DE KRACHT DER OPVOEDING

 

"….als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd dat het ook in u woont….” (2 Tim.1:5)

 

 

We staan weer voor een nieuw werkseizoen. De scholen gaan weer beginnen en dat betekent grote activiteit. Onze jeugd moet er weer tegenaan. Na een tijd van rust is het mooi dat we nog weer opnieuw werken mogen. Het gaat tenslotte om onze toekomst.

Het is daarbij fijn als onze kinderen naar scholen gaan, waar het Woord van God wordt geëerbiedigd. Hopelijk kunnen we onze kinderen dagelijks naar school laten gaan met het gevoel dat we er alles aan gedaan hebben om hen verantwoord onderwijs te doen geven.

Toch kunnen we ook op het beste onderwijs niet bouwen. We hebben de Heere in de eerste plaats hard nodig. Als de grote Leermeester. De vreze des Heeren is hèt beginsel der wijsheid; allen die ze doen, hebben goed verstand. Gelukkig als de Heere Zelf ons en onze kinderen onderwijst.

 

Daarbij gaat het nog om iets anders. In onze tekst gaat het om de belangrijke rol van de ouders bij de opvoeding. Zelfs om de betekenis van de grootouders. We vinden de mooie lijn in de tekst aangegeven: ouders die mogen dienen als schakels en middelen om het geloof over te brengen op de kinderen.

Grootmoeder Loïs had het aan haar dochter Eunice mogen doorgeven en deze mocht op haar beurt het weer overbrengen op haar zoon Timotheüs.

Zo makkelijk gaat het niet altijd. De keten wordt soms verbroken, zodat kinderen niet meer gaan in de wegen van de ouders. We zijn hierin dus erg afhankelijk van de zegen van de Heere.

Toch zal het ook voor Eunice zo makkelijk niet gegaan zijn. Haar man was een heiden van Griekse geboorte en deze speelde zeker geen positieve rol in het proces van de opvoeding. Paulus noemt hem dan ook niet. Hij wordt verzwegen als een verborgen tegenstander en als iemand die erbuiten staat. Toch was die vader dagelijks aanwezig. Hij deed ongetwijfeld ook invloeden gelden. Hij trachtte zeker zijn zoon Timotheüs wel warm te maken voor de Griekse sportbeoefening, die zeer bekend was. "Ga mee naar het stadion, er is een belangrijke wedstrijd!”. Zo klonk het ongetwijfeld wel in de oren van Timotheüs.

Wat kan daartegen de opvoeding van een eenvoudige moeder doen? En als dan een grootmoeder zich er nog in mengt, dan lijkt des te meer duidelijk te worden dat de Bijbel en het geloof niet meer van deze tijd zijn. En toch heeft de Heere dat eenvoudige onderwijs willen zegenen. Timotheüs mocht door Gods genade de goede kant uitvallen.

 

Hoe kon dat? Dat weten we niet en het blijft een geheim dat de Heere alleen weet. De Heere heeft het willen zegenen. Heel belangrijk is wel, dat Paulus die beide vrouwen kent of gekend heeft als ware gelovigen. Het ongeveinsde geloof woonde in hen. Wat moeten we daarin onszelf onderzoeken. We voeden wel op en we spreken en preken wel, maar woont het geloof ook werkelijk in ons? Dat is heel belangrijk voor de school, voor de kerk en voor het gezin. Alleen dan kunnen we het opnemen tegen de afgoden van deze tijd. Velen missen de innerlijke en persoonlijke kracht. We staan er dan niet echt achter. We weten dan ook eigenlijk ten diepste niet waarom we het zo doen.

We hebben het wel van onze ouders gehoord en het is traditie geworden maar het werd niet persoonlijk een doorleefd geloof. Daarom moeten we onszelf stellen voor de spiegel van de tekst. Zijn we overtuigd dat het zo is en dat het niet anders kan? Is de grootheid van de Heere Jezus Christus aan ons hart geopenbaard? Hebben we de ernstige nood van een mens buiten God leren kennen?

