekklèsia.
Jezus verwacht niets van de Joden: Joh.2,18-21; Matth.22,7; Luk.21,6; Mark.11,12-14. Zie ook Luk.23,28; Matth.21,41.43; Joh.12,24.

Er is voor Joden en heidenen slechts één weg ter zaligheid.

"De gemeente der gelovigen heeft in alle opzichten het nationale, vleselijke Israel vervangen". [?!] Vervangingstheologie?

567

Teksten die schijnen te pleiten voor een chiliastische  beschouwing:

Matth.23,37-39: Jeruzalem is woest totdat de Joden Jezus zullen erkennen;
HB: geschiedt bij de wederkomst.
Luk.21,24: Jeruzalem vertreden totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn; HB: tijden der heidenen duren tot de wederkomst.
Rom.11,11-32: geheel Israel zal zalig worden:
a. vgl.9,6: geestelijk zaad van Abraham;
b. er staat niet: en daarna, maar: en alzo;
Geheel Israel: niet het gehele volk Israel; niet de gemeente van Joden en heidenen; maar het plèroma dat in de loop der eeuwen  uit Israel wordt toegebracht.

568

Eschatologische rede van Jezus (Matth.24; mark.13;Luk.21) geeft geen zinspeling op een millennium. 
Deze voorstelling: de parousie sluit aan bij de verwoesting van Jeruzalem (Matth.24,29 en mark.13,24). 
Er zijn signa communia: valse christussen, oorlogen en geruchten van oorlogen, opstanden, aardbevingen, hongersnood ed.
Signa propria (onm. voorafgaande aan de parousie): verduistering van zon en maan, neervallen van de sterren, krachten in de hemelen (mark.13,24.25).
Jezus voorzegt nergens een heerlijke toekomst op aarde. 
Gelovigen zijn hier vreemdelingen, hun burgerschap is in de hemelen, hier hebben zij geen blijvende stad (vgl. Rom.8,19; Coll.3,2; hebr.11,13 eap).

NT: geen aardse omwenteling, maar geestelijke deugden!

Wel: de laatste dagen zijn vol boosheid, er is een herleving van de dagen van Noach, er is een algemene afval: matth.24,37; 2 Petr.3,3; 1 Tim.4,1).
Zo ook het laatste Bijbelboek.

569

Hier zijn verder te noemen : Ezechiël (Gog en magog). Volken uit het Noorden, Oosten en Zuiden. Tweeërlei strijd: volken in de directe nabijheid en volken op verre afstand.
OT-ische wortels: Zach.12-14.

Christus roept het anti-christelijk beginsel wakker: valse profeten en valse christussen (Matth.7,15; 24,5;Luk.17,23). Zie ook 2 Thess.2 (weerhouder). 
Versch. voorstellingen ten aanzien van de antichrist: 
Johannes: ze loochenen dat Christus in het vlees gekomen is;
Jezus: valse christussen;
Paulus: de wetteloze, zit in de tempel Gods.
 
 Openb.20,1-10:

Hier geen millennium geleerd, want: 1. geen melding gemaakt van de bekering der Joden en de opbouw van de tempel; geen Joodse inbreng;
2. speelt zich af in de hemel en niet op de aarde, vgl. 20,1; 20,4; vgl. 4,4 en 11,16;
de zielen van de martelaren worden gedacht in de hemel en niet op aarde  (vgl. 20,4 met 6,9; 7,9 eap. Millennium dus in de hemel.
3. geen lichamelijke opstanding voorafgaande aan het duizendjarig rijk ; de HS weet van een geestelijke opstanding uit de zonde (Joh.5,25; Rom.6,4).
Men meende dit echter te vinden in: 1 Cor.15,20-28 (hier volgt op de opstanding der gelovigen terstond het einde) en 1 Thess.4,13-18 (handelt over de plaats der ontslapenen en de nog levende gelovigen bij de wederkomst).

Openb.20: de zielen der martelaren heersen met Christus duizend jaar (eerste opstanding). Hier echter gesproken van "zielen", niet van lichamen. 
Dus vindt dit plaats in de hemel.
De tweede dood is het geworpen worden in de poel des vuurs.

570
Men meent ten onrechte dat er een chronologie te vinden is in Openbaringen. Dan komt hetgeen vermeld wordt in Openb.20 na hetgeen geschied is in Openb.19.
Eenzelfde gedachte hebben sommigen ook ten aanzien van de zeven gemeenten.
Verder is er ook een zeitgeschichtliche  opvatting van Openb: het wordt dan m.n. betrokken op Rome.
Algemeen erkent men ook dat het getal duizend een symbolische betekenis heeft.

571
De tijd van de parousie wordt in de HS soms als aanstaand voorgesteld. Bijv. Matth.24,29; 1 Thess. 4,15; 1 Cor.15,51. Paulus acht het mogelijk dat zijn tijdgenoten de parousie nog zullen beleven.

Maar Jezus spreekt op verschillende manieren over Zijn komen: Joh.14,18-24 (Zijn komen in de Pinkstergeest). 
Matth.26,64; 16,28: (hier de verheerlijking bedoeld).
Matth.24,34: dit geslacht zal de tekenen der tijden beleven. Het precies uitrekenen is geen goede zaak.

