GEFUNDEERDE VERLOSSING

 

            "…en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde”

                                                                                   (Ps. 32:5b)

 

Het getal "drie” vinden we telkens weer terug in deze psalm. Ook op andere plaatsen in de Schrift vinden we een drieslag. De Heere vroeg driemaal aan Petrus of hij Hem liefhad. Dat had te maken met de drievoudige verloochening door Petrus van de Heiland.

Ook wij kennen het belang van dit getal, als we zeggen: Driemaal is scheepsrecht.

In psalm 32 spreekt de dichter telkens opnieuw in drie lagen over zijn geloofsleven.

 

Voor het wonder van de vergeving vinden we drie woorden: vergeven, bedekken en niet toerekenen (vers 1 en 2). Hier horen we een gefundeerde en zekere vergeving uitgesproken. Als we het eenmaal zouden horen, zouden we kunnen vragen: Heb ik het wel goed verstaan? Hier echter is zo’n vraag niet meer aan de orde. Het is zeker.

Deze zekere vergeving hangt samen met de ernst der zonde. Ook de zonde van David wordt drievoudig omschreven, want  we vinden in vers 5: zonde, ongerechtigheid en overtreding. Ook daar dus gaat David gefundeerd mee om.

Helaas, zo zeggen wij. De zonde is zo ernstig, dat hij driemaal het vergif van zijn zonde wil noemen. Dat pleit voor zijn oprechtheid. Het eerste woord "zonde” klinkt tamelijk algemeen. We kennen dat woord maar al te goed. Het tweede woord spreekt van opzettelijke verkeerdheid. Dat gaat een stuk dieper. Het stelt me veel meer aansprakelijk. Je kunt lang rondlopen met een vraag over de vergeving, als je moest vaststellen dat je het bewust zo bedoeld hebt. Het derde woord spreekt van opstand en rebellie en dat maakt de zaak er niet beter op. Het ontneemt alle vrijmoedigheid en verhoogt de angstige vraag naar vergeving. Iemand die zo verregaand heeft gezondigd, mag wel terecht de vraag stellen: Is er voor mij wel vergeving? Opzettelijke zonden staan er in de wet van Mozes heel ernstig op.

Deze drie woorden staan ook in uw woordenboek. U bent niet zo maar een nette of kerkelijke zondaar, zoals natuurlijk ieder mens wel (we zeggen dat vaak zo om de zonde te vergoelijken en goed te praten!). Maar u bent bezet met boosaardige moedwil. U zou de Heere van Zijn troon willen stoten.  U bent niet beter dan de wereldling. U bent een vijand van God.

Er wordt niet omheengedraaid, zoals u en ik vaak doen. Er wordt niet gebagatelliseerd over de zonde als een licht vergrijp. Er wordt ook niet snel en lichtelijk overheen gesprongen.

 

David gebruikt dan ook drie woorden voor het belijden van zijn zonde (bekendmaken, niet bedekken en belijdenis doen, vers 5).

Ja, dat hoort er dan natuurlijk bij. Deze man trekt alle beletselen weg, die de ernst van zijn zonde zouden kunnen verzwakken. Hij is goudeerlijk.

Het is voor u heel belangrijk of u werkelijk eerlijk gemaakt bent. U bent dat uit uzelf niet. Er is een leugen in uw rechterhand. Of het komt voor dat u voor de mensen uw zonde goedpraat en wegwerkt, terwijl u voor de Heere in schijn uw verkeerdheid onderstreept.

Onze maatschappij denkt heel moralistisch over vergrijpen en onjuistheden. Men zoekt in de politiek naarstig naar misslagen, bijvoorbeeld van een minister uit een andere dan de eigen partij. De wereld wordt hard, denk ik vaak, want men zoekt het altijd bij de ander. En als er dan een slachtoffer is gevonden, dan moet die minister maar direct aftreden. Politiek kent geen genade.

Op David overgebracht en ook op Petrus, zou dat dan betekenen dat beiden zich hadden moeten terugtrekken.

Er behoeft geen parlementaire onderzoekscommissie aan te treden, om Davids verkeerdheid boven water te krijgen, o nee. David onderzoekt zichzelf.

Dat spaart heel veel moeite. Wat is genade een kostbaar en nuttig goed. David spreekt onomwonden over zijn verkeerdheid en de Heere handhaaft hem dan ook nog. Dat is een wonder.

 

We horen nu immers driemaal over de vergeving. David bedekte zijn  zonde niet; de Heere bedekt zijn zonde wel. Zijn zonde wordt bedekt (vers 1). Een klemmend woord. Het herinnert aan het bloed van Christus. Aan de mantel der gerechtigheid, van Hem verkregen. Aan de klederen des heils, waarmee de naaktheid van ons, zondaren, kan worden bedekt. Dat alles uit de Heere Jezus. En het volgende woord voor vergeven wijst ook naar Hem heen. De zonde wordt aan zondaren niet toegerekend, maar dat heeft de Heere wel gedaan aan Zijn lieve Zoon. Hem werd alles aangerekend en toegerekend. Wat Hij niet geroofd heeft, moest Hij wedergeven. Al die vuile daden werden op Zijn Naam gezet. Het werd allemaal op de rug van dit Lam Gods gelegd, opgeladen, totdat de last ervan te zwaar werd en Hij eronder bezweek.

Want al die boosheid werd omgezet aan Gods zijde in de last van de toorn Gods, waaronder wij hadden moeten bezwijken. Hij bezweek er wel zeker onder.

Hier ligt de genadige uitweg. Nu Christus alles op Zich nam, was er voor David een uitweg in de schuld. Daarom moet ook u bij Hem terechtkomen. U mag op Hem hopen. U mag weten dat er ook voor uw schuld een genadige oplossing is gevonden. En alles rust op de pijlers van recht en gerechtigheid

Zie op deze genadige God. Leer van David om door de kracht van Gods Geest uzelf eerlijk uit te spreken voor de Heere en ook voor de mensen.

Het zou echt ontwapenend zijn als we er zo mee omgingen.

In de politiek gebeurt dat niet, zo zei ik al, maar in de kerk is helaas deze praktijk ook heel dikwijls afwezig.

 

Driemaal scheepsrecht. Hebt gij Mij lief? Driemaal verloochend. Voor de zware last van uw zonde is een evenredige, een meerdere kracht van liefde en genade aanwezig. Het gaat dus in deze tekst om een zekere diepgang. Die is in alle delen van grote betekenis.

Kent u deze diepgang? U mist dat? U bent bang voor de waarheid, de harde waarheid over uw schuld? Dat ligt in onze aard. David wijst u door de kracht van Gods Geest de uitweg en die is er ook echt. Een ruime en een zekere uitweg.

David kende ook de tijd van zwijgen. Ondanks benauwdheid en nood bleef hij zwijgen. Hij stond voor de rechtbank, maar hij wilde niet bekennen. Hij wilde de Heere misleiden. En hoe slecht verging het hem toen.

Zwijg niet, maar leer van David dat er een weg is, een weg van oprechtheid. Dan kunnen we zingen: Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven!