Bevinding in het Noorden

 

De heer Methorst van de Gezinsgids stelde mij de vraag: Hoe komt het dat in het Noorden de bevindelijke prediking grotendeels verdwenen is, terwijl bekende oude schrijvers in Friesland gearbeid hebben?

Om deze vraag te beantwoorden, moeten we allereerst de kerkgeschiedenis raadplegen. Nadere Reformatie en Afscheiding hebben in de Noordelijke regionen betrekkelijk veel invloed uitgeoefend.

 

1. We ontdekken dan dat de oudvaders ruim vertegenwoordigd zijn geweest in deze streken. Bekend is vooral de academie van Franeker, waar diverse bekende theologen uit de boezem van de Nadere Reformatie hebben gedoceerd. Ik noem de namen van Maccovius, Amesius, Coccejus, Witsius, de Vitringa’s, Venema en de Moor. Ook Groningen heeft diverse hoogleraren binnen haar muren gehad die naam gemaakt hebben in de dagen van de Nadere Reformatie. Hier denk ik aan Gomarus, Hendr. en Jac. Alting, Maresius, Driessen en Gerdes.

Een ander gegeven is dat in diverse plaatsen in het Noorden predikanten hebben gestaan, die eveneens behoorden tot de oude schrijvers. Denk aan Theodorus à Brakel, die gestaan heeft in Beers en Jellum (gelegen boven Leeuwarden) en in Makkum. Zijn zoon Wilhelmus werd bekend als predikant van Rotterdam, maar het is misschien minder bekend dat hij ook predikant is geweest in de Noordelijke gemeenten Exmorra, Stavoren, Harlingen en Leeuwarden. Deze laatste gemeente heeft meer rechtzinnige leraars gehad; een van de bekendste was Herman Witsius. Appelius stond in diverse Noordelijke gemeenten: Jukwerd, Appingedam, Uithuizen en Zuidbroek. In Midwolda heeft de  bekende Schortinghuis gestaan. Zo zijn er meer namen te noemen. Ze hebben gemeenten gediend waar hun invloed nu helaas verdwenen is.

Het zijn weliswaar bekende namen, maar dat betekent ook weer niet dat het Noorden een bakermat is geweest van de Gereformeerde theologie. Dat kan wel gezegd worden van de hogeschool in Franeker en de universiteit van Groningen, maar het is niet zo dat steden en dorpen massaal zijn gediend door bevindelijke voorgangers. Streken als Zeeland en Utrecht, ook Noord Holland in mindere mate, zijn meer bezocht geweest met deze prediking.

Ten tijde van het Reveil traden in Friesland mannen van uitzonderlijke vroomheid op, zoals Weremeus Buning, J.J. Knap, Felix, Sinia en Guldenarm. Wie meer over hen wil weten, leze het boek van dr. G. A. Wumkes: "Het Friese Reveil in portretten”. 

 

2. Het tweede wat van het Noorden kan worden gezegd is dat de Afscheiding in de Noordelijke provincies behoorlijk is aangeslagen. Ulrum, waar uiteindelijk de Afscheiding plaats vond, ligt tegen de Friese grens aan en zodoende zijn zowel Groningen als Friesland rijkelijk bedeeld geweest met volgelingen van de Cock. De Cock heeft ongeveer 70 gemeenten geïnstitueerd.

Het Noorden telt daarom veel Kerken die voortgekomen zijn uit de Afscheiding. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in een sterke aanwezigheid van de volgende drie kerken: De Gereformeerde kerken (GK), de Gereformeerde kerken Vrijgemaakt (GKV) en de Christelijke Gereformeerde kerken (CGK).

De GK hebben het beeld van de provincie bepaald. De beide andere kerkelijke groeperingen deden dit in mindere mate.

 

De vraag is: Waarom zijn er zo weinig bevindelijke gemeenten in het Noorden overgebleven terwijl deze erin het verleden wel geweest zijn?

Dat is ten eerste te wijten aan het ontbreken van Kruisgezinden en andere bevindelijke groepen. Deze kwamen meer zuidelijk voor.

De tweede oorzaak heeft te maken met het grote verval van de Gereformeerde kerken. Het is een landelijk verschijnsel gebleken, dat tot grote droefheid moet stemmen. In het Noorden is dat des te harder aangekomen, omdat daar de GK zo sterk vertegenwoordigd waren.

