OPWEKKING                        

 

Inleiding:

 

Het heilsfeit van de opstanding wordt in de Heilige Schrift verschillend benoemd. We vinden zowel de aanduiding "opwekking” (Hand. 2:24) alsook de reeds gebruikte term "opstanding” ((Matth. 28:6). Het eerste is een passief gebeuren, het tweede getuigt van een actieve handeling. De Heere Jezus wèrd opgewekt door de kracht van God en tegelijkertijd stond Hij op in eìgen kracht.

Er moest een opwekking vanuit de hemel plaats vinden. Daarin verklaarde de Vader dat alles volbracht was. Deze opwekking was een uitgesproken goedkeuring op de gehoorzaamheid van Zijn Zoon. Maar als de Levensvorst kon de Heere ook Zèlf opstaan, omdat Hij immers het leven had in Zichzelf.

Deze tweevoudige aanduiding komen we nu ook tegen in de Schrift, als het gaat om ons onderwerp. We spreken feitelijk altijd van opwekking. Daarin willen we uitdrukken dat er een wonder vanuit de hemel moet plaats vinden. Dit is wel het eerste en het voornaamste. Er kan vanuit de mens en vanuit de kerk geen millimeter in eigen kracht genaderd worden tot de meerdere heerlijkheid van Gods kerk. De Heere moet het alles doen. Het is geen werk van mensen. Er zijn zeker ook in onze dagen wel mensen, die ernstig verlangen naar de openbaring van Gods heil. Er wordt veel om gebeden. Maar we beseffen dat het een werk van de Heere alleen is. Alles komt op Gods tijd! Het moet ons opvallen dat er enerzijds veel begeerte leeft naar een opwekking, terwijl er anderzijds veel gesproken en geschreven wordt over Gemeente-opbouw. In dat verband valt dan ook de naam van Willowcreek. Deze dingen behoeven elkaar niet uit te sluiten, maar we denken toch wel dat er vanuit Willowcreek een andere wind waait dan uit de hoek van hen, die verlangen naar een opwekking. Begrijp mij goed: ook al moet de Heere alles doen, dat betekent niet dat we lijdelijk afwachten. Maar we willen wel de gedachte veilig stellen dat het vanuit de hemel moet plaats vinden, net als in Handelingen 2. Er zijn tijden dat men niets anders kan doen, dan slechts wachten op het heil des Heeren.

Toch ook opstanding! Opwekking als opstanding. Een bevel!

Komt deze aanduiding ook voor als typering van ons onderwerp? Denkt u eens met mij aan de tekst uit Efeze 5:14: "Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten”. Staat op! Dat wordt gezegd tot mensen, die reeds tot het leven mochten komen. Zij moeten opstaan uit het midden van de doden. Zij slapen en beseffen de gevaren van het ogenblik niet. Zij missen de glans van het licht van Christus.

Er is aan alle dingen àltijd ook een menselijke kant. De Heere stelt ieder van ons verantwoordelijk, aansprakelijk. Wij zijn schuldig aan de duisternis van de kerk. Wij worden door het Woord van God gewekt, gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt wordt. Die oproep wil de schuld doen inleven en tevens herinneren aan de vele beloften, die de Heere daartoe gegeven heeft. Ook dat moet beklemtoond worden. Niet in allerlei georganiseer, zoals we dat tegenwoordig waarnemen, maar veelmeer in een besef dat er meer is dan dit om ons te geven. Al was het maar om ons te drijven naar de binnenkamer.

 

 

1. Opwekking in de H. S.:

 

1.1  Opwekkingen in de tijd van de Bijbel:

 

Van groot belang lijkt de tekst in Gen. 4, 26b: Toen begon men de naam des Heeren aan te roepen.

Dit geschiedt in een bange tijd. Er kwam toen een andere en nauwere band met God. Er kwam geestelijke afhankelijkheid. Het geloofsleven werd verdiept, juist onder invloed van de toename der goddeloosheid. Een duidelijk spoor van een geestelijke opleving.

Daarna volgen tijden van grote duisternis. De afval wordt algemeen, denk maar aan de Zondvloed. Ook daarna, in de dagen van Abraham, kan men niet zeggen dat de ware religie bloeit. Hij leeft in een minderheidspositie. Zijn zonen ook.

Israel in Egypte en in de woestijn vertoont ook geen geestelijke rijkdommen. Mozes heeft het ideaal in zijn hart, als hij wenst dat al het volk profeten waren (Numm.11,29). Dat is een profetie van Pinksteren. Hij toont te weten wat een opwekking is. Hij geeft de weg daartoe aan, namelijk dat de Heere Zijn Geest over het volk zou geven. Zeer duidelijke contouren van ons onderwerp. Mozes heeft echter levenslang moeten leven met een volk, dat volkomen afkerig leefde van de Heere. Denk aan zijn scherpe tekening in bijvoorbeeld Deut. 32:6.15vv.29, als hij spreekt over een dwaas en onwijs volk. We krijgen de indruk dat het volk dat Kanaan mag beërven onder Jozua, in duidelijker zin de Heere vreest. Deze nazaten trekken anders, meer in overgave, door de Jordaan, dan hun voorvaderen door de Rode Zee. De strijd tegen de volkeren van Kanaän wordt gestreden zonder grote tekenen van ongeloof. Zij dienen de Heere zo lang Jozua en de oudsten, die lang na hem leefden, hen leidden. Zij doen de keus staande voor Jozua (Joz. 24). Denk hier ook aan het altaar dat werd opgericht over de Jordaan door de stammen Ruben, Gad en hald Manasse, als een stenen vermaning om de Heere trouw te blijven.

De Richterentijd is donker. De repeterende breuk van de afval. Omdat men naliet de heidenen uit te roeien en ten onder te brengen. Hoe hebben de zonen van Eli afbreuk gedaan aan de geestelijke stand van het volk.

Pas onder David wordt het anders. Dan wordt de tempelbouw voorbereid. Deze koning, alsook zijn zoon Salomo, hebben geestelijk goede tijden beleefd. Salomo bouwt de tempel. Een krachtige impuls voor de dienst des Heeren. Maar tien stammen vallen af. Gedurende de tijd der koningen zien we meermalen tekenen van een geestelijke opleving. Bijvoorbeeld onder de koningen Asa (2 Kron.15,12), Josafath (2 Kron.20), Hiskia (2 Kron.29, 2ev) en Josia (2 Kron.34); met name dan in het Tweestammenrijk. Hoe hebben de beide profeten Elia en Eliza schijnbaar vruchteloos gewerkt in het Tienstammenrijk.

Over het gehele volk komt de ballingschap. Daarna een andere tijd. Na de terugkeer lijkt het volk geleerd te hebben. We herinneren aan de zeer duidelijke opleving in de dagen van Nehemia (Nehemia 8). Ook onder de leiding van Ezra. Volgens de meesten echter ontstaat in die dagen het Nomistische denken, de aandacht voor de wet; het voorgeslacht van de latere Farizeën lijkt geboren. Maar daarna de vier eeuwen duisternis, voorafgaande aan de komst van Christus: geen profeet, geen heilsgeschiedenis, slechts onderdrukking.

Hoe gaat dit verder in het Nieuwe Testament?

Tijd van grote orthodoxie, maar van geen geestelijke kracht. Simeon en Anna zijn slechts enkelen, al waren zij er wel, na zo veel duistere eeuwen. De prediking van Johannes de Doper en de Heere Jezus bereikt het volk, zonder een duidelijke opleving. Anders was het nooit gekomen tot Gabbatha en Golgotha. Het volk sliep voort. Eerst in Hand. 2 vinden we de grote Bijbelse vervulling van een opwekking. Machtige bediening van Gods Geest. Zeer duidelijke beleving van schuld en genade. Een steeds maar toenemende kerk. Ook op vele andere plaatsen in de wereld. De kerk bloeit en groeit. Maar ook in de dagen van het nieuwe verbond zinkt de kerk weer in, als we denken aan de brieven aan de zeven gemeenten.

Van belang is hier de gedachte betreffende de duizend jaren dat de satan zal zijn gebonden. Ik ga ervan uit dat dit tijdperk toch aanving bij de hemelvaart van Christus. De geschiedenis daarna toont duidelijk aan, dat er een wereldwijde bediening van Gods Geest is gekomen, waarbij de satan leek ingetoomd. Daaraan hieronder meer aandacht als het gaat over de kerkgeschiedenis.

Ik noem nu nog enkele steden waar een duidelijke opleving mocht voorkomen. Ik denk dan allereerst aan Jeruzalem. God heeft deze stad verkoren tot Zijn woonplaats. Het is niet vreemd dat daar juist heel centraal de grote ontwaking plaats vond. Door de geschiedenis heen is daar veel gebeurd. Als we denken aan de rijke tijden onder Salomo en Hiskia en Josia, dan blijkt toch dat de Heere Zijn woord vervult. Hier zal Ik wonen naar Mijn lust, hier is in eeuwigheid Mijn rust. Dat bleek vooral bij de uitgieting van Gods Geest. Het geeft nog moed en hoop voor de toekomst.

Toch een groot wonder dat in dèze stad zoveel is gebeurd. Er is wellicht ook geen stad in de wereld zo vol van vrome goddeloosheid. Daar werd Christus buiten de poort uitgedreven, daar heeft Hij geweend over de stad, daar zijn de oordelen Gods op een vreselijke wijze losgebarsten in het jaar 70 na Christus. Maar zelfs de brute goddeloosheid heeft de Heere niet verhinderd Zijn Woord waar te maken. Deze stad kan beeld van de kerk genoemd worden. Ook wij hebben geen enkel recht, integendeel, de kerk heeft alles verzondigd. Ook nu. Maar de Heere houdt woord. Maar laten we wel bedenken, staande bij de poorten van deze stad, dat allerlei vrome werken der wet en allerlei godsdienstige vormen ons niet kunnen redden. Onze religie moet tot een geestelijk ontwaken komen, zodat vormen tevens kanalen worden voor de wezenlijke betoning van Gods genade.

Jeruzalem werd opgewekt. We zouden menen dat de kerk vooral voorwerp is van Gods genade. Maar dan noem ik hier ook de naam van Samaria. In die half heidense stad is veel gebeurd, reeds in de dagen van de Samaritaanse vrouw, toen de Heere Jezus daar twee dagen verbleef (Joh.4: 40-42). Later lezen we van de zegenrijke arbeid van Filippus in Samaria (Hand. 8:1-8). Deze geschiedenis leert ons dat er ook voor de wereld beloften zijn. Het wekke in ons hart de bewogenheid met ons land en volk, dat in grote delen geheel is afgedreven. Misschien denken we wel eens, dat daar geen hoop meer voor is. Er is ook voor de wereld hoop en toekomst. De Heere kan grote dingen doen. Het kan zelfs gebeuren dat Samaria Jeruzalem nog voorgaat. Dat zien we ook in de bekering van Ninevé. Ook daar beleefde men een opwekking op de prediking van Jona. Een schijnbare gerichtsprediking, waarbij geen enkele hoop werd geboden. Toch heeft die preek van Jona grote gevolgen gehad. En daarom kan er ook nog gehoopt worden voor steden als Amsterdam en Rotterdam; de Heere is machtig grote dingen te doen.

 

1.2 Woorden in de H.S. die een opwekking aanduiden:

Het Griekse werkwoord egeirw kan letterlijk gebruikt worden van een slapend mens, die wakker gemaakt wordt. Het kan ook zien op een gebouw, dat langzaam maar zeker wordt opgebouwd. Vandaaruit komen we tot de meer geestelijke aanduidingen, zoals deze vooral in Gods Woord voorkomen. Het komt voor als dringende bede aan het adres van God, zoals we dat vinden in  Numm.10:35: "Sta op, Heere, laat Uw vijanden verstrooid worden ". Ook al vinden we dit woord op veel plaatsen niet, de zaak wordt zeker wel, zij het in andere bewoordingen, bedoeld.  

In Jesaja 62 vinden we een heerlijke beschrijving van de verheven staat der kerk. De beschrijving van grote geestelijke weldaden doet denken aan wat er plaats vindt, als de Heere krachtig Zijn kerk bezoekt. De gerechtigheid van Sion zal voortkomen als een glans, en koningen zullen haar heerlijkheid zien. De kerk zal dan een sierlijke kroon zijn in de hand des Heeren; de Heere zal haar niet meer noemen de verlatene, maar Hij zal zeggen: Mijn lust is aan u, en uw land zal het getrouwde heten. Deze weergave schildert de hoge heerlijkheid, waarin de kerk leven kan en bij tijden leven zal.

Denk verder bij deze profeet aan allerlei profetieën waarin de toekomst heerlijk zich ontrolt. Lees slechts Jesaja 2: 9, 11, 35, 40, en daarna zijn troostboek. Ezechiel schildert de opwekking van Israel door de eeuwen heen heel duidelijk (Ezech. 37); hier vinden we het visioen van de dorre beenderen, die tot leven worden gebracht in twee fasen. Het woord opwekken staat hier niet, maar deze profetie is een krachtige illustratie van wat wij onder een opwekking verstaan.

Ik noem ook een ander hoofdstuk, namelijk Ezech. 47. Daar vinden we de beschrijving van de overvloeiende genade des Geestes, voorgesteld in de almaar wassende tempelstroom. Eigenlijk zouden we overal, waar van het werk van de Heilige Geest sprake is, kunnen spreken van een opwekking.

Ook in Joël 2, waar de uitstorting van de Geest des Heeren wordt geprofeteerd, vinden we dezelfde uitbundige geloofstaal. Heel het Oude Testament is vol van de profetie aangaande een overvloedige heerlijkheid van Gods kerk.

Voor ons onderwerp zijn de volgende plaatsen vooral van belang: Ps. 80: 3; Hoogl. 2,7; 3,5; Jes. 64:7; Matth.8:25 (hier een mooi beeld van wat opwekking is in de storm op zee); 1 Kor.15: 4 eap. (Christus opgewekt ten derde dage, fundamenteel voor ons onderwerp).

Hert zelfstandig naamwoord opwekking komt in de concordantie niet voor. Bijzondere aandacht geven we verder ook aan het werkwoord: opwaken. Zie de bede in Ps. 44:24 (heel treffend!); Ps. 78:20; Jes. 26:19; 51:17; 52:1; Rom.13:11 (heel duidelijke tekening van een geestelijk ontwaken).

Verder kunnen de volgende woorden belangrijk zijn in dit verband: oprichten (Hebr. 8:8); opstaan. In het algemeen kan gewezen worden op het werk van de Heilige Geest; denk alleen aan het woord vervullen, verheerlijken, roemen enz. Lees een hoofdstuk als Romeinen 8, 2 Corinthe 3, Efeze 1 (de gehele brief), ea. Zeer verheven en opgewekte gedeelten!

Samenvattend: opwekken wordt gebruikt in de volgende richtingen: 1. Het doen ontwaken van een slapende. Dit houdt in dat opwekking aan de orde komt, als de kerk in slaap is gevallen. Gods Woord spreekt vele malen over een geest eens diepen slaaps. Ontwaakt gij die slaapt en staat op! Het leven is er wel, maar het lééft niet voldoende. Er is een dringende roepstem nodig om zo’n slaper wakker te krijgen; denkt u maar aan Jona. Wat beseft een slapend mens van het gevaar waarin hij zich bevindt of wat ziet hij van de schepping in haar pracht, welke hem omringt? Alles gaat aan een slaper voorbij. Voorwaar een aangrijpende gesteldheid van een kind van God, als deze voortslaapt in de storm.

