51   RECHTVAARDIGMAKING

467
Wedergeboorte, geloof en bekering staan in conditioneel verband met de volgende; hiervan de rechtvaardigmaking de eerste. 
(Is dit niet neonomistisch gedacht, terwijl HB dit elders tegenspreekt?)

Heidenen: vergeving door gaven en gebeden; eerherstel, rechtsherstel is nodig.
Bestrijding door velen vanuit bijvoorbeeld Lukas 15 (verloren zoon); deze ontving liefde zonder voldoening <.

Oude Testament:
zonden door afdwaling (Lev. 4,2) wel door offers verzoend;
zonden met opgeheven hand (Numm.15,30) leidden tot uitroeiing;
ballingschap is oordeel op de zonden.

Vergeving ook in OT: asn (nasah) opheffen;  hls  (salah) vergeven,wegnemen; rpk(kipper) bedekken en verzoenen.

468
Na ballingschap: nomisme.
Christus: andere, overvloediger gerechtigheid voor zondaren> vergeving in Christus!
Vooral Paulus ontwikkelt deze leer; hij bestrijdt nomisme, maar handhaaft de gerechtigheid Gods.     
[Men meent soms dat het juridisch denken bij Paulus een overblijfsel is van zijn vroeger Farizeerschap. Onjuist].

Accenten bij Paulus: gerechtigheid zonder de wet (Rom. 3,21);
gerechtigheid Gods in OT: God oordeelt rechtvaardig, eerlijk; Hij vergeldt ieder naar zijn werken; recht der armen erkennend.
Nu anders: gerechtigheid in Christus (hilasterion).  

gerechtigheid Gods (Rom. 1,17) is niet: 
-gerechtigheid van de mens, die buiten hem in Christus is, en nu door het geloof zijn eigene wordt; zo Luther, Calvijn, e.a.);
-een door God in de mens ingestorte gerechtigheid (Osiander, Schleiermacher);
Wel:  die eigenschap of handelswijze Gods, waardoor Hij oordeelt en vrijspreekt degene die uit het geloof in Christus is.

Door het geloof: dia pisteoos, ek pisteoos, pistei (zie div. plaatsen).

469
Reeds Paulus beschuldigd van antinomisme (Rom. 3,8; 6, 1.15)

NOMISME: spoedig opgekomen; volbrengen van de geboden; dit vanwege de doop, die de reeds begane zonden wegneemt. Maar hoe daarna?
> tweede redmiddel nodig > gezocht in boetedoening en goede werken (Tertulianus);
Dragen van tijdelijke straffen<.
Hiertoe bekwaam door de infusio gratiae.

RECHTVAARDIGING BIJ ROME:

vrijspraak na heiliging; omgekeerde volgorde: God vergeeft nadat Hij de mens geheiligd heeft<<<.
Gerechtigheid Gods is een juridische en ethische zaak.
Hier is rechtvaardiging afhankelijk van de subjectieve stand van de mens.

Luther anders (zie Rom. 1,17).
RECHTVAARDIGING gaat buiten alle werken om, buiten alle werken voor en na het geloof!!!
GELOOF is God geloven op Zijn Woord.

Luther sprak van een iustificatio dei activa en passiva (het laatste geschiedt als God door ons wordt gerechtvaardigd doordat we in Hem geloven.

Het geloof richt zich op 1. onze zonde en 2. Gods genade in Christus; het tweede is het geloof in engere zin.
Het eerste is: contritio (boete), humiliatio, confessio.
[ contritio gaat aan het geloof vooraf ] < !

Zo in de Romeinenbrief. Later ook in de Galaten. 
REFORMATIE is ook religieus-ethische beweging. Maar dit alles  is alleen Gods werk; daarin ligt het onderscheid met Rome!
rechtvaardiging wordt ook hier met de heiliging verbonden.

Bij Luther blijft veel onzeker:
verhouding contritio en geloof; ook rechtvaardiging en heiliging.

