REFORMATIE

 

"Maak u stenen messen en besnijdt wederom de kinderen Israels ten tweede maal”  (Joz.5:2b)

 

Jozua staat met zijn volk in Gilgal aan de grenzen van het beloofde land. Alvorens het land in te kunnen gaan, komt er een bevel uit de hemel. Er moet een grootscheeps opgezette besnijdenis plaats vinden. Blijkbaar is dat tijdens de afgelopen reis door de woestijn erbij ingeschoten.

Het klinkt barbaars: "Maak u stenen messen en besnijd wederom de kinderen Israëls….”. Men heeft berekend dat het zou kunnen gaan om driekwart miljoen mannen. U begrijpt dat dit een hele operatie gaat worden. Hoe moet dat ooit? Een zee van leed en pijn wordt hierdoor veroorzaakt.

Zoals we weten, moest de besnijdenis plaats vinden op de achtste dag. Dan waren de pijnlijke gevolgen betrekkelijk gering. Dat is nu echter anders. Het zijn nu volwassen mannen. Waarom had men het onderweg dan ook niet gedaan? Er zullen stellig redenen geweest zijn, die resulteerden in nalatigheid. De omstandigheden onderweg lieten het soms niet toe. Zo werd het gewoonte om te zeggen: Dat komt de volgende keer wel. Men stelde uit. Maar het kwam er niet van. Het volk was het vergeten. De Heere moet nu Zèlf manen.

 

Zo kan het gaan onderweg. Ook bij ons. We gingen op weg en hadden de beste voornemens. We waren overtuigd van de zegen en het nut van de bevelen van de Heere. Maar onderweg, tijdens de lange en moeilijke reis door het leven, komen de zaken soms zo anders te liggen. Het bleek moeilijker dan we eerst hadden gedacht. Zo kan er heel veel bij inschieten.

Wij, kerken van Nederland, zijn wellicht al heel wat onderweg verloren. Dat rotsvaste geloof van vroeger, leeft het nog? Dat vaste voornemen om in de wegen van de Heere te wandelen, hebben we dat nòg? Of is het zo dat de dienst van God en Zijn wet en Zijn Woord ons minder aanspreken? Zijn we de kracht ervan soms onderweg kwijt geraakt? Nu ja, we praten nog wel over kerkelijke zaken en we zijn ook nog wel druk zelfs met allerlei vormelijke kwesties, maar lèven we nog wel uit het wonder van Gods verbond?

Men kan zeggen dat het er zo niet op aan komt. Het geloof zit niet in die besnijdenis en dus zit ons geloof niet in allerlei zaken die we als star en bekrompen en pijnlijk aanduiden. Maar weet u, deze nalatigheid getuigde natuurlijk van een geringschatten van het verbond Gods als zodanig. Het gaf eigenlijk aan dat men onbesneden was van hàrt, en dat is toch niet gering?

Wat bent ù kwijt? Het tere leven met de Heere van voorheen, waar is het? Die liefde tot God, waardoor de zaken niet star en bekrompen werden beoordeeld, maar waardoor u kon roemen dat Zijn liefdedienst u nog nooit had verdroten, is die liefde er nog?

Wat zijn we als kèrken onderweg verloren? Hebt u ook niet eens het gevoel als u sommige dingen hoort, dat we dat eigenlijk niet meer in huis hebben?

 

Stenen messen! Het instrumentarium van Jozua. Beter scherpe messen dan botte en stompe messen. Dat geldt ook voor de prediking. Ook deze kan een operatie zijn, waartegen men opziet en waarvan velen zich afkeren.

Maar toch, is dat wel juist? We moeten daartoe nog eens terug gaan naar de instelling van de besnijdenis in Genesis 17. Eerst zegt de Heere zeven keer: "Ik zal…”, en daarna staat er één keer: "Gij nu zult Mijn verbond houden…”, en dan betreft het de besnijdenis.

Het bevel tot de besnijdenis rust in de belofte. Wat opvalt is dan het volgende: "wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, die ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden; hij heeft Mijn verbond verbròken”.

Onze tekst met het harde bevel krijgt nu ineens een heel andere klank. Het volk, zo zegt de Heere, heeft massaal Mijn verbond verbroken. Nu had het volk uitgeroeid moeten worden. Deze stenen messen hadden moeten dienen om het volk te doden en weg te doen. Het is een wonder, dat de Heere nu deze messen gaat gebruiken, om opnieuw het volk te doen leven in Zijn verbond en in Zijn genade. Er ligt slechts genade in de strenge woorden van onze tekst.

Die genade was er niet voor Hem, de Heere Jezus, Die nooit één van de geboden des Heeren had overtreden. Van Hem werd gezegd: "Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is en sla die Herder”. De Heere Jezus heeft de dood en de vloek van verbondsbrekers op Zich genomen. Hij moest onder het scherpe mes van Gods toorn gedood worden op Golgotha. In Hem komt in plaats van de dood het leven. Omdat Hij de bedreiging van het verbond op Zich genomen heeft, daarom is de zegen van het verbond het deel van de Zijnen. Daarom màg het volk nog besneden worden.

Besnijdenis in plaats van uitroeiïng! Doop in plaats van oordelen. Zo staat het nu met het zwaard van de wet, hoe scherp ook. Het is, naar het woord van Wisse, gedoopt in het bloed van Christus. Dit zwaard en deze messen dienen ten leven. Ze behouden, evenals het scherpe mes van een chirurg.

Hebt u het ook geleerd, dat die ontdekkende prediking toch uw leven bedoelde? Dan geldt het ook van u: IK zal niet sterven, maar leven en de daden des Heeren verkondigen.