Er is ook een ander beeld: de discipelen zijn in de grootste nood, als de golven zich verheffen. En de Heere sliep, alhoewel Hij op het schip was. Toen de nood erg hoog oprees, hebben zij Hem opgewekt. Een nieuw en veelzeggend beeld, ook van belang voor ons onderwerp. Door de kracht van het roepen uit de diepten van onze nood en schuld, wil de Heere ontwaken en Zijn kerk nabij zijn.

2. De opwekking van Christus vormt de grond en de oorzaak van elke geestelijke opwekking. We mogen toch zeggen dat de Heere in Hem heel Zijn kerk heeft opgewekt. Opgewekt uit het graf der zonde, uit de diepe slaap des doods. Aan Zijn opwekking mogen we de vrijmoedige verwachting ontlenen dat de Heere aan Zijn kerk zal gedenken. Hoe donker, hoe doods en dodig de toestand van de tijden ook zijn, in Christus heeft de Heere het nieuwe begin gegeven. Het zegt zo duidelijk dat het allemaal geheel van God uitgaat. Hij neemt redenen uit Zichzelf. Noem dan alle tegenheden van deze tijd en alle onmogelijkheden van uw leven maar op, de Heere is die God die de doden levend maakt en roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren. Maar dan kan die opgewekte kerk ook nimmer echt leven buiten Christus om. Haar levensvolheid moet volkomen ontleend worden aan Hem en haar ziel weet dan ook van een mede opgewekt zijn met Hem.

3. Het woord ziet dan verder ook op een zeer klare en duidelijke openbaring van Gods heerlijkheid. Ik denk dan vooral aan psalm 80: 3. Wek Uw macht op, verschijn blinkende. Als de Heere dat doet, dan zullen mensen de glans daarvan aanschouwen. Wek Uw macht op: dat is een gebed. Deze handeling gaat van de Heere uit. In deze woorden vinden we een aanduiding van wat feitelijk door ons onder een opwekking wordt verstaan. In een opwekking blinkt de glans van Gods genade.

4. In 2 Tim.1:6 wordt het woord nog in een andere betekenis gebruikt. Timotheus moet opwekken de gave die in hem is, hem gegeven door de oplegging der handen. Hier krijgt het woord een actieve spits. Hebben wij zelf ook een taak als we zoeken naar geestelijke vernieuwing? Dat blijkt hier wel. Er was bij Timotheus wellicht reden om dat te zeggen; misschien maakte hij te weinig gebruik van de hem verleende gaven. Dat is een zaak die vaker voorkomt. Deze gaven kunnen sluimeren in een mensenziel. Daar sluimert bijvoorbeeld het geloof; het is er wel, maar het heeft geen kracht. De Heere Jezus sprak Zijn discipelen ook aan op hun geloof. Als u de Heere vreest, sluimeren er vele gaven in uw ziel, zoals zekerheid en liefde, blijdschap en droefheid, gerechtigheid en heiligheid. Paulus roept op deze gaven op te wekken; daardoor wordt u zelf ook opgewekt. Het kan ook gelden van ambtelijke gaven, die de Heere gegeven heeft. Hij gaf aan Zijn knechten tijd en bekwaamheid, verstand en inzicht, maar maken we daar wel echt gebruik van of sluimeren deze schatten in de aarde?

 

2. Kenmerken van een opwekking:

 

2.1. Geestelijke kracht.  (Hand.2; Jona 1; Ps. 80)

In een opwekking openbaart zich een buitengewone geestelijke kracht. Wat in de persoonlijke bekering gebeurt, vindt dan bij zeer velen plaats. Het begint steeds met een doorleving van het geestelijke verval, waarin een volk of een mens terechtkwam. Sterk betrokken op het gericht. De prediking werkt daaraan mee, denk aan de preek van Edwards over Romeinen 3. Het is niet een aannemen van Jezus, zoals dat tegenwoordig wel gebeurt in massa-bijeenkomsten. Het oordeel wordt gebonden op de ziel.  Deze ziet daarin a.h.w. een eigen hellevaart voor ogen. De zonden worden scherp voor ogen geplaatst. Men wordt overtuigd van de rechtmatigheid van de straf, ook van de eeuwige straf. Men begeert ook niet behouden te worden ten koste van Gods deugden. Er is een gewillige aanvaarding van de straffen der ongerechtigheid. Dit alles met een buitengewone indruk op de ziel, op het gemoedsleven. Het gaat om de twee kernen van gericht en genade. We zouden hier de tijd van Johannes de Doper ten voorbeeld kunnen stellen. Ook toen kwamen de mensen, belijdende hun zonden, tot de doop en tot vergeving der zonden.

Maar men ontvangt betrekkelijk spoedig genade en een besef van het bloed van Christus. In Hem is Gods gerechtigheid bevredigd. Er wordt een sterke liefde gewerkt tot Christus. Men ervaart de verzoening met God door Zijn bloed. Allemaal wel zaken, die ieder mens ervaart, als de Heere hem te sterk wordt. Maar in een opwekking komt er een vloedgolf van genade en liefde van en tot God. Hoe verschillend dit alles ook door de mensen beleefd wordt, de grondlijnen zijn steeds dezelfde. Er ontstaat een diep besef van het oordeel en een daardoor ook diep beleven van Gods genade. Het is de leer, waar het altijd weer op aankomt. Deze zaken komen aan de orde, als de apostel Paulus zijn Romeinenbrief schrijft, een brief die bij verschillende gelegenheden en in onderscheiden tijden steeds weer de aanzet was tot een nieuwe oriëntatie op geloofszaken. Om ditzelfde ging het in de dagen van Luther en Calvijn; het ging om een genadig God en om de eer van God. Deze grondlijnen moeten door elk van Gods kinderen gekend worden. Deze kern van het geloof is zelfs door kinderen te begrijpen. Met deze grondwaarheden kwam Paulus ook altijd tot de mensen, of het nu in Jeruzalem of in Athene was.

2.2 Levende kennis.

Opvallend is het dan, dat men alles reeds wist, voordat de beenderen levend werden. Verstandelijk  werden al deze zaken toegestemd. Tevoren bleef het een dode wetenschap. Dat is een treurige en een ellendige toestand. De prediking tracht zaken duidelijk te maken, die men al weet. Maar als Gods Geest ontwaakt, worden deze zaken pas recht gekend. Dan dringt het door tot het hart, tot alle genegenheden. Het blijft altijd weer een opmerkelijk en vreemd verschijnsel, dat er in de kerk gesproken wordt over enorm aangrijpende zaken, die vaak in dodelijke rust worden aangehoord. Er kan in een rechtzinnige gemeente nog zo ernstig gesproken worden, maar het dringt niet door. Het ontvangt geen geloof. Men gelooft heel de Bijbel, maar het ìs geen geloof. In een schouwburg in Italië brak brand uit, maar toen men angstig riep: "Brand, brand!”, drong de ernst van het moment niet tot de mensen door, omdat men meende dat het een onderdeel van het toneelstuk was. Zo lijkt het vaak in de kerk te zijn. We noemen dat dan een historisch geloof. Zegt een arts dat uw lichaam dodelijk ziek is, dan bent u in paniek. Zegt de Heere ons dat onze ziel een dodelijke breuk kent, dan blijft die Stoïcijnse gelatenheid. Maar wekt Gods Geest de harten op, dan worden deze dingen echt geloofd, het worden werkelijkheden. Dan is de hel vlakbij, binnen handbereik, maar ook: dan wordt de hemel een oord, dat tastbaar in ons bewustzijn valt. In deze tijd missen we dat grotendeels. De kerken lijken bevroren te zijn en het Woord schijnt gestold. Gestolde lava, zo heeft men wel gezegd. Het heeft eenmaal angstaanjagend verwoest, maar het is nu uitgeblust. Het hierboven reeds genoemde beeld van de dorre beenderen is illustratief. Daar kan ook geen leven in die vallei zijn: ze waren zeer dor. Ook na het eerste wonder, als het lichamen zijn geworden, blijft alles dor en doods. Het kan dan wel zo zijn dat er veel ten goede veranderd is, men kan geordend naar Gods wet gaan leven en men kan inzicht hebben in de rechte en zuivere leer, maar leven is er niet. Als dat leven ontstaat, als de profeet zegt: "Gij Geest, kom aan!”, dan onstaat er een hevig gerommel. Dat gebeurde steeds weer als de Geest des Heeren neerdaalde. Men beleefde de zonde als een verschrikkelijke kwaal, men gevoelde dat ook zo, en men was volkomen overtuigd van de kracht van het bloed van Christus. En als iemand ook tot geloof mocht komen, dan was hij een totaal ander mens, zoals Luther sprak van het binnengaan door de open poorten van het paradijs. Dan pas wordt het Woord van God levend en krachtig. Zijn dan de diepste uitingen van vreugde en smart overtrokken? Als rond een open graf diepe smart terecht wordt gevoeld, is het dan zo vreemd als rond de ernst van het Evangelie ook uitingen voorkomen van diepe emoties? Thomas Brooks sprak eens van twee hemelen, die Gods kerk beleeft: een hemel straks en een hemel hier. Dan wijken soms de aardse zaken, en de schatten van beneden kunnen dan het hart niet meer bevredingen, terwijl juist de rijkdommen van de hemel tastbaar gevoeld worden. Smaakt en ziet dat de Heere goed is!

Sterk emotioneel gekleurd. Te sterk? Is deze emotionele uitbarsting toch nog een teken van een zekere oppervlakkigheid? Dat zou kunnen, al krijgt men juist een tegenovergestelde indruk. Het is voor velen een negatief teken geweest, dat de gevoelens en de emoties zo sterk meegesproken hebben. Vooral als men ook nog gaat menen dat die tekenen juist de echtheid aangeven. Het is dan pas waar als het zo en zo diep is beleefd. Anderen echter stoten er zich aan dat verschijnselen als zenuw-aanvallen en flauw vallen een opwekking vergezellen. Zou het niet hierin gezocht moeten worden, dan de geest van een zwak mens de verwerking van deze geestelijke voltreffers niet aan kan? Is het vreemd dat de stoppen soms doorslaan en doorbranden? Deze verschijnselen zijn absoluut niet kenmerkend en doorslaggevend voor het werk van de Heere. Integendeel, in de Heilige Schrift vinden we hier eigenlijk maar zelden voorbeelden van. Dat moet ons voorzichtig maken en zelfs waarschuwen voor allerlei overspannen uitingen, die later ook zo maar weer verdwijnen. Maar ook al hebben deze uitingen zich voorgedaan, het betekent nog niet dat het dus allemaal overtrokken was. De zaken raakten soms oververhit, maar op zich is dan ook weer niet zo vreemd.

Diepe doorleving echter behoeft niet altijd samen te gaan met zenuw-aanvallen e.d. Denk hier eens aan de reactie van Maria (ze bewaarde al deze dingen in stilte). In Hand. 2, waar sterk de gevoelens meespraken, krijgt men toch niet die indruk, die bij sommige opwekkingen ontstond. Het gevoel heeft namelijk ook als kenmerk, dat het kan omslaan. Het gevoel blijft dan ook een onzekere factor. Het gaat niet slechts om het verstand of om het gevoel, het gaat om het hàrt. Maar dan bloeit de innerlijke mens ook open met al zijn vermogens.

2.3. Massaal verschijnsel.

Het valt verder op, dat een opwekking gaat als een lopend vuur. Aanstekelijke werking. We zien dat ook in Hand. 2. We zien het eveneens in Samaria. Er is een aanvaarding van het getuigenis van de vrouw, welke verdiept wordt als de Heere Zelf verschijnt. Hier blijkt de zegen van een getuigend leven, ook inzake het gemis. We zien het in Lukas 2, waar het gaat om allen die de vertroosting Israels verwachtten. In het algemeen blijkt dit in gezinnen, als bijv. een vader of een moeder of een kind tot de Heere bekeerd wordt. Het zet anderen aan het denken. Het kan ook "overslaan”. Het kan ook plaats hebben binnen een kerkelijke gemeente of binnen een dorp. Het gaat dus om het effect van een overslaande brand. Wie voorwerp hiervan is, spreekt met grote bewogenheid over het gevaar waarin ànderen zich bevinden. Vooral geen heilsegoisme. Deze betrokkenheid slaat niet alleen op de eigen verwanten, ook niet alleen op de mensen van de eigen gemeente, maar het betreft iedere naaste, waar ook; heel Nederland gaat bij wijze van spreken meewegen. Dat maakt het ook zo geloofwaardig. De Heere Jezus sprak van een zoutend zout en een lichtend licht.

In Northampton zijn er maanden geweest, dat men nergens meer over sprak dan over het Koninkrijk Gods. Dat geeft aan dat de gesprekken onderling veel invloed hebben aangewend. Persoonlijke gesprekken! Het persoonlijk getuigenis deed het. Men geeft dan zichzelf bloot. Men spreekt uit ervaring en ondervinding over het heil in Christus. Het is tot in onze dagen toe opmerkelijk, dat iemand op kantoor of waar ook, als hij persoonlijk spreekt over zijn eigen doorleving en zijn eigen persoonlijk geloof, de mensen om hem heen bereikt en makkelijker kan aanspreken. Ook al zijn het soms zuiver wereldse mensen. Het zou ook nu nog zo heel veel kunnen betekenen als de ware gelovigen eens vrijmoediger zouden mogen spreken over hun aandeel in de hemelse erfenis.

2.4. Persoonlijke prediking.

Letten we ook op de invloeden van de prediking, waardoor dit alles sterk bevorderd wordt. Opwekkingspredikers hebben een sterk persoonlijke spits. Er wordt tot en tegen de mensen gesproken. In beeldend en begrijpelijke taal. Inhoudelijk komen dan vooral wet en evangelie aan de orde. Wat van de hoorders geldt, geldt ook van de predikers: het wordt een prediking in het kwadraat. Met verhevigde kracht. Er is bewogenheid met de hoorders. Niemand wordt gespaard. Menen we niet te snel, dat dat heden ook niet gebeurt. Vermoedelijk gaat er vaak een te sterke invloed van de hoorders uit op de prediker en zijn boodschap. Daardoor wordt de prediking krachteloos.

Opwekkingsprediking echter is zowel een sterke gerichts- alsook een rijke Christusprediking. Dat zullen velen wel toestemmen en accepteren. Maar niet in de zin, zoals Edwards dat deed in genoemde preek. Het doel is juist: breng de mensen tot een heilzame wanhoop, tot een dieptepunt, tot een besef van hopeloosheid in eigen beleving. Het kon zijn dat wij dat in onze dagen juist zo niet beogen. Niet te veel dit of dat, enz. Typerend is voor ons besef dat we menen dat de mens niet ongetroost de kerk uit mag gaan. De hoorder moet direct voorzien worden van hoop en moed. Dat is heel goed, maar wel als de diagnose gesteld is. In de prediking heden ten dage lijkt het erop, dat er teveel blokkaden en belemmeringen vanuit het verwachtingspatroon van de hoorders worden opgeworpen. 

Er is dan plaats voor een rijke Christusprediking. Deze kan uiterst ruim gebracht worden. Denk aan de DL II, 1.3. Tweemaal ten hoogste. Het kruis van Christus, Zijn verzoening, staat centraal. Er wordt duidelijk opgewekt om tot Christus te gaan. Het tweemaal "ten hoogste” (barmhartig en rechtvaardig) spoort de prediker aan om met diepe ernst, ook met grote blijdschap te spreken.

Edwards preekte zeer ontmaskerend. Hij sprak zijn mensen aan alsof het misdadigers waren, alsof hij te maken had met onbetrouwbare mensen. Hij trachtte hen op hun huid te komen, hen wakker te maken, hoe dan ook. Hij riep hun tegenstand op en wilde doordringen tot hun binnenste. Zonder iets of iemand te sparen. Dat is belangrijk. En die kracht wordt tegenwoordig in zeer vele van onze preken gemist. Er wordt onbewust toch te veel gerekend met de verlangens en de wensen van de hoorders. In lichte of zware vorm. We kunnen door allerlei Bijbelse en rechtzinnige lijnen toch de boodschap ontkrachten. Men kan de eis tot geloof prediken, en tegelijk zeggen dat dat geloof een gave van God is, zonder daar verder iets aan toe te voegen. Het een zwakt het ander af. Men kan de schuld prediken en tegelijk zeggen dat alle mensen zondaars zijn. Men kan de eis tot heiligmaking brengen en daaraan toevoegen dat onze beste werken toch maar met zonde bevlekt blijven. Door al deze combinaties zwakt de spits van de prediking af. In de opwekkingspreken treft het ons vaak, dat er geen enkele plaats is voor een excuus of een pardon.

2.5 Heilig leven.

In een opwekking blijkt ook duidelijk dat Gods wet wordt geschreven in het hart van de zondaar (2 Corinthe 3). Juist dan blijkt wat er kan en mag en wat niet kan. Scherp wordt duidelijk het onverenigbare van de dienst der zonde en der wereld en de dienst des Heeren anderzijds. Hoe gezegend zou een opwekking kunnen inwerken op de zonden van deze tijd. Hoe zouden muziek en film beoordeeld worden in dat licht, hoe zou de afgod van het materialisme aan banden gelegd worden. Er zou ontstaan een sterke slagschaduw van de eeuwigheid. Ook op dit terrein leven onder ons allerlei redeneringen om zo veel mogelijk zichzelf te kunnen blijven. Denkelijk zouden deze onhoudbaar blijken, als de Geest des Heeren gaat overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. In ieder geval zou onze wandel meer in de hemelen zijn. En wat zou dat dan gaan betekenen? We zouden ook meer vreemdelingen, gasten en bijwonders zijn op aarde. Econmische expansie zou ook niet het laatste woord hebben. Onze overheid spreekt van een ethisch reveil. Normen en waarden zijn in verval. Ook de kerk zou dan toch zeker wel hetzelfde, maar anders en dieper, moeten constateren?

Waar een opwekking plaats vond, verminderde het drankmisbruik en het cafébezoek. De plaatsen der ijdelheid werden soms gesloten. Dat was toen zo. De ijdelheid en de zonde zijn nu niet meer alleen aan bepaalde plaatsen gebonden. Het is allemaal veel geraffineerder en indringender geworden. Daarom hebben we nu des te meer veel genade nodig, om te weten wat goed en kwaad is. We beseffen dat diep in ons hart vaak wel, maar er ontbreekt ook vaak de kracht om te breken met allerlei kwalen en verkeerde dingen. Daarom wordt de zonde zo heel vaak goedgepraat of bedekt en tracht de mens van nu zijn verkeerde levensstijl aanvaardbaar te maken. Ook dit is een zaak om over na te denken.

 

3. Opwekkingen in de geschiedenis:

 

Het gehele NT toont tekenen van een opwekking, als we de lijn vanaf Pinksteren volgen naar de Apostolische tijd. Paulus heeft in diverse steden een opwekking beleefd, een enorme geestelijke groei. We lezen van een rijke tijd in Efeze bijvoorbeeld (Hand. 19). De eerste eeuwen na Paulus spreken vooral van grote verdrukking, die over de kerk kwam. Er kwam echter een geweldige ommekeer, zodat vrijwel iedereen daarna christen werd. Toch betrof het hier niet een echte opwekking, zo lijkt het ons. We spreken meer van een omwenteling. Keizer Constantijn werd christen, en daardoor kwam het christendom juist in de gunst van de maatschappij. Velen werden christen, maar misten de eigenlijke innerlijke kracht ervan.

Het christendom heeft zich daarna in snel tempo verspreid over de wereld, ook over Europa. Er was een enorme zendingsdrang onder vele Roomse monniken. Het is moeilijk na te gaan of hier inderdaad sprake is van echte opwekkingen. Ongetwijfeld mogen we wel stellen dat de Heere in die tijd grote tekenen gaf van Zijn genade.

De grote opwekking kwam pas met de Reformatie. Tevoren stonden op veel plaatsen voorlopers op, die de weg van het Evangelie voorbereidden. De Rover spreekt van een vloed van mystieke opwekkingen, en dan noemt hij mannen als Johannes Hus in Bohemen, Wicliff in Engeland, Meister Eckhart, Geert Groote, Jan van Ruusbroek, Wessel Gansfort en vele anderen. Ook de bekende Thomas à Kempis heeft in die dagen van zich doen spreken o.a. door zijn veel gelezen boek: De navolging van Christus. Deze namen blijven nauw verwant met de Middeleeuwse vroomheid, zoals deze in de kloosters voortleefde.

In de persoon van Luther kwam een echte opleving. Anders dan in de meeste opwekkingen begon dat individueel, in zijn eigen hart. Vandaaruit werkte het verder, zonder dat hij een grootscheepse beweging op het oog had. We kennen de geschiedenis. De machtige Roomse kerk wankelde op haar fundamenten vanwege die ene monnik te Wittenberg. Niemand zou ooit door menselijke inspanning zulk een machtige beweging kunnen opganiseren. De Heere Zelf heeft grote dingen gedaan in de gehele wereld. Heel duidelijk blijkt hier wel het wezen en de kern van een opwekking: er gaan tijden aan vooraf van duisternis. Dat was het geval met de kerk van Rome. Door de Scholastiek was de kerkmens steeds meer vervreemd geraakt van de kern van het geloof. We zien in de eeuwen voor de Hervorming hoe een kerk langzaam, maar zeker kan wegzinken in een duistere nacht van on- en bijgeloof. De leer van vrije genade, zoals deze bij een opwekking steeds weer boven komt, was geheel verdwenen. Velen mochten door de Reformatie weer leven uit de gerechtigheid van Christus, wereldwijd. Ook hier mocht weer vervuld worden: Is er een handvol koren op de toppen der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon. Calvijn, Zwingli en vele anderen hebben de fakkel overgenomen. Geheel Europa geraakte in de ban van het Evangelie.

Maar er is veel op gevolgd. Er is daarna een tijd gevolgd van verdieping en bevestiging van het Evangelie van vrije genade door het geloof in Christus. Dat evangelie was ontdekt, maar volgens meerderen moest het daarna pas gaan doorwerken. Zo stelde Lodenstein het in een preek over de dorre doodsbeenderen in Ezechiel 37. De beenderen zijn wel geworden tot lichamen, maar er was nog geen geest in hen. Het mag een zegen genoemd worden, dat de Nadere Reformatie hier en ook het Puritanisme in Schotland en Engeland heeft mogen voortbouwen op het reeds door Calvijn gelegde fundament.

Vanuit Geneve werkte het Woord van God door. Het had toen en daar reeds grote kracht. Geneve werd een kerkstaat, waar alles geleid werd vanuit het leven met God. Daar werden mensen opgeleid die de wereld introkken.

In Schotland zijn zeer klare en duidelijke voorbeelden van opwekkingen tot stand gekomen. Het Schotse volk was van oorsprong een ruig en heidens volk, maar door de arbeid van vele zendelingen kwam daar het Evangelie. Zwaar was de strijd die gestreden moest worden met het Rooms Katholieke geloof. Wie een boek als "Gelijk de dauw van Hermon” leest, hoort vele malen van krachtige tekenen van een geestelijke opleving. Schotland is bekend door de Avondmaalstijden. Men kwam dagenlang bijeen om opnieuw de Heere te zoeken en te dienen, om getroost en gebouwd te worden in het geloof in Christus. Er waren soms bijeenkomsten van meer dan 20.000 mensen, die dagen en nachten in de bergen verbleven. Het volk Gods uit de wijde omgeving kwam samen, om met God en mensen verenigd te worden. Meerdere predikers waren aanwezig om te assisteren bij de bediening van het Avondmaal. Het was niet vreemd, als er drieduizend deelnemers aan het Heilig Avondmaal mochten zijn. We lezen ervan hoe de Heere zeer krachtig werkte in de streken van het barre en hoge Noorden. Schotland is ook bekend om de Covenanters, mensen die met hun handtekening het verbond met God vernieuwden, tegen de leer van Rome in. We denken verder aan de prediking van Whitefield en Wesley, die hoewel onderling duidelijk verschillend, getuigen mochten zijn dat duizenden onder hun bediening tot bekering mochten komen. Onder hun dienst deden zich zeer klare tekenen van een echte opwekking voor; de kenmerken van een opleving waren sterk aanwezig, ook al was er kaf tussen het koren. We willen wat uitvoeriger stilstaan bij het werk van Jonathan Edwards, die predikant was in Noord Amerika, in de plaats Northampton.

Edwards wordt genoemd de gelukkige en gezegende prediker van NORTHAMPTON, gelegen in New England. Het betrof 12 of 14 dorpen in New Hampshire, in de nabijheid van de rivier van Connecticut, binnen een omtrek van 30 mijl.

De Heere betoonde Zijn vrije en souvereine genade in de bekering van een grote menigte in een korte tijd, brengende hen van een vormelijke, koude en zorgeloze  belijdenis van het Christendom tot een levende oefening van de rijke genade in Christus.

Men herinnert aan het wollen vlies van Gideon, dat nat werd, terwijl de omgeving droog bleef.

De Heere wilde velen ontdekken door een gevoel van de zonde, van het gevaar van de toorn van God en de algenoegzaamheid van Zijn Zoon Jezus.

De betreffende streek lag meer inwaards, vanaf de kust, zodat de mensen minder bezet waren met de uitbrekende zonden als in andere plaatsen. In Northampton woonden ongeveer 200 families. Edwards geeft bijna sociologische gegevens over deze gebeurtenissen. Twee ministers (Eleazer Mather en Mr. Stoddard) hadden reeds ernstig en met zegen mogen arbeiden. 

In twee jaar werden er, zoals Mr. Stoddard hoopte, 20 die zaligmakend werden gered. Maar er was niets van een algemene opwekking. Het grootste deel was in die tijd ongevoelig voor de zaken van de godsdienst.

Er heerste algemeen een geestelijke dorheid. De jeugd brak uit in losbandigheden. Nachtelijke wandelingen, kroegbezoek en algemene verdorvenheid. De opvoeding en het gezinsbeleid faalde.

Maar dat veranderde. De jeugd werd gevoelig voor geestelijke zaken en liet allerlei uitspattingen meer en meer na. In 1733 ontdekten we, zo schrijft Edwards, een ongewone buigzaamheid en ontvankelijkheid. Een preek over de opvoeding deed erg veel. De jeugd toonde zich overtuigd door wat zij hoorden van de kansel. Er ontstond een intensieve reformatie.

Een jonge man stierf plotseling en in droevige omstandigheden. Dit greep de jeugd aan. Daarna ging een jonge vrouw heen, die duidelijke werkzaamheden had gehad betreffende de redding van haar ziel. Ze was in grote nood, voordat zij ziek werd. Voor haar sterven werd zij zeer getroost. In deze tijd begon "the great noise about Arminianism”. Gods volk vreesde voor dit gevaar bijzonder. Mensen die wisten dat zij zonder het geloof in Christus waren, schenen te ontwaken vanwege

de vrees dat God bezig was het land te verlaten en dat men zou worden overgegeven aan ketterijen en verdorven beginselen. Men vreesde voor het oordeel der verharding.

Vijf of tien mensen werden plosteling zaligmakend bearbeid. Edwards was echter bezorgd over anderen, die zich verhardden. Maar de vrees werd beschaamd. God maakte dit alles tot de grootste aanleiding voor een ontwaking van anderen. Het werd als een bliksemstraal die velen trof. Het lawaai onder de dorre beenderen werd luider en luider. Men sprak alleen nog over geestelijke en eeuwige dingen. Andere gesprekken werden nauwelijke getolereerd in het dorp. De harten werden wonderlijk afgewend van wereldse zaken. Het gevaar dreigde dat men de aardse zaken ging nalaten. Wat in harten leefde, werd openbaar op het gelaat. Men zocht de toekomende toorn te ontgaan. Men vreesde ieder ogenblik in de hel te zullen zijn. Er was nauwelijks nog iemand in het dorp die niet betrokken was in de zorg over de eeuwige dingen. Velen werden geleid uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht.

De stad scheen vervuld te zijn met de aanwezigheid van God. Vol van liefde en vreugde. Er waren vrijwel in ieder huis opmerkelijke tekenen van Gods aanwezigheid. De gangen van God werden gezien in het heiligdom. De gehele gemeente was een en al honger naar het gepredikte woord. Vele tranen onder de prediking. Men weende van droefheid, anderen ook van vreugde. De mensen waren mede begaan met het lot van hun buren en medemensen.

Zelfs op bruiloften, ooit plaatsen en gelegenheden van ijdelheid, werd over niets anders gesproken dan over de geestelijke bruiloft. Er waren buitengewone inwerkingen van de Geest van God. Velen, tevoren bekommerd aangaande hun eigen staat, deelden nu in klare ontdekkingen van Gods liefde.

Dit werk Gods zette zich later voort in andere dorpen. Er gebeurde in een week meer dan tevoren in zeven jaar. In plaatsen waar men geen kennis had van wat hier gebeurde, deden zich dezelfde verschijnselen voor. Edwards hoopte dat zeker 300 mensen werden geleid tot Christus.

Hij geeft ook een zekere indeling naar de leeftijd. Er werden er 50 gered die ouder waren dan veertig. Meer dan 20 van hen die ouder waren dan vijftig. Tien boven de zestig. Twee boven de zeventig. Dertig jongeren tussen de tien en de vijftien jaar. Twee van rond negen of tien. Er waren sterke overtuigingen van hun schuld en ellende, en in korte tijd waren oude dingen voorbijgegaan en alle dingen waren voor hen nieuw geworden. Vier personen in een dag, bijna dertig in een week, gedurende zes weken lang.

Tot zover enkele indrukken van het werk des Heeren onder Edwards. Vergeten we verder ook niet de machtige expansie van het evangelie in Londen, toen daar de bekende Spurgeon preekte in zijn Tabernacle. Vele duizenden werden door zijn prediking geraakt.

Ook in Nederland bloeide het geestelijke leven, maar anders dan in Schotland. Het evangelie mocht ook hier krachtig doorwerken, al horen we niet van explosieve uitingen van geestelijk opleven. Wellicht moeten we de kracht van een opwekking ook niet zoeken in dat plotselinge, maar vooral in de openbaring van veel en rijk geestelijk leven. Ook al klaagden de predikanten van die dagen over de geestelijke duisternis, toch zijn steden als Utrecht en Rotterdam en Middelburg en vele anderen haarden geweest van het werk des Heeren. Het Woord van God legde zoveel beslag op ons volk, dat er zelfs een Statenbijbel kon komen, waarin dus de staat mede de hand had. Hoe men daar ook over zou kunnen denken, het tekent wel de geestelijke kracht van die dagen.

In Nijkerk kwamen grote dingen tot stand tijdens de bediening van ds. Kuipers. Onder een preek in de Grote kerk over de bekende tekst uit psalm 72 kwamen velen tot een geestelijk ontwaken. Reeds tijdens de preek. Velen toonden zich getroffen en verslagen door het Woord Gods. Er kwam een algemeen besef van de ernst van het Goddelijk oordeel over zondaren en men gevoelde zich geheel verloren vanwege de zonde en de verharding, die velen in zijn greep had. Uitingen van de geestelijke crisis waarin men verkeerde, bleken in luid roepen en weeklagen. Maar ook velen werden verlost en geplaatst in de vrijheid die in Christus is. Ook in Nijkerk was het zo, dat uit bijna ieder huis psalmgezang opklonk. Vergelijk dit eens met onze tijd! Toch zijn deze zogenaamde Nijkerkse beroeringen ook door velen onder kritiek gesteld. De leermeester van Kuipers, van den Honert, hoogleraar te Leiden, bestreed deze beweging heftig. Ook de bekende Theodorus van der Groe hief zeer ernstig de waarschuwende vinger op. Deze opleving breidde zich uit naar vele anderen plaatsen in bijna ons gehele land. Opmerkelijk dat vele plaatsen, die daarin toen mochten delen, ook nu nog betrekkelijk velen van Gods kinderen herbergen. Dan denken we bijvoorbeeld aan namen als Woudenberg, Werkendam, Genemuiden en Bleskensgraaf. Het heeft mogen

nawerken tot op de dag van heden. In een plaats als Bunschoten was daar ook nog lange tijd invloed merkbaar van een opwekking uit vroeger dagen.

Er is meer te noemen. In de dagen van het Reveil vlamde de interesse voor de zaken van Gods Koninkrijk hoog op. Bekend is in onze streken in het Noorden het Friese Reveil, dat vooral in een plaats als Sneek diepe sporen heeft getrokken. Hoewel Friesland thans een streek is, waar veel vrijzinnigheid heerst in de Hervormde kerk, waren er vroeger vele godzalige predikanten, onder ons bekend als de oude schrijvers. In veel gemeenten in Friesland hebben zij mogen arbeiden. Ooit stonden in Leeuwarden Herman Witsius en ook Wilhelmus à Brakel.

Het spreekt voor ons vanzelf dat ook tijdens de Afscheiding er een nieuwe golf van geestelijk leven ontstond. Het waren de dagen dat velen urenver liepen om het Woord van God te horen; het ging dan wel om het zuivere Woord, namelijk die prediking, waarin de leer van vrije genade werd gebracht, zonder Remonstrantse en wettische inmengselen. Niet de boodschap van een deugdzaam Christendom, maar de goede tijding van Christus, Die alles, maar dan ook alles wil zijn voor hopeloos verloren mensen. Die prediking werd begeerd. Het is opmerkelijk dat van Vlastuin in zijn boek over opwekking de Afscheiding niet noemt. Het lijkt me echter duidelijk, dat er in die dagen wel zeker een krachtige impuls werd gegeven tot een opleving van het werk van de Heilige Geest.

En daarna? Voorzover ons bekend, is er in Nederland niet meer echt sprake geweest van een geestelijk ontwaken. Wel in andere delen van de wereld horen we van rijke stromen van Gods genade. Deze week meldde de krant nog dat er in Mozambique een zodanige groei is, dat de kerk de vele bekeerlingen nauwelijks kan bearbeiden. Dat zijn rijke berichten, die ons jaloers kunnen maken.

 

4. Noodzaak van een opwekking:

 

In dit deel wil ik trachten de geestelijke nood van onze dagen te schetsen. Immers, hoe groter de nood, hoe dringender moet het gebd om een opleving opklinken.

Het woord opwekken wordt gebruikt van een slapend mens, die wakker wordt. In die zin is de naam van De Wekker heel toepasselijk. Onder dit deel trachten we een taxatie te geven van onze tijd. Van verschillende kanten, ook bijvoorbeeld van de EO, wordt aangegeven dat er een geestelijk vacuum bestaat. Een gemis aan geestelijke beleving. Ook in een enquete, door het RD gehouden, werden we opgeschrikt. Blijkbaar sijpelt de geest van de wereld (on)merkbaar de kerk binnen. Dat gebeurt op een wereldse manier, maar het kan ook in orthodoxe zin plaats vinden. De invloeden van de duivel lijken wel verweven te zijn met het alledaagse leven; verzoekingen zijn ingebakken in allerlei op zich niet verkeerde zaken. Denk hier slechts aan de factor van de reclame. Ik bedoel niet alleen de verstrengeling van reclame en sex, het gaat zeker ook om reclame op zich, een speculeren op de begeerten van de mens, een regelrechte aanval op het tiende gebod. Het moet sterke overweging verdienen om de verzoekingen breed in beeld te brengen. We maken ons er soms te makkelijk van af als we alleen maar spreken over de gevaren van de TV. Het is de vraag in hoeverre we ons nog zouden kunnen onttrekken aan de tijdgeest. In Amerika leven de Amish, die zich buiten de verworvenheden van de cultuur trachten te houden. Een streven dat sterk respect verdient, maar is het wel mogelijk? Sprekend over kleding, over de auto, over de woning, over de baan, over de tweeverdieners, kunnen we stellen dat weinigen hier echt tegen opgewassen zijn. Openb. 13 ziet het zover komen, dat men niet meer kan kopen en verkopen op de aarde. De vrouw moet vluchten naar de woestijn. Dat betekent toch een zich losweken van de maatschappij van haar dagen. Een kunst en een gave, die ons nog vrijwel geheel ontbreekt.

Hierdoor is het geestelijke leven ingezonken. Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Kaïn bouwde zijn stad, de kinderen Gods begonnen de naam des Heeren aan te roepen. Het is cruciaal voor deze zaken om een juiste beoordeling van onze tijd te geven. Hoe taxeert ù deze tijd, ùw eigen geestelijke gesteldheid? Valt het mee? Duidelijk is dat onder de jeugd een sterkere belangstelling bestaat voor geestelijke zaken dan onder veel ouderen. Dat is verblijdend. Toch moeten we ook eerlijk stellen, dat bij jonge mensen, hoe goed zij het ook bedoelen, de verwerking nog moet komen. We zien momenteel ook veel jongeren in een latere ontwikkeling en verwerking afdrijven en verslappen.

Van verschillende klanten kan men horen dat veel ouderen de kracht van het geestelijke leven missen. Dat is een pijnlijke constatering. Juist als het hen geldt, die voorbeelden zouden moeten zijn. Dus lijkt het geestelijke leven ingezonken te zijn. Ik denk aan de gelijkenis van de tien maagden. Allen werden slaperig, de dwazen, maar ook de wijzen. Dat kwam omdat de bruidegom vertoefde. Was Hij vroeg gekomen dan was het anders gegaan. Maar het uitblijven en het verder moeten leven in aardse verbanden vreet de geloofsvolharding aan. Dat betekent: als iemand tot bekering komt, dan zou de Heere kunnen komen, want dan is er een levende geloofsband. Maar die bekeerde mens moet verder doorleven, hij moet gaan werken en vacantie houden, hij moet zijn geld beheren en zijn tijd doorkomen en is dat het niet dat hem slaperig maakt? Gods kinderen komen wel openbaar, als de Heere begint te werken, maar het is zo waar dat Zijn volk het maar een weinig tijds heeft bezeten. U ziet dit sluipende verval in het leven van mannen als Noach, Gideon, David, Salomo, Asa, Johannes de Doper en vele anderen. Dit is niet een noodwendige gang, want er zijn ook andere voorbeelden zoals Mozes, Jozua, Abraham, Petrus en Paulus.

