GELOOF EN ONGELOOF ".
 
..Ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp" (Mark.9,24)
 
In het teksthoofdstuk gaat het om geloof. In meervoudige vorm. Op de berg der verheerlijking daalde de hemel neer. De aanwezige discipelen zijn er diep van onder de indruk. Ze wilden daar wel blijven. Andere discipelen waren achtergebleven. Midden in de strijd. Daar was een vader met zijn bezeten kind tot de discipelen gekomen. Met de vraag om dat kind te genezen. Maar de poging mislukte helemaal. U moet zich dat eens voorstellen. Discipelen in een noodsituatie. Farizeeën daaromheen, listig bedachtzaam op wat er komen gaat. En dan blijkt dat de discipelen niets kunnen uitrichten. Zij hebben de naam van Christus wellicht genoemd, maar er gebeurt niets. Daar hebben de Farizeeën onmiddellijk gebruik van gemaakt. Die naam van Jezus betekent ook al niets, zo smalen zij. Zo treft Christus Zijn discipelen aan. In absolute machteloosheid. Vandaar het verwijt: "O ongelovig geslacht!" Dat betreft de Farizeeën, maar ook evengoed de discipelen. De discipelen een ongelovig geslacht. De kerk, plaats van het ongeloof. Ook nu nog! Als wij, als belijdende christenen die krachtproef hadden moeten doorstaan, zouden wij het wel gekund hebben? Toch waren deze discipelen gelovige mensen. Kinderen van God. Zij volgden Jezus. Kenden de kracht van Zijn naam. Zelfs zij zijn een prooi van ongeloof. Dat kan dus. Een ongelovige gelovige! Net als Thomas later. De kracht van het geloof leren kennen, maar in de praktijk menigmaal in de greep van het ongeloof verkeren. Nee, een gelovige is geen supermens, die het altijd heeft. Hij leeft niet uit een rationele en zakelijke verzekering, die altijd klaar ligt. Het is een levende zaak. Maar het blijft wel een pijnlijke zaak, als de Heere zo moet spreken over ons. Dan is daar die vader met dat lijdende kind. Een stomme geest, die de jongen zwaar doet lijden, en waartegen de discipelen niets kunnen ondernemen. Door dat ongeloof schatert de overwinningslach van de duivel. Maar de Heere Jezus kan het wel. Dus nu zal het snel gebeurd zijn. Het opmerkelijke is nu dat ook zelfs Jezus niet zo maar verlost. Hij stelt het geloof als absolute voorwaarde. De vader zegt tot Jezus: "Zo Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen en help ons!" Zeker kan Hij dat! Maar Hij legt de zaak terug in de hand van de vader: "Zo gij (!) kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft!" Hier wordt het resultaat afhankelijk gesteld van het geloof. Zonder dat geloof gaat de Heere niet helpen. Hij doet dat in de weg van het geloof. Sta daar even bij stil. Christus zegt niet dat we toch immers niet geloven kunnen. We vinden het soms maar oppervlakkig om te zeggen dat iemand moet geloven. Hier zegt Christus het. Zo gij kunt geloven.....! Dat zegt de Heere ook tot u! U zoekt zalig te worden? Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft. U zoekt van die kwaal af te komen, uit uw problemen te geraken? Alle dingen zijn mogelijk, zo gij kunt geloven! Maar dat kunt u niet. Toch staat u voor de opgave. Om daarin hulp te zoeken, waar alleen hulp te vinden is, bij Christus. Maar bedenk wel: de eis blijft recht overeind! Wat moet die man? Nee, hij weet bijna niets van geloof af. Daar hadden de Farizeeën het nooit over. Die preekten alleen over doen en werken. Toch waagt die man het. Hij was niet voor niets tot Christus gekomen. Er was hoop in Zijn hart. Veel had hij gehoord over de wonderen van de Zaligmaker. Er is zware tweestrijd in zijn ziel. "Ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp!" Het ziet er maar vreemd uit in zijn hart. Er is verwachting, er is nog geloof. Maar dat was er ook bij de discipelen van zoeven. Zal dat geloof voor Gods aangezicht kunnen bestaan? Nee, je mag toch niet meer zeggen dan je kunt. Maar de nood is anderzijds een sterke drijfveer. Hij kan niet schouderophalend naar huis gaan. Het is nu of nooit. Morgen is de Heere weg, nu is Hij te vinden. Er is ook ongeloof en vrees in zijn hart. Als hij zich eens vergist? En als de Heere hem zijn zonden verwijt? Gelooft hij wel echt in de Heiland? Kan dat geloof wel voor Hem bestaan? Zal hij eenmaal daarmee voor God kunnen verschijnen? Is hij niet en huichelaar? Hij belijdt dat ongeloof eerlijk. In het raam van het geloof. Hij geeft een positief antwoord: Ik geloof! Maar er is zoveel zwakheid in, er zijn zoveel vragen, er is zo veel onopgelost. Ongelovig geloof! Hoe moet dat opgelost worden? Men zou kunnen wachten op betere tijden. Velen doen dat zo. Men zou er overheen kunnen leven en hoog kunnen opgeven van het geloof en maar net doen alsof dat ongeloof er niet is. Hij neemt echter de enig goede weg. "Kom mijn ongelovigheid te hulp!" Alleen de Heere kan het vervolmaken en voltooien. En Hij zal dat doen. Wat deze man onder tranen belijdt, komt op het goede adres. Hij neemt, ook met zijn ongeloof, de toevlucht tot Christus. En de Heere neemt het over. Hij keurt dit bestreden en zwakke geloof goed. Hij komt de man te hulp. Immers, dat gebed om hulp getuigde ook reeds van zijn geloof. De Heere aanvaardt het. Deze weg wordt u gewezen. Het levend geloof wordt bestreden. Het schijngeloof kent die strijd niet. Men heeft het steeds voorhanden en er is geen nood. Het ware geloof wordt altijd bestreden. Maar het vlucht tot Hem. Zoekt de zoom van Zijn kleed. En Hij helpt. De satan wordt verdreven. Al gaat dat onder nog zoveel weerstanden (VS 26). Hoe staat het in uw leven met dat geloof? De Heere stelt u een voorwaarde. Die Hij echter Zelf vervult. Door het ongeloof te verdrijven. Hij verhoort de smeekbede van deze man. Gelukkig wie het verstaat, wat de Heere zegt:"Vrees niet, geloof alleenlijk!"