De tweede komst vaak aangeduid met de naam parousia. Andere aanduidingen: epifaneia, apokalupsis, faneroosis. Versch. gegevens op blz. 671.

Hand.3,19-21: men meent dat de tijden der verkoeling zouden komen bij het duizendjarig rijk;








Pargr. 62: DE VOLEINDING DER EEUWEN

572

Eens komt de dag des Heeren (Matth.24,36vv): in het OT het gunstrijke komen van de Heere tot Zijn volk, ter verlossing van de vijanden.
De HS spreekt van de eaoon houtos en de aeoon melloon.
Dan: opstanding der doden, ook van de ongelovigen, van alle mensen: Dan.12,2; Matth.5,29; 10,28; Joh.5,29 enz. Naar ziel en lichaam. 
Het opstandingslichaam komt voort uit het gestorven lichaam. Identiteit. 
 
573

Substantiële eenheid alsook kwalitatief onderscheid tussen opstandingslichaam en tegenwoordig lichaam. 
Vlees en bloed echter beërven niet het Koninkrijk Gods: het zwakke en verderfelijke lichaam komt niet terug. 
Wel een onverderfelijk lichaam: geen spijs (1 Cor.6,13; 15,42) en ook geen geslachtsleven. Sooma pneumatikon.

574

Het eindgericht wordt soms aan de Vader toegeschreven en soms aan de Zoon. De Vader oefent het uit door de Zoon. Het oordeel is naar het geloof. De werken gelden ook, maar als uitingen van het nieuwe levensbeginsel. 
Het betreft daden, woorden en gedachten. 
Er is onderscheid in oordeel.

575

Hel: Geehinnom: oorspr. dal van Hinnom, ten ZO van Jeruzalem. Door Josia onrein verklaard. Het latere Jodendom dacht aan een plaats van het eeuwige vuur.

God wordt vaak voorgesteld in het beeld van het vuur (Zijn toorn).

Velen hebben bezwaar gemaakt tegen de eeuwige straf. Het strijdt met Gods goedheid. Ook met Gods rechtvaardigheid: Evenzeer met de zonde, die eindig is. 
Men ziet er geen nut in. Zo meent men dat "eeuwig" hier niet betekent: eindeloos. Deze gedachte versterkt door woorden als apooleia, fthora, thanatos (vernietiging). Daarbij is Christus een verzoening voor de ganse wereld. 

Dus leert men soms: a. hypothetisch universalisme (mogelijkheid tot bekering); b. leer der zielsverhuizing en c. conditionele onsterfelijkheid.

576

Menselijke opvattingen zijn veranderd: vroeger hield men krankzinnigen voor misdadigers, nu noemt men misdadigers krankzinnigen.
Men berooft zaken als schuld en misdaad van hun betekenis. We mogen ons echter niet laten leiden door menselijk gevoel (Spr.12,10).

1. Christus Zelf spreekt van de eeuwige straf.
2. aioonios betekent zeker eindeloos (Matth.3,12; Mark.9,44; Matth.25,46).
3. Er is sprake van apoleia, omdat de verlorenen geestelijk en zedelijk geheel te gronde gaan; de verloren zoon heette ook aanv: nekros en apoloolos.
4. apokatastasis: in de HS een andere bedoeling dan bij de dwaalleer, die hier een pantheïstische achtergrond leert.
5. Gods recht is onkrenkbaar. Ook de mens is niet zo lieflijk; wordt hij aangetast in zijn persoon, dan is er woede en wreedheid. 
Dus: fiat iustitia, pereat mundus.
Christus, de zachtmoedigste aller mensen, zal dan Rechter zijn.

577

Na het eindgericht volgt de vernieuwing van de wereld. Na de verbranding van de aarde komt dan de nieuwe hemel en aarde. 
Geheel nieuwe wereld?
De HS leert geen vernietiging van de oude wereld (Ps.102,27; Jes.34,4; 51,6; 65,17; 66,22). Geen reductio ad nihilum. 
Er is analogie met de oude wereld, die door de zondvloed is vergaan (2 Petr.3,6). De wereld in haar zondige gedaante zal verdwijnen. Hiermee spoort de gedachte van de mens, die een nieuw schepsel zal worden. 
Het Spiritualisme dwaalt als het slechts denkt aan levende zielen in de hemel. 
God schiep hemel en aarde, ziel en lichaam. De schepping wordt vrijgemaakt van de dienstbaarheid der verderfenis (Rom.8). Het nieuwe Jeruzalem daalt op de aarde neer (Opb.21).

578

Niet alleen geestelijke zegeningen, maar ook stoffelijke. Aanvankelijk reeds hier ontvangen, later volkomen gerealiseerd. 
Geen visio deï in de Roomse zin. Ook geen langzame geleidelijke ontwikkeling. 

579

Dan volkomen gemeenschap der heiligen. ook zaligheid voor hen die buiten het Evangelie leefden?
Augustinus: enigen. Luther: een wens. Zwingli: zeker. Gereformeerden: voorzichtig. 

580

Zaligheid: kennen en genieten van God. Ook allerlei arbeid: rusten, regeren,enz. 
Korte uitweiding over loon en onderscheid: Ef.1,10.


      +-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+