>>Luther waarschuwt in dit verband zowel tegen valse gerustheid als tegen wanhoop. God laat de erfzonde ook na de rechtvaardiging in ons bestaan, zodat Hij ons in vrees en nederigheid houdt; anderzijds geen wanhoop, want God rekent de zonde niet toe aan hem die tot Hem vlucht<<.

Formula concordiae spraken uit dat:

1. het geloof alleen, hetwelk echter nooit een nuda notitia historica de Christo is, maar een gave Gods is, is het medium en instrument waardoor wij Christus aannemen en in Hem de gerechtigheid bezitten;

2. God ons alleen om de gerechtigheid van Christus, met uitsluiting van alle voorafgaande, tegenwoordige en navolgende werken de zonden vergeeft;

3. ofschoon de antecedens contritio et subsequens nova oboedientia niet geldig zijn inzake de rechtvaardiging, toch het rechtvaardigend geloof nooit sola, maar steeds gemengd is met liefde en hoop.

Later in de zeventiende eeuw werd het geloof (als werk van de mens) meer in stelling gebracht.
Daardoor werd het Evangelie tot een wet, het geloof tot een werk.
Ook Pietisme en Rationalisme dreven in eenzelfde richting!!!!
 
471
Zakelijk geen verschil tussen Luther en Calvijn.
Calvijn echter 1. stelt meer de praedestinatie centraal; bij Luther kwam deze meer en meer op de achtergrond. Daardoor gaat alles meer van God uit. Meer Gods gave dan ons geloof!
2. De gloria dei verhindert hem om van enige verdienste van de mens te spreken. Dit motief staat naast de verdiensten van Christus en de troost der gelovigen.
3. Calvijn maakt een scherp onderscheid tussen de iustificatio en de sanctificatio (dit tegen Osiander); Hij scheidt deze beide echter niet. God rechtvaardigt niemand die Hij niet tegelijk heiligt. Het licht en de warmte zijn beide gaven van de zon.

>>Ook Calvijn echter loste de moeilijkheden niet op die zich hier voordoen<< !
In welke verhouding staat de rechtvaardiging enerzijds tot de verkiezing en anderzijds tot de heiligmaking en de heerlijkmaking ??
In het eerste geval (verkiezing) handhaaft men het forensisch, objectief karakter van de rechtvaardiging;
Het is dan een imputatio van de gerechtigheid van Christus, welke reeds lang tevoren, in het Evangelie, in de opstanding van Christus of zelfs in de eeuwigheid heeft plaats gehad en dan eerst later door het geloof wordt aangenomen.

In het tweede geval verbindt men rechtvaardiging en geloof nauw; de iustificatio valt dan samen met de weldaad van de vergeving der zonden, het doet Christus door Zijn Geest in ons wonen en stort een nieuw leven en nieuwe krachten in.

DEZE BEIDE VOORSTELLINGEN, BIJ CALVIJN NOG VERBONDEN, GAAN LATER IN DE GEREFORMEERDE THEOLOGIE UITEEN.

1. Neonomiaanse voorstelling (Socinianisme, Remonstrantisme, Amyraldisme): maakt vergeving afhankelijk van geloof en  gehoorzaamheid, welke overeenkomstig de nieuwe wet van het Evangelie door de mens volbracht moet worden. Parallel hiermee gaat de beweging van Pietisme en Methodisme.
2. Het anti-neonomianisme doet de rechtvaardigmaking voorafgaan aan het geloof; men wordt verlost door het betere inzicht van het geloof.

De latere Gereformeerde theologen hebben beide uitersten willen vermijden door te onderscheiden tussen iustificatio passiva en activa. Er bestaat wel een logisch, maar geen temporeel onderscheid. 

Men verwierp de gedachte dat de rechtvaardiging tot stand komt door het geloof, de bevinding en de bekering van de mens.
Men verwierp tevens de eeuwige rechtvaardigmaking.
Men deed de iustificatio activa samenvallen met de vocatio interna (inwendige roeping), terwijl de iustificatio passiva alleen tot stand komt door het geloof.

