GELOOFSSTRIJD

           

            " David nu zeide in zijn hart: nu zal ik een der dagen door Sauls hand omklomen…” (1 Samuël 27:1)

 

Een onverwachte klacht op een vreemd moment.

Zo schijnt het wel, want David heeft kortgeleden juist een krachtige bemoediging ontvangen.

Hij beleefde namelijk voor de tweede keer een ontmoeting met Saul. En dat liep heel goed af, zoals dat ook de eerste keer het geval was. Saul heeft zijn verkeerde houding beleden aan David; hij ziet in dat hij niet langer David mag vervolgen om hem te doden. Saul zegt ook ervan overtuigd te zijn dat David koning zal worden.

We zouden menen dat David nu wel gerust kan zijn. Toch is hij dat niet, ook niet na al deze tekenen van Gods hulp.

Hoe kan dat nu?

Het komt wellicht hierdoor, omdat David dit voor de tweede maal beleeft. Ook bij de eerste ontmoeting had Saul mooie woorden gesproken. Maar later bleek er helemaal niets van; hij ging rustig op de oude voet door.

En daar ligt nu de pijn. David beseft dat Saul, ondanks zijn mooie beloften, absoluut niet verandert. Hij blijft doorgaan op het verkeerde spoor.

Daar kan Gods kind moe van worden. De tegenstand blijft, ook al schijnt het soms dat de zaken beter worden. Maar dat is schijn. De duivel blìjft aanvallen en de wereld blìjft trekken en de moeiten veranderen niet.

Toen u door de Heere werd opgezocht, hebt u aanvankelijk gemeend dat alle moeiten nu voorbij zouden zijn? Dat was ook bij David zo. Toen de Heere kwam met zijn beloften dat hij koning zou worden, stond dat voor hem vast. Maar de strijd kwam en duurde onverminderd voort. Ja, het werd zelfs moeilijker voor hem. Wat gaat de Heere een zware weg met David en met al de Zijnen. Wat schijnt het dat de beloften nimmer vervuld kunnen worden.

Nu David deze klacht uit, is er geen belofte meer. Het enige wat hij ziet, is zijn naderende ondergang.

 

Maar nu is er nog iets, waardoor David zo klaagt.

Hij voelt dat hij niet langer kan blijven op het terrein van zijn volk. Het wordt hem te gevaarlijk. Hij is voornemens te vluchten naar Gath, de koning der Filistijnen. Dat had hij reeds tegen Saul gezegd (26:19). Daar zag hij het gevaar dreigen dat hij "niet mag vastgehecht blijven in het erfdeel des Heeren, zeggende: Ga heen, dien andere goden”.

Zijn geestelijk bestaan staat op het spel. Hij dreigt niet alleen zijn land, maar ook zijn God te gaan verliezen. Hij zal straks zijn wortels kwijtraken. Hij voelt dat er een afstand komt met God en met Zijn leiding.

Hij zal naar Gath gaan, naar de Filistijnen. En dat had hij ook al eens eerder gedaan. Toen hij als een razende aangezien werd tenslotte. Toen er nog maar één oplossing was, namelijk om te doen alsof hij zijn verstand had verloren. Ternauwernood was hij toen ontkomen. En, het is vreselijk, nu denkt hij erover om weer opnieuw daarheen te gaan. David is blijkbaar ook nog niet veel veranderd. Hij vervalt in de oude kwaal, in het ongeloof.

Saul is niet veranderd, maar David helaas ook niet. Dat betekent dat niet alleen de vijanden van buiten blijven aanvechten, maar dat ook de vijand van binnen taai en hardnekkig is. Dat is nog erger. Het is nog erger dat u zelf, kind van God, ondanks uw voornemens en beloften, zo weinig vordert, nee, dat u zelfs teruggaat op de weg der genade. Dat er de roep klinkt in uw hart: "Ga heen, dien andere goden”. U vreest en moest vrezen dat u niet zult vastgehecht blijven in het erfdeel des Heeren. Als we het beeld van de kerk beschouwen in onze dagen, moet dat wel gevreesd worden. Gaat de kerk andere goden dienen? Blijft Gods kerk, eens gezalfd als David met de Heilige Geest, wel vastgehecht in het erfdeel des Heeren?

 

Er zijn er twee die niet veranderