DAVID’s   ADVENSTVERWACHTING

 

"En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat, des morgens zonder wolken, wanneer van de glans na de regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen” (2 Sam.23:4)

 

Kort voor zijn sterven mag David deze woorden uitspreken. Hij meldt in hetzelfde hoofdstuk dat zijn huis niet is geweest bij God. Hoe triest en smadelijk als we zo ons leven moeten afsluiten. De balans valt schijnbaar volkomen in het nadeel uit.

Toch is er hoop. David mag helder en klaar profeteren van de komende Messias. "Er zal zijn een Heerser, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods” (vers 3). De komst van Christus zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat, des morgens zonder wolken. Een heldere dag breekt eenmaal aan. Het beeld is bekend. De komst van de Messias wordt meermalen aangekondigd met het beeld van de rijzende zon. Zo vinden we hier hetzelfde, door David aangeduid.

Hoe verdrietig dat David van zijn leven en werken weinig goeds kan zeggen. Hoe versterkend tevens dat hij toch weet van hoop en verwachting. De dag komt. De opgaande zon, niet belemmerd door wolken.

Zoals ’s morgens de zon opgaat over de grasscheutjes, waarop de regen nog naparelt, zo zal de Messias komen. Eerst de vruchtbare regen van de nacht, daarna de opgaande zon, die warmte gaat toevoegen. De nacht was ergens goed voor.

Mogen we dat nu ook geloven in ons eigen leven? Hebt u uitzicht op die opgaande zon, op de komst van Christus? Hij is gekomen, maar komt Hij verder ook tot ons, tot u en mij?

Gelukkig als we dat uitzicht hebben. Misschien wanhoopt u daar wel aan. Het was al zo vaak Kerstfeest, maar het ging aan u geheel voorbij. Het ging op in menselijke stemmingen en gevoelens. Maar waar was God? De morgen, ach wanneer?

Zo kan het zijn. Besef dan in uw verlegenheid dat de nacht van het Oude Testament ook langer duurde dan men had verwacht. David gaat sterven zonder de Christus te hebben gezien. Zo kan het ook bij u zijn. De bekende vraag: Wachter, wat is er van de nacht? zal op Gods tijd beantwoord worden. Houd aan een grijpt moed, want de Heere is de Getrouwe. Blijf de Heere verwachten en leef uit die hoop, dat de Heere het geven zal op Zijn tijd.

Mogelijk ook meent ge dat uw nacht zo donker en diep is, dat er nooit een morgen meer komen zal. Zoals zieken in een lange nacht in het ziekenhuis. Maar het kan ook zijn dat u de machten van de duisternis en de schaduwen des doods gevoelt, waarin de duivel u bestrijdt en bemoeilijkt. Gij hebt geen heil bij God. Het wordt u al moeilijker en onmogelijker. Vroeger meende u dat de toekomst verzekerd was, maar nu denkt u nog in het zicht van de haven om te zullen komen. U moet voor die machten wel zwichten en u kunt er wel niet tegenop, maar de Heere is sterker dan al dat geweld. Geef de duivel geen plaats door hem bij te vallen en de Heere te verdenken. Het past in het beeld van de morgen zonder wolken, als de zon opgaat, dat de Heere kòmt, zeker en gewis, en dat Zijn Woord in Christus getrouw is.

 

Nu zou er ook nog wel een andere oorzaak kunnen zijn. Het zou wel kunnen dat u zelf de sleutel in handen hebt. Stel u voor een heerlijke morgen, waarin de zon straalt, terwijl er een huis in de straat is waar de blinden gesloten zijn of de gordijnen voor de ramen hangen. De zon schijnt en de mensen binnen weten het niet. Ze klagen misschien wel over de donkere dagen, maar eigenlijk zijn zij daar zelf de oorzaak van. Thomas is misschien daarbinnen op bezoek en hij klaagt mee en schrijft de Heere zijn weg voor. De Heere Jezus komt wel, maar met verwijten, als Hij tegen Thomas zegt: "Weest niet ongelovig, maar gelovig”.

Kunnen we dan zo maar geloven?

Wat zou u doen als u in het water lag en men zou u een lijn toewerpen?

Hebt u een andere keus? Als u de gordijnen dicht houdt, wordt het daarbinnen al meer naar en benauwd.

Een worstelende ziel mag de Heere manen op Zijn eigen Woord. U hebt buiten dat niets meer over. U kunt met de wereld niet leven en u durft u niet te rekenen onder hen die oprecht de Heere vrezen. Maar ach, geloven is niet iets goeds van jezelf denken of geloven in het eigen geloof, maar het is geloven dat de Heere Jezus zondaren redt en zaligt.

Spreek het dan uit voor de Heere: "Ik geloof, Heere, kom miijn ongelovigheid te hulp”.

In deze rijzende zon worden alle kwalen opgelost. Hoe donker en mistig het zijn kan, de Heere is de ènige Bron van licht. Daarop kunnen we hopen. Daarom zal Hij gewis komen en niet achterblijven.

Maak u op, word verlicht!