472
Centrale vraag: Goddelijke genade of menselijke verdienste, genade- of werkverbond, Evangelie of wet, Gods vergeving of onze werken?

Indien het laatste, dan:     
1. valt de troost der gelovigen geheel weg;
2. wordt Christus in Zijn algenoegzaamheid aangetast;
3. wordt God van Zijn eer beroofd.

Het is de Vader van Wie deze weldaad uitgaat. Hij baant geheel de weg. Zijn gerechtigheid staat niet tgo. de genade, maar sluit deze in.

De rechtvaardiging is daarom geen ethische, maar een juridische (forensische) daad. Rome echter bouwt de religie op de moraal (nomisme).

HS anders: Hebreeuwse hitsdiek en Griekse dikaioun betekent: rechtvaardig verklaren!  Staat tgo. verdoemen. Het kan geen ethische betekenis hebben, aangezien het in Rom. 3,4 van God wordt gebruikt.

Tegenstelling Rome-Reformatie aanvankelijk niet gevat in de tegenstelling: ethisch-juridisch, maar in: werken of geloof.

Soms heeft rechtvaardigen een bredere betekenis, welke de heiliging insluit. Zie bijv. Jes. 53,11; Dan. 12,3; 1 Cor. 6,11 en Tit. 3,7. Het is echter exegetisch onwaarschijnlijk.

473
Contradictie: de rechtvaardige moet vrijgesproken worden en de goddeloze moet veroordeeld worden (enerzijds) en: de rechtvaardiging van de goddeloze (anderzijds). De Pelagianen lopen hiermee vast. Vinden een grond in des mensen goede gezindheid, deugden en goede werken. 

God kan Zich niet tevreden stellen met een halve gerechtigheid. De HS stelt tgo. elkaar: de eigen gerechtigheid en de gerechtigheid des geloofs (Gods) >Rom.10,3; Filip.3,9;Rom.3,28; Gal.2,16;Rom.4,4 en 11,6.
De uitkomst ligt hier in de GERECHTIGHEID VAN CHRISTUS <.

Is nu Christus of is het geloof of zijn beide de causa materialis of meritoria van deze vrijspraak?? 
Roomsen, Rationalisten,Remonstranten en Mystieken: God laat om Christus wil de onvolmaakte gerechtigheid van de mens voor volmaakt gelden!!

Toch leert de HS anders:
1. De gerechtigheid des geloofs wordt objectief in het Evangelie geopenbaard en gaat vooraf(!) aan het geloof (Rom.1,17;3,21); zie ook vooral 2 Cor.5,19 (God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenend) > Hier vele teksten die wijzen op het ene offer van Christus. 
2. Het geloof wordt nooit als grond der rechtvaardiging gesteld (wel ek of dia pisteoos of pistei, maar nooit dia pistin).
Het geloof rechtvaardigt niet door zijn wezen of daad, maar door zijn inhoud. God rechtvaardigt niet de gelovige, maar de goddeloze.
3. Het geloof is geen werk, maar een afstand doen van alle werk. Maar: het geloof wordt gerekend tot gerechtigheid (Rom.4) ??
Logizesthai kan betekenen: iemand iets toerekenen wat hij zelf niet heeft. Bijvoorbeeld: de zonde wordt aan Christus toegerekend.
4. Indien het geloof zelf grond der rechtvaardiging is, neemt God genoegen met een mindere grond als die Hij eist in de wet.
5. Dan wordt de troost der gelovigen, wier geloof menigmaal zwak is, weggenomen.
 
474
Bellarminus: iustitia imputata (toegerekende gerechtigheid) kan niet gelden van een buiten ons bestaande gerechtigheid, alleen van een in ons gevonden gerechtigheid. Men kan Christus ook niet zondaar noemen, ogv toerekening van onze zonde.
HB: toch wordt Christus wel een vloek genoemd. Vanwege antinomiaans gevaar liever niet spreken van Christus als zondaar.
Denk hier aan een kind, dat erfgenaam is en toch nog geen zeggenschap over de erfenis heeft.