In heel veel plaatsen in het Noorden zijn Gereformeerde kerkgebouwen gedurende de laatste jaren gesloten. De sluiting werd soms vergezeld met en hapje en een drankje. Het meest ontstellende en aangrijpende gebeuren in de kerkelijke wereld is misschien wel geweest de teloorgang van deze Gereformeerde kerkengroep. Je vraagt je af hoe dat kon gebeuren. Want deze kerken hebben juist een grootse bloeiperiode beleefd. De grote Gereformeerde kerken in de stad Utrecht en Amsterdam bijvoorbeeld waren in de eerste helft van de vorige eeuw ’s zondags overvol, met stoelen in de paden.

Bovendien beschikten deze kerken over een groot aantal theologen van professie. Ik denk aan namen zoals Gispen, Aalders, Bavinck, Kuyper, Ridderbos, Greijdanus, Honig, e.a. Voeg daarbij de stichting van de VU in Amsterdam, dan kunnen we vaststellen dat de GK voor ons volk tot een grote zegen zijn geweest.

En dat is allemaal voorbij. In een heel korte tijd.

Het zou voor het resterende kerkelijke leven in Nederland van het grootse belang zijn om erachter te komen wat de reden is geweest van dit desastreuze verloop der dingen. Dat zou tot lering kunnen zijn voor ons die zich noemen de bevindelijk Gereformeerden. Het zou immers kunnen gebeuren dat eenzelfde lot ons volksdeel zal treffen.

Het ontbreken van de bevindelijke prediking in het Noorden is dus te wijten aan de afbraak van de Gereformeerde kerken.

 

Vergelijk je dit nu met andere delen van het land, waar de kruiskerken en de Ledeboerianen meer invloed hadden, dan zien we het verschil. Deze kerken hebben hun identiteit beter kunnen bewaren tot vandaag toe. Maar het is de grote vraag of we moeten spreken van uitstel of afstel. Je kunt je hart vasthouden vanuit de gedachte dat ook de rest van de Gereformeerde wereld op weg is naar een gelijke ontknoping als die van de GK.

Misschien zoekt u de verklaring in het feit, dat de kruiskerken een bevindelijke inslag hadden en dat dus de bevinding in de overige delen van ons land beter bewaard bleef. Maar vergis u niet, in de Gereformeerde kerken uit de bloeitijd hadden de preken ook een bevindelijke inslag. Lees er de oude prekenseries maar op na, zoals Menigerlei genade. De oorzaak zoek ik niet in de kracht van de bevindelijke prediking zonder meer. Wel is het zo dat aandacht voor bevinding een meer behoudend karakter heeft, vooral als traditionele waarden mede het beeld bepalen.   

Maar er is vooral een andere reden: in de GK uit die tijd heerste de gedachte van de veronderstelde wedergeboorte. Er heerste een  optimistische visie op verbond en doop. Totdat het tegendeel bleek, hield men de gemeente voor wedergeboren. Op die manier krijgt men een gearriveerde kerk. De mensen gaan op de duur niet meer inzien waarom ze nog naar de kerk moeten gaan. Ze hebben er nauwelijks nog iets te halen. Ze zijn er toch al en het is wel goed met hen. Dit type kerkleden (ex-Gereformeerden) is er nog steeds van overtuigd dat, als er een hemel is, zij daar zeker zullen komen. Dat blijkt op begrafenissen. Hun optimisme is groot. Ik zeg dit niet uit enige verheffing, want dit probleem is ook het onze en het mijne. Ook het uwe. Hebben we allen niet de ingeroeste gedachte dat het wel goed met ons is, ook als we belijden met de mond dat we goed Gereformeerd zijn? We leven immers in grote gerustheid?

Er is nog een derde reden. Kuyper koesterde de droom van een zeker cultuuroptimisme. De Vrije Universiteit zou ons volk reformeren. Hij gevoelde een grote roeping voor ons volk. Hij trok  optimistisch de wereld in. Hij meende de wereld te kerstenen, maar er is iets anders gebeurd: zijn kerken werden werelds. Ds. W. Heerma heeft eens het volgende gezegd: Toen de wereld kerks werd, werd de kerk werelds. Dat is helaas gebeurd. Ook deze reden kan ertoe geleid hebben dat de GK in zo korte tijd alles hebben verloren.

Moeten we hieruit opmaken dat de Afscheiding geen oplossing geboden heeft? Helaas is dat een gegeven. Evenals het een feit is dat ook de Hervormde gemeenten in het Noorden vrijwel alle in een evenzeer groot verval verkeren. Toch denk ik dat in de Gereformeerde kerken de negatieve ontwikkelingen sneller zijn gegaan. Dat heeft te maken met wat ik laatst las. Iemand schreef dat bewegingen die uit overtuigde principes zijn opgestart binnen enkele generaties zich keren tegen hun aanvankelijke uitgangspunten. De EO is daarvan een bewijs. Het is een baken in zee voor de Reformatorische zuil, die duidelijke tekenen van een gelijke trend vertoont.