Dan gaat dat een overtuiging worden. Dan staan we daar vierkant achter. Dan woont het in ons. Het bepaalt dan dagelijks ons leven. En dat is heel belangrijk. Ook voor het kind.

We kunnen spreken over de jongelui en over hun geloofsbeleving, maar het eerst nodige is het geloof van de ouders. Ook in deze tijd. In de opvoeding zijn de ouders belangrijker dan de kinderen. Het initiatief ligt bij hen. Als dat zo is, zullen we niet te klagen hebben over onze kinderen. Het is trouwens toch geheel misplaatst om de schuld te leggen bij de jeugd. Zij zijn zeker niet anders en slechter dan het voorgeslacht. Zij zijn afhankelijk van de invloeden die op hen afkomen. De wereld laat niet na en houdt niet op te indoctrineren. Doen wij het ook? Als we er echt achter staan en als we zelf weten van dat geloof, is er hoop voor de jeugd.

 

 

 

Het is toch wel het mooiste en het rijkste als we mogen horen uit de mond van Paulus dat hij verzekerd is dat dat geloof ook woont in Timotheüs.

We kennen Timotheüs als iemand die niet altijd leefde uit de sterkste zekerheden. Op de een of andere manier werd hij bestreden en aangevochten over allerlei zaken van het geloof. Geloven ging bij hem gepaard met tranen. Hij voelde zichzelf ook niet altijd bekwaam tot zijn zware roeping. Een rokende vlaswiek of een gekrookt riet?

De kracht van Timotheüs ligt echter niet in hem zelf; deze ligt ook niet in Paulus. Beiden moesten zij het leren: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. De kracht ligt in de Heere Jezus. Het geloof richt zich geheel en al op Hem. Juist bij dat geloof in Christus behoren ellendige en zondige en zwakke mensen. Zo leert en mens roemen in het kruis van Christus.

Het is in die situatie zo rijk als kinderen Gods elkaar mogen aansporen en helpen. Paulus geeft hem een schouderklopje. Die grote Paulus zegt dat. Maar wie is klein en wie is groot? Wie bepaalt dat echt?

Elk die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot, wordt van dat heil, die weldaan deelgenoot, Hij zal ze groter maken. Het is ongeveinsd. Timotheüs is eerlijk.

Het gaat in dit geloof om de grootheid van Christus. In Hem ligt de zekerheid vast. Hebben we Hem, dan hebben we vastheid. Maar ook al is het soms onvast, het beginsel is er. Dat zal niet worden weggenomen. Het blijft tot in eeuwigheid!

 

Het staat er mooi, maar misschien moet u wel erkennen dat het in uw leven er zo mooi niet bijstaat. Velen moeten dat anders beleven en meemaken. U twijfelt vaak aan het feit of uw geloof wel ongeveinsd en oprecht is? Er is immers zo veel bedrog in een mensenleven te bespeuren. Paulus was verzekerd van Timotheüs, maar u zegt misschien dat u over uzelf al geen zekerheid kunt verkrijgen. Het was misschien bij Timotheüs ook een aangevochten geloof. Laat het ons troosten, dat ook Timotheüs zelf zwak van moed en klein van krachten was. Zelf zag hij het anders dan Paulus die hem in liefde kende. Wat zullen we zeggen?

In het volgende vers spoort Paulus deze Timotheüs aan dat hij opwekt de gave Gods die in hem is. Die aansporing geldt ook u. Dat gebeurt door gebed en andere werkzaamheden. Bovenal door het geloof in Christus. Bedenk verder dat het een strijd zal blijven. De vraag is of we het beginsel hiervan kennen, al is het nog zo klein. Een ongeveinsd beginsel van een ongeveinsd geloof. Wat we niet hebben, kunnen we uit genade krijgen. De Kenner der harten wijst niemand af, die met al zijn ledigheid en gemis tot Hem de toevlucht neemt. Hij wijst wel diegenen af, die wel een geloof hebben, maar dat evenwel niet voor God bestaan kan. Die geen ongeveinsd geloof hebben. Zo worden we allen aangespoord tot zoeken en hopen. Wat is een leven zonder geloof? Wat is een gezin zonder de Heere? Zoek dat geloof!