475
Welke plaats, nogmaals, het geloof??
De HS immers verbindt het geloof ten nauwste met de rechtvaardiging (zie vele plaatsen  HS). Bijv: gerechtvaardigd door het geloof.
Heel sterk Gal.2,16: wij hebben in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden.
Hiermee hangt de andere vraag samen: Heeft de rechtvaardiging plaats in de eeuwigheid of in de tijd? En indien het laatste: of deze plaats vindt in de opstanding van Christus, of in de prediking van het Evangelie voor of tegelijk, met of na het geloof?

Het eerste (van eeuwigheid): Gesteld door de Antinomianen (Pontiaan van Hattem > pantheistisch). 
Hiervan scherp te onderscheiden de Antineonomianen: keerden zich tegen een rechtvaardiging op grond van het geloof als een nieuwe wet (Schotland, Engeland, Nederland). Ook zij stelden soms de rechtvaardiging van eeuwigheid.

De antinomianen zagen in de rechtvaardiging van eeuwigheid het een en het al (geen plaats daarvoor in de tijd); de antineonomianen echter zagen daarin wel de aanvang en deden dat om het Evangelie vrij en zuiver te houden.

In die zin een kostbare waarheid. Toch verdient het geen aanbeveling daar zo over te spreken. De Gereformeerden hebben onderscheid gemaakt tussen het besluit van de rechtvaardiging en de uitvoering daarvan. We spreken immers ook niet van een eeuwige schepping <!>

Er wordt ook wel gesproken van een rechtvaardiging in de opstanding van Christus.
Men baseert dit op 2 Cor.5,19 en Rom.4,25.Hierover het conflict van den Honert-Comrie. Maar de verkorenen zijn niet volkomen en actualiter, maar virtualiter in Christus gerechtvaardigd (Comrie gaf dit toe).
Objectief is de gehele gemeente in Christus gestorven en opgewekt. Evenals deze in Adam onder de zonde besloten ligt. 

Dus maakten de Gereformeerden onderscheid tussen de iustificatio activa en passiva. activa: in het besluit, in opstanding, in Evangelie, vocatio interna; passiva: in de toepassing door de Heilige Geest, voor het bewustzijn, in de conscientie <. 

Het nomisme (Remonstrantisme, Saumur, Pietisme en Rationalisme) stelt: eerst geloof en bekering van de mens, daarna de rechtvaardiging door God.
Maar het is: door middel van het geloof.

476
Onderscheiding van Osiander (gerechgtigheid slechts vanuit de Goddelijke natuur van Christus) en van Stancarus ( gerechtigheid vanuit de menselijke natuur) vond weinig ingang. 

Andere mening: rechtvaardiging is gelijk aan de vergeving der zonden. Meer niet!
gevolg: na de rechtvaardiging moet de gelovige zelf de wet volbrengen.
Hiertegen: rechtvaardiging houdt ook in de toerekening van de actieve gehoorzaamheid van Christus.
Rechtvaardiging is dus toerekening van Christus' ganse gehoorzaamheid <!

Wat is nu de vergeving der zonden?
Volkomen kwijtschelding van alle schuld en straf der zonde, niet alleen van de verleden en tegenwoordige, maar ook van de toekomstige zonden.

Sommigen vonden dit antinomiaans! Dus zeiden zij: vergeving voor de beleden zonden.  
Rome stelt het anders: Peccata venalia moeten door de gelovigen geboet worden.
Antinomianen: Deze zonden komen voor rekening van de oude mens; de gelovigen behoeven  niet meer om vergeving daarvoor te bidden!
Gereformeerden: Vergeving neemt wel de straf, niet de strafwaardigheid van de zonden weg. [Practische uiteenzetting bij HB: in de weg van verootmoediging wordt de vergeving wel gesmaakt, al is deze verootmoediging niet de oorzaak of de grond van de vergeving].

De weldaad van de huiothesia is nog te noemen: deze bestaat ook in een ethisch kindschap, en dat valt onder de heiliging.
Hier gaat het om het juridisch kindschap: zie uiteenzetting op blz. 211.