 

De volgende vraag is: hoe staat het dan in datzelfde Noorden met de gemeenten die behoren tot de Christelijke Gereformeerde kerken? Hoe lopen daar de bevindelijke aders? Zijn deze nog open? Of vertonen zij hetzelfde beeld als de GK van eertijds? Binnen de CGK kerken is dat altijd wel ontkend. We komen niet een aantal jaren achter de GK aan. We hebben een ander beginsel, zo zei men. Dat is waar en daarom is het proces van verwereldlijking veel minder snel gegaan dan in de GK. Toch is het nu na jaren wel duidelijk geworden dat eenzelfde trend zich ook in die kerken in het Noorden voltrekt. Kerken die leeglopen, tweede diensten die onder druk staan, gemeenten die worden opgeheven,  ook de CGK maken het nu mee. Wat die kerken ook meemaken is een sluipend (!) verval. Het gaat langzaam. Er voltrekken zich dingen waar je op zichzelf niet op tegen kunt zijn. Liturgische vernieuwingen kunnen ver gaan. Maar ook de prediking vermagert. Dat moet eerlijk gezegd worden. In de preken klinkt ook veelal het beeld van een gearriveerde gemeente door. De noodzaak van de wedergeboorte is dan ingeruild voor geloofsbezit.

Deze hele ontwikkeling gaat hand in hand met de paleisrevolutie die zich voltrekt binnen de GKV, waarmee de CGK een verbond gesloten hebben. Ook deze kerken vallen momenteel ten prooi aan een proces, dat we vijftig jaar geleden niet hadden kunnen vermoeden. Dat wordt een volgende golf van vervlakking en afbraak. Ik doel dus nu op de combinatie CGK en GKV. Het heeft langer geduurd, maar het komt er wel van, als God het niet verhoedt. Het is niet vreemd dat een gemeente als de Vrije Baptisten in Drachten zoveel mensen aantrekt uit die beide kerken. De schrale kerkelijke weiden drijven schapen naar andere oorden, waar het beter lijkt maar waar het toch uiteindelijk ook stukloopt.

In de CGK verscheen enige tijd geleden een jubileumbundel van de prekenserie "Uit de Levensbron”. Er stond een preek in van een eeuw geleden en over een tekst met daarnaast ook een preek uit onze 21e eeuw over dezelfde tekst. Je kon het zo vergelijken en een kind zou het begrijpen. De moderne preek kwam qua omvang niet aan de helft toe van de preek van vroeger dagen. Goed, dat zou nog kunnen als de inhoud hetzelfde was gebleven. Maar ook de inhoud was sterk gewijzigd. Ik heb echter niet gehoord dat dit grote verschil enige onrust heeft gebracht. Wijze en dwaze maagden, wij allen lijken te slapen.

Nu zeg ik al deze dingen niet om afkeurend neer te zien op gemeenten en voorgangers, die deze gang van zaken accepteren. Ik heb zelf ook in het Noorden gediend, in een gemeente waar dezelfde zuigkracht werd gevoeld. De CGK gemeenten hebben in versterkte mate te maken met de invloeden van hun omgeving. Ze verkeren in de moeilijke positie dat ze omgeven worden door mensen die de kerk al achter zich gelaten hebben en die toch nog wel zeggen te geloven. Die zuigkracht is groot. Er is immers ook geen Reformatorisch onderwijs in het Noorden. Maar al zou het er zijn dan zou men toch grotendeels die kant niet uitkijken. Men wordt zonder dat men het zoekt, toch mede geïnfecteerd met een geest van aanpassing. Predikanten en kerkenraden die gewoon willen blijven wat ze altijd zijn geweest, staan onder grote druk, ook vanuit de eigen gemeente. Want de gemeente ondervindt op straat, op school en in de maatschappij de aantrekkingskracht van de maatschappij. En als een kerkenraad daar niet in meedenkt, groeit er een kloof tussen kerkenraad en gemeente. Maar we  weten dat elke stap in die richting de eerste is van een hellend vlak. Want de gedachte van Knevel (mozaïek) is te naïef om werkelijk waar te zijn.

 

Hoe komt het dan dat in de Randstad de kerk zich beter handhaaft dan in het Noorden? Dat komt allereerst vanwege een andere achtergrond. In het Zuiden en Westen van ons land werkt de visie van de kruisgemeenten, die vooral in Zeeland en Holland leefde, nog na. Deze opvatting is nauw  verbonden met bevindelijkheid.

Een tweede reden is: in het Zuiden is de secularisatie een voldongen feit. U meent dat dit nu juist een oorzaak zou moeten zijn voor sterkere afbraak van de kerk. Dat is wel waar, maar in een volkomen geseculariseerde omgeving handhaaft de kerk zich makkelijker dan in een semi- of pseudo kerkelijke wereld. Dit vraagt ook weer om enige nadere uitleg.

Toen ik in Utrecht stond, viel het me op dat die gemeente toen weinig nadeel ondervond van de grote stad. Jonge mensen bleven grotendeels bij de kerk en deden belijdenis. In de stad zagen zij zo duidelijk de vreselijke gevolgen van een levensstijl zonder God, dat ze daarvoor terugschrokken. Bovendien laat de stad een kerkelijke gemeente meer vrij dan op een dorp. In Utrecht liepen zoveel vreemde godsdiensten rond, dat wij daar niet opvielen. Dat was in meerdere steden net zo.

In Friesland, maar ook in een plaats als Harderwijk, is dat anders. Daar leek de omgeving nog wat christelijk en dus was dat niet zo gevaarlijk, zou je denken. En dàt was nu juist het gevaar. Daar werden jongeren makkelijk Gereformeerd, want die afstand was niet zo groot. Ze bleven toch nog wel kerkelijk betrokken. Na jaren bleef daar echter niet veel van over.  

Het hangt samen met de bekende vraag: wat is nu gevaarlijker: de openbare school of de aangepaste christelijke school?

 

Ik heb deze uiteenzetting breeduit neergezet en hopelijk heb ik iets duidelijk gemaakt. Ik heb de vrees uitgesproken dat de GK een proces laten zien, dat ook onze gezindte bedreigt. Ik heb dat gedaan vanuit de gedachte dat wij ons door deze gang van zaken moeten laten waarschuwen. Wat in het Noorden gebeurd is, gebeurt al lang ook in het Westen in de grote kerken, maar het zal ook onze Gezindte bereiken. De oorzaken van verval binnen de GK zijn ook zichtbaar onder ons. Er zijn diverse tekenen die erop wijzen dat mensen uit de Reformatorische hoek steeds meer opschuiven naar de wereld. We zien dat in het onderwijs, ook in de Pers en in andere organisaties. Ik las pas dat iemand heeft gezegd dat het isolement niet meer mogelijk is, omdat de wereld te open geworden is. Maar dat betekent toch niet dat wij als kerk, diezelfde openheid moeten tonen? We vergenoegen ons met de moderne technieken van deze tijd, die we heimelijk spannend en aantrekkelijk vinden. Denk maar aan internet en de mobiele telefonie. En we doen mee. Het is ondenkbaar dat we deze verworvenheden zouden moeten inleveren. Zou dat nog kunnen? Kan onze jeugd dat?

Verder lijkt het erop, dat veel christenen, ook onder ons, uiterst bewogen zijn met de wereldling en  zo horen we van gemeentestichters en komen overal alternatieve kerken van de grond. Het opvallende is dan dat deze gemeenteplanters er soms geen bezwaar tegen hebben als de gevestigde kerkelijke gemeente zou verdwijnen.

De tekenen zijn ruim voorhanden dat de Reformatorische zuil verzwakt. Het is daarbij ook benauwend hoe de eigen mensen positie kiezen tegen de zuil en het zuil-idee. Maar is deze zuil ook niet tot zegen geweest voor velen? De ontbinding komt ook bij ons van binnenuit.

 

In het Noorden en ook elders worden nu allerlei pogingen ondernomen om de kerk aantrekkelijk te maken voor de mens van nu. Dat brengt verwarring. Men experimenteert en laat oude vormen los. Ook oude beginselen.

Zonder meer alleen maar blijven die we zijn brengt ook niet de echte opwekking. Dat brengt alleen verstarring.

Noch de verwarring, noch de verstarring redden ons. Alleen Gods Geest kan wonderen doen. Dan blijft de kerk in leven. Dan zal die kerk ook een lichtend licht zijn, een stad op een berg. Dat is heel wat anders dan een nachthutje in de komkommerhof, zoals dat nu het geval is. Het gebed van weleer zij het onze: "O Heere der heirscharen, verschijn blinkende”. In het Noorden, in het Zuiden. Het gaat om Zijn eer. De Heere gaf Zijn beloften en die hebben altijd betrekking op de donkerste tijden. Deze beloften gaf Hij Zelf en daar ligt dan ook de enige verwachting voor mensen, die zelf geen kracht en trouw bezitten.

Zoeken gewoon te blijven die we zijn. Dat is de roeping van de kerk in het Noorden en elders. Geen aanpassing of verwarring. Ook geen verstarring. Maar gewoon op onze post blijven. Dat is de roeping van de kerk.