TERUG NAAR BETHEL

 

            "Trek op naar bethel en woon aldaar” (Gen.35,1m)

 

Een kort bevel aan Jakob. Beschamend en vertroostend tegelijk!

Beschamend!

Jakob wordt herinnerd aan een belofte, die hij eens zelf spontaan had afgelegd. Dat was toen hij moest vluchten voor de wraak van Ezau. Het was thuis allemaal niet vlekkeloos verlopen. Het kan niet ontkend worden dat destijds de waarheid ernstig onder druk stond, toen hij de zegen wist te bemachtigen van zijn vader.

Zo kwam hij toen in Bethel aan. En tot zijn grote verrassing was daar de hemel opengegaan en had de Heere tot hem gesproken.

Een groot wonder van Gods genade. Niets dan beloften klonken er uit Gods mond; geen enkel verwijt vanwege het bedrog thuis. Als de Heere in iemands leven komt, wordt hem niet altijd direct de volle zwaarte van de schuld getoond. De Heere wint het hart in met Zijn liefde. Alles ligt bedekt onder Zijn gunst en goedheid. Later in zijn leven heeft de Heere Jakob wel gewezen op zijn verkeerdheid en zonde; nu komt dat niet direct sterk naar voren.

Als antwoord op Gods belofte spreekt nu ook Jakob een gelofte uit. Hij zal, zo zegt hij onder meer, hij zal hier in Bethel terugkomen, als de Heere Zijn woord zal hebben vervuld.

En de Heere hééft Zijn woord vervuld!

De Heere heeft alles waargemaakt. Hij is behoed op al zijn wegen, en Jakob is al lang weer terug in Kanaan, naar het woord des Heeren. Al wat Gij ooit beloofd hebt, zal bestaan.

God heeft Zijn Woord volbracht. Maar Jakob niet. Hij had het spontaan beloofd: In Bethel zal ik U mijn dank betalen en kom ik terug tot deze steen en dan zal ik de Heere een dankoffer brengen.

En dat was nìet gebeurd.

Het is dan wel beschamend, als de Heere nu Jakob moet herinneren aan zijn eens gegeven belofte.

Geldt dat ook niet vaak van Gods kinderen? Ook zij hebben de Heere heel wat beloofd! We zouden de Heere dienen en we zouden de wereld verlaten; we hebben het plechtig beloofd dat de Heere ons tot een God zou zijn. We hadden goede voornemens en we maakten allerlei plannen.

Maar als we daaraan terugdenken, dan is er misschien wel heel weinig van terecht gekomen. Of hebt u woord gehouden? De Heere wel, maar u en ik? Welke betekenis heeft onze belijdenis? Tonen we echte diepe liefde voor Zijn dienst? Kan men op ons aan, of zijn we langzaam maar zeker afgegleden? Dat gaat meestal zo geleidelijk, dat we het niet eens merken.

De Heere zegt: Trek op naar Bethel. Denk aan je belofte. Zeer beschamend!

 

Ook vertroostend en reddend!

Jakob was destijds immers na zijn terugkeer uit Mesopotamië naar Sukkoth vertrokken en daarna naar Sichem. En daar in Sichem waren nare dingen gebeurd. De bekende beschiedenis met Dina en daarna de bloedige wraak van haar broers Simeon en Levi. Ze roeiden laaghartig alle inwoners van deze plaats uit. Jakob getuigt ervan dat ze hem stinkende hebben gemaakt bij de inwoners des lands.

Inderdaad. Gelukkig was het zo, dat de schrik des Heeren op alle omwonenden lag, zodat ze Jakob geen kwaad durfden te doen. Maar het had maar weinig gescheeld, of de levensgeschiedenis van Jakob was daar geëindigd.

Het is nu een uitkomst, als de Heere hem weghaalt uit Sichem en hem heenwijst naar Bethel.

Wat gebeurde te Bethel, had een oorzaak. Jakob had zich zijn belofte moeten herinneren en als we buiten de weg van de Heere zijn, gebeuren er soms heel ernstige zaken, die een waarschuwing van Godswege zijn dat we niet in Zijn wegen wandelen. En het is dan zelfs nog een voorrecht, als de Heere ons zulke signalen geeft, die als oordelen inslaan in ons leven.

Terug naar Bethel!

Het zou kunnen dat dit woord voor u de uitweg is. Geldt het eigenlijk niet ieder? Terug naar de Heere en Zijn dienst. Een mens dwaalt zo makkelijk af. En het gaat zo onmerkbaar. En hoe is nu dat leven, waarin God op afstand wordt gehouden? Hoe maken we het nu in de wereld, waar we gaandeweg ons meer aanpassen? Het zou in Sichem bijna een verbond geworden zijn tussen Jakob en zijn gezin (de kerk) en de inwoners van Sichem (de wereld). Zijn ook wij soms niet hard op weg om een verbond te sluiten met de wereld?

Niet voor niets vermaant Jakob nu zijn gezin dat ze de vreemde goden moeten wegdoen en dat ze hun kleding moeten veranderen. Lees er de eerste verzen van het hoofdstuk maar op na. Jakob is langzaam maar zeker geheel verwereldlijkt.

Hij màg nog terug. U ook. Misschien hebt u niet zulke ernstige zaken meegemaakt als hij. Misschien klinkt er geen enkel vermaan van de Heere. Dat zou nog erger zijn. Maar de ware kerk zegt: Ik zal wederkeren tot mijn vorige Man, want toen was het mij beter dan nu.

En Jakob is te Bethel teruggekomen. De Heere heeft zijn weg voorspoedig gemaakt. Daar is het verbond met de Heere vernieuwd. En daar bleef alleen de trouw van de Heere over, tegenover Jakob’s ontrouw.

Niet ons, o Heere, niet ons, Uw naam alleen geef eer!