Geestelijke slaperigheid blijkt in allerie symptomen. Ik noem er enkelen: in lege kerken en zwijgende gelovigen. Lege kerken die al lang leiden tot en getuigen van kerkverlating. We weten dat ons eigen kerkelijke leven taant. Een PS als die van het Westen tekent schrijnend de afname. Grote stadskerken verdwijnen en de leden ervan komen vaak nergens ooit meer boven. Tweede diensten op zondag spreken slechts nog in veel aangepaste gemeenten tot de oudere kerkganger; de jeugd ontbreekt er vaak. Ik vernam laatst vanuit een Bondsgemeente dat daar deze verschijnselen ook aan de orde zijn.

Hiertegenover staat als een wenkend voorbeeld de kerkgang in de Gereformeerde Gemeenten, waar vrijwel geen sprake is van een lege kerk in de middagdienst. In een bepaald dorp heeft de kerk nu 1150 zitplaatsen; men gaat deze uitbreiden tot ruim 1800. Een gemeente aan de rand van Rotterdam, bouwt een kerk van 1100 zitplaatsen. Zo maar enkele krantenberichten van de laatste dagen. Waar duidt dit op? Het zou nuttig zijn om deze zaken te onderzoeken. Het betekent niet zonder meer dat er in de GG een opwekking gaande is. Maar de kanalen daartoe zijn meer aanwezig dan in gemeenten, waar men de kerkgang feitelijk kwijt is.

De lege kerken gaan samen met volle tafels, een zaak om ook dieper bij stil te staan. Toch worden deze zaken soms zo verdedigd dat men bijna dreigt mee te zwenken. Men wil toch ook niet altijd als Jeremia onheilen aanbrengen en als Micha altijd kwaad spreken? De erfenis is mat geworden (Ps. 63:2; 68:10). We zouden ook een speurtocht door heel de HS kunnen houden om dèze gesteldheid te signaleren. We moeten eigenlijk vaststellen dat inzinking en vervlakking steeds optreden na goede tijden. Het lijkt een normaal verschijnsel. Ik sprak van verslapping; ook van vervlakking. De zaken worden ondiep en kleurloos. Typerend is ook dat men de dingen niet vatten kan; dat is een ernstige waarschuwing, een sterk signaal van geestelijke armoede, vgl. 1 Cor. 2. Het heeft immers te maken met interesse en geestelijke honger waardoor men het brood des levens zoekt. We signaleren telkens verontrustende tekenen, en toch laten we ons hierdoor niet echt verontrusten. We leven feitelijk vrijwel allemaal gewoon verder. Zelfs ontwikkelingen in de politiek, die doen denken aan de dagen van Hithler, schudden ons niet werkelijk wakker. De aanslagen op de zondag in combinatie met de huidige wetsvoorstellen, zouden de kerk toch eigenlijk moeten doen ontwaken. Zijn we al zover? Gebeurt dit ook werkelijk? Beseffen we bijvoorbeeld wel, dat de overheid nu de zondag aantast, terwijl we als kerk deze dag al lang hebben uitgeleverd en feitelijk ook al lang kwijt zijn? En geldt dat ook niet van de handhaving van Gods wet in zaken als abortus en euthanasie? Kuitert en vele anderen tasten het Woord en de betrouwbaarheid ervan aan, maar zijn wij, ook als orthodoxe kerken dat Woord al niet lang kwijt in de beleving? Deze zaken nopen tot schuldbesef, tot een gebed als van Daniël en Nehemia.

Spreken al deze symptomen niet van de dringende noodzaak van een nieuwe geestelijke impuls? De overheid roept op haar manier tot een herijking van normen en waarden. Dan zou de kerk het toch veel meer moeten doen, u en ik?

Het leide ons tot de bede van psalm 80: Verschijn blinkende (vs 2) Wek Uw macht op voor het aangezicht van Efraïm en Benjamin en Manasse (niet de beste stammen!), en kom tot onze verlossing (vs 3). Laat Uw aanschijn lìchten! (vs 4).

Hiermee wil niet gezegd zijn dat alle leven ontbreekt, zoals in de dagen van Noach en Lot. Maar, ervan uitgaande dat er nog leven bestaat en aanwezig is, worden we dan te meer opgewekt om het overige dat sterven zou, te versterken. En de Heere heeft meer dan dit om u te geven. Laat Uw aanschijn lìchten! Een veelzeggende bede. Jesaja 62 is hier van groot belang. Denk ook aan de tekst in Jozua 17: 14-18. Men leefde bij slechts een deel van de aan Jozef toegezegde erfenis. Niettemin beklaagde men zich over het geringe deel van hun lot. Men was immers een groot volk. Maar Jozua noemt het eigen schuld. Men schuwde de arbeid om bomen in het woud om te hakken en men schuwde de strijd tegen de ijzeren strijdwagens van de Kanaänieten. Men durfde de strijd niet aan. Jozua zegt echter: Jullie moeten en kunnen strijden, omdat ge een groot volk zijt, want ge hebt grote kracht. Deze nalatigheid van het volk, dat te snel tevreden was, net als de dwaze maagden, is de oorzaak geworden van de ondergang van Israel. Het gaat om de volle erfenis, om de volle waarheid, om de volle Christus en om de gehele Bijbel.

Zo bezien is er altijd wel een opwekking nodig. Er is altijd meer. Paulus jaagde naar de volmaaktheid. Een aansporing juist ook voor ons. Terug naar Hand.2, naar de uitstorting van nieuwe geestelijke krachten.

 

5. Besluit

 

Het lijkt zo te zijn, dat er bij velen een algemeen verlangen bestaat naar een hernieuwde geestelijke opleving. Het wordt door velen onder woorden gebracht. Ook in ons hart leven wensen en verlangens naar een volle ontplooiïng van het werk des Heeren. De afval in onze dagen dringt ons om te smeken om de volle stromen van Gods genade.Hoe anders zou alles kunnen worden! Wat zou het een zegen zijn voor ons en onze kinderen, voor de kerk en voor de staat.

Toch moeten we niet te snel menen dat de wens naar een opwekking algemeen is. We moeten onszelf onderzoeken of wij deze ommekeer wel zouden wensen? Want, als wij het zo begeren, waarom gebeurt het dan niet? Zijn er bij ons geen belemmeringen, die het werk van de Heere tegenstaan? Begeren wij deze dingen wel echt? Zeker, bij de ware kinderen van God leeft dit verlangen. Maar ook zij kunnen zo gekluisterd Zijn aan het aardse leven. Gods Woord schildert de gevaren zo dat zelfs de uitverkorenen bijna verleid zouden worden. Dat zien we ook om ons heen. Nee, de Heere kan het niet doen om ons, om ons verlangen. Hij kan het alleen maar doen om Zijn Zelfs wil.

Het gebed uit Jesaja 64 is aangrijpend: "Er is niemand die Uw naam aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe; want Gij verbergt Uw aangezicht voor ons en Gij doet ons smelten door middel van onze ongerechtigheden” (64:7). Ziedaar de doorleefde nood uit die dagen getekend. Niemand! Niemand wekt zich op. Dan kan de Heere alleen nog redding geven. Jesaja gaat zelfs zo ver dat hij smeekt: "Heere, waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen, waarom verstokt Gij ons hart dat wij U niet vrezen?” (Jes. 63:17). Dat waarom is duidelijk. Het is ter wille van onze zonden.

Moge de bede oprijzen:

"Ontwaak Noordenwind, en kom gij Zuidenwind! Doorwaai mijn hof”.

 

Jesaja 63:7-29