EEN VAST VERBOND

 

"En zij traden in een verbond, dat zij de Heere, de God hunner vaderen, zoeken zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel”  (2 Kron.15:12)

 

Koning Asa staat in Gods Woord te boek als een godvrezend koning, ook al werd het einde van zijn leven overschaduwd door verval. Hij regeerde ruim veertig jaar. In zijn dagen viel de beslissende slag tegen de Moren. Met Gods hulp mocht hij zegevieren.

Toen hij terugkeerde als overwinnaar, kwam de profeet Azarja tot hem met een boodschap van de Heere. Hij riep hem op de Heere nog meer te zoeken.

Asa en zijn volk hebben dat begrepen. Zij mochten komen tot een verbond, waarin zij beloofden de Heere te zoeken met hun ganse hart.

 

Waarom een verbond gesloten? Wat houdt dat in?

Een verbond is een plechtige overeenkomst, bestaande uit verplichtingen en toezeggingen. Het wordt in vers 15 zelfs genoemd een eed. Hun voornemen om de Heere te zoeken, werd vastgelegd; men kon er later nooit meer onderuit. Onherroepelijk!

Het volk zou dus de Heere zoeken. Ieder mens zoekt wel iets. We zoeken allemaal geluk en we hopen op voorspoed en zegen. Als volk, als gemeente, als gezin, als mens.

Asa echter wist dit: als we de Heere echt hebben gevonden, dan hebben we alle menselijke geluk en zegen, dan hebben we alles. Wat hij deed, was van het allergrootste belang. Alles hing van dat ene af: hebben we de Heere of missen we Hem?

Dat gold voor hem, dat geldt ook voor ons. En toch zijn er zo heel veel mensen, die eerder op zoek zijn naar geluk en geld en goed, dan naar de Heere. De massa ziet daar op geen enkele manier enig voordeel en heil in. Toch zegt de Heere: Die Mij vindt, vindt hèt Leven! Het echte geluk ligt alleen in de kennis van God. Hij kan alles geven wat we nodig hebben. De godzaligheid is een groot gewin, mèt vergenoeging, en het bevat de beloften voor dit en het toekomende leven.

Beseffen wij dat wel? Hebben we dat stellige geloof, dat de Heere het allerhoogst en eeuwig Goed is en geeft? Behoort u tot de Godzoekers of tot de goudzoekers?

 

U hebt dat misschien zo mogen zien. Maar u klaagt erover dat het maar geen vinden wordt. U zoekt, maar vindt niet?

Asa en zijn volk begeerden echter reeds het zoeken. Ze hadden het nog niet over vinden. Het zoeken leek hen al zo goed. Daartoe had de profeet hen ook opgeroepen. Alsof hij zeggen wilde: wie echt zoekt, zal ook eenmaal vinden.

Laat dat uw troost zijn. Zoekers worden vinders, op Gods tijd. Maar reeds het zoeken op zich is al zo’n voorrecht.

Het is trouwens ook zo, dat Gods kinderen hun leven lang blijven zoeken. Er ontstaat, ook al hebben we in beginsel gevonden, steeds weer opnieuw een zoeken. We kunnen de Heere zo snel weer kwijt zijn. Paulus begeerde steeds meer in Christus gevonden te worden, niet hebbende zijn eigengerechtigheid, maar de gerechtigheid die in Christus is.

De dichter mocht zeggen: Ik zoek U met mijn gehele hart. Hij was en bleef een zoeker, levenslang.

 

De Heere wordt hier genoemd de God der vaderen.

Daarmee geeft de koning aan dat hij aansluiting mag vinden bij het voorgeslacht. Er kan in de loop der tijden zoveel veranderen in het Godsbeeld. Asa denkt aan die God die hem vanuit het voorgeslacht werd bekend gemaakt. De God van Abraham, Izak en Jakob. Zo noemde ook de wijsgeer Pascal de Heere eens, toen hij bekeerd werd. Hij voegde erbij: niet de God van de filosofen. We zouden in onze dagen bijna kunnen zeggen: Niet de God van de moderne theologen, maar die van de de Schrift, de God en Vader van de Heere Jezus Christus. Er zijn immers dingen die niet veranderen. Brood is in alle eeuwen brood. Geld is geld. We zeggen met eerbied: God is God, dìe God van de vaderen. De God van recht en genade. Dus geen aanpassing aan de behoeften van de moderne mens.

 

Dat wordt vastgelegd in een verbond. Waarom?

Omdat een mens veranderlijk is. Later nemen we soms makkelijk afstand van beloften en toezeggingen. We trekken onze woorden zo maar in. Asa is daar bang voor. Hij bindt zich aan de Heere, hij legt een eed af (vers 15).

Kunnen we wel zover gaan? Zweren dat we de Heere zoeken met ons ganse hart?

Asa heeft dit wellicht mogen leren van de Heere. Hij is de God des verbonds. In het vorige hoofdstuk wordt gesproken van het zoutverbond van de hemel. De Heere heeft Zich gebonden aan Zijn woord. Hij bond Zich aan zondaren. Hij heeft Zijn  belofte vastgelegd. De Heere kan er niet meer onderuit, Hij kan het nooit meer intrekken. Dat is en groot wonder. Dat de Heere nooit verandert! Wie dat heeft gezien, wenst eveneens bestendig en betrouwbaar te zijn in zijn dienen van de Heere.

En Asa zoekt de Heere, omdat hij geleerd heeft dat de Heere hem gezocht heeft. Dat is het voornaamste. De Heere zoekt eerst. Christus kwam naar deze wereld om te zoeken en zalig te maken. De Heere Jezus moest ver gaan in Zijn zoeken van ons. Hij moest zoeken aan het kruis, in de hel, in de afgronden van doem en vloek. Maar daar vònd Hij hen, verloren schapen.

De tekst spreekt van het verbond van het volk en hun zoeken van de Heere. Maar feitelijk gaat het hier om Gods verbond en Zijn zoeken. Hij is altijd de Eerste.

Mocht het nu in ùw leven reeds komen tot dit verbond? Zijn wij eraan ontdekt, dat we de Heere kwijt zijn? Wie zonder God leeft, is zonder hoop in de wereld. We zijn in het paradijs de Heere kwijt geraakt.

Als u dat beseft, wordt uw leven een zoekend leven. U zoekt overal. De bruid getuigt ervan: Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet. Toch is er hoop voor deze ware zoekers. Gij zult het Kindeke vinden, zo werd tegen de zoekende herders gezegd. De echte zoekers hebben geen rust, voordat zij echt gevonden hebben. Dat geeft hen menigmaal angst en vrees. Zouden zij wel ooit vinders worden? Mijn zak die zal niet zijn ontbonden, totdat ik Jezus heb gevonden.

Zoek dan de Heere terwijl Hij te vinden is. Zoek Hem in Zijn Woord, zoek Hem in Zijn Zoon. Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden. Uw hart zal vrolijk leven. Hij zal het zeggen: Ziet hier ben Ik! Wat was de bruid uit het Hooglied gelukkig, toen zij Hem opnieuw had gevonden.

Bent u zover nog niet, bid dan met David: Zoek Uw knecht. Want de Heere heeft het toegezegd: het verlorene zal Ik zoeken! Daar ligt het enige houvast, in Zijn werk.

En HIJ vindt!