HET ZUIVERE MENSBEELD

                                                                                              "Ziet, de Mens” (Joh.19:5b)

 

Een wijsgeer uit de oudheid liep op klaarlichte dag met een lantaarn door de straat. Op de vraag wat hij zocht, antwoordde hij: "Ik zoek een mens”. Overal liepen mensen, maar hij zocht, zo verklaarde hij, een èchte mens. Hij wist dat alle mensen ontaard zijn.

De Heere heeft ook naar die echte mens gezocht. In Psalm 14 kunt u daarvan lezen. Hij zocht alom, maar ach, Hij vond er geen, want alle vlees is trouwloos afgeweken, het land is vol van stinkende gebreken, geen sterv’ling wil het pad der deugd betreen, ja, zelfs niet één.

 

Nu krijgt het woord van Pilatus diepte. Hier staat Jezus Christus, dè Mens! Hier vindt God een mens, zoals Hij hem ooit bedoelde.

Pilatus heeft Hem tot hen uitgebracht, zo lezen we in vers 4. Schijnbaar is Jezus volkomen overgeleverd als een Machteloze. Pilatus en het volk kunnen met Hem doen wat zij willen. Maar dat is schijn. Vers 5 zegt: Jezus dan kwam uit….

Hij Zelf behoudt de leiding.

Hij kwam uit. Hij kwam uit de hemel. God werd mens. Waarachtig, ook rechtvaardig mens. Wie overtuigd Mij van zonde, zo kon Hij vragen. Pilatus verklaart terecht dat hij geen schuld vindt in deze mens. Pilatus hoopt dat de Joden medelijden met deze mens zullen krijgen. Zo bedoelt hij het ook: Kijk nu eens goed naar deze mens; deze mens kan toch geen koning zijn? Er is toch geen reden om Hem te doden?

Toch krijgen deze woorden nog een diepere betekenis in zijn mond.

God zocht een rechtvaardig mens. Maar ach, Hij vond er geen, ja, zelfs niet één. In de wereld niet, in de kerk niet. Hij moest ook mij voorbijgaan. Ook ik werd door hem te slecht en te verdorven bevonden. Ook u en jij.

Allemaal mensen en toch geen enkele mens. Ieder zondigt tegen de menselijkheid. Deze uitdrukking wordt vaak gebruikt van dictators, die later worden opgepakt. Ze hebben heel veel mensen gedood. Zonden tegen de menselijkheid. Maar wat is menselijkheid? We weten niet wat mensen zijn, wie we zelf zijn. In Psalm 9 wordt gevraagd of de Heere de heidenen wil laten weten dat zij mensen zijn. Kennelijk weten ze dat niet.

 

Hier staat nu dè Mens.

De mens, zoals God hem bedoeld heeft. Een mens zonder zonde, zonder enig gebrek. Maar kijk dan nog eens goed. Hier staat een mens, zo schijnt het, in de uiterste ellende. Dit kan nooit het pronkstuk der schepping zijn. Een doornenkroon op de bloedende slapen, een gescheurde en afgedankte purperen mantel. Maar dat beeld betreft u. Ook zo spreekt deze Mens tot mij. Ik, zo leert deze spiegel, ik wilde koning zijn, in het paradijs. Maar mijn koningsdroom is vervlogen. Dat zegt deze Jezus ook tot u en tot mij: ik bent mislukt, u bent een mislukkeling. Dat is niet zo mooi, dat komt hard aan.

Maar deze Jezus mag dat zeggen.

Jezus is hier een toonbeeld van ellende. Een mens Die totaal aan lager wal is geraakt. Hij predikt zodoende wie wij zijn. Maar is het dan zó erg? Is ons leven ook een schijnvertoning? Als ik koning ben of directeur van een grote instelling; als ik mijn waardigheid hoog houd voor de mensen en als ik een kerkelijke mantel om heb? Is dit dan toch mijn foto?

Velen zullen zich hier niet in herkennen. Een preek over de zonde van de mens irriteert u misschien? Jonge mensen kunnen stuk lopen op een negatieve schildering van de mens. Er deugt dus toch niets van mij. Niet zelden hebben mensen de kerk daardoor de rug toegekeerd.

Wat zullen we zeggen? Het kan gebeuren dat de mens in de prediking als hopeloos wordt voorgesteld. U en ik, wij zijn wel eerloos, maar het is niet hopeloos. Misschien heb je vanuit je zelf al een negatief zelfbeeld. En dan komt dit er nog bovenop?

Maar juist met die ondermaatse inschatting van uzelf, moet u dan nu eens echt er op letten wie u dit beeld aan de hand doet. Geen dominee, die wat overdrijft; geen wet die natuurlijk nooit iets heel laat van u, maar het is de Zaligmaker Zelf Die u deze foto overhandigt. Hij zegt het niet om u los te laten en u te smoren in uw ellende. Deze boodschap is getoonzet in Zijn liefde. U kunt het gerust van Hem aannemen. Want Hij is juist Degene Die mensen verlost van hun ellende.

 

Dat blijkt ook als ik een derde lijn zie in dit enkele woord. Wie is het nu precies Die hier voor ons staat? Het is God, geopenbaard in het vlees. God werd in Jezus mens, écht mens. Dat heeft Pilatus niet begrepen. Maar Gods Woord laat het u zien. Hier staat de Zoon van God in de gedaante van ons zondige vlees voor ons. "In gedaante gevonden als een Mens heeft Hij Zichzelf vernietigd”(of ontledigd). Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond. Hier luiden kerstklokken. Het diepe geheim van de menswording van de Zoon van God. Neergedaald uit de hoge hemel naar deze duistere aarde. Maar het wordt nog erger. Hij werd niet alleen mens, maar Hij werd mens in dèze gestalte. In de gestalte van een dienstknecht, die Hij heeft aangenomen. En in die gedaante wordt Hij gevonden. Hij kwam neer om ons te redden. Om ons te bekleden met de klederen des heils. Dan krijgt u echt waardigheid. Dan staat u er goed op. Dan worden we verlost van ons negatieve zelfbeeld. Zondaren klimmen dan op tot het niveau van een "mens Gods”.

Dus heeft Pilatus ons veel te zeggen. Zíe de Mens. Zien zoals Hij Zich hier openbaart. In dat gelovig aanschouwen wordt het wonder gezien. Hij werd ontkleed opdat wij zouden overkleed worden. Mogen wij zo in Hem de Koning zien in Zijn schoonheid? Zie op Hem. Of ziet u alleen nog maar op uzelf? Sta je nog steeds voor de spiegel om te zien wie jij wel niet bent? Onze glans is enkel smaad, maar Zijn beeld is volmaakt. In Hem worden heidenen en goddelozen tot mensen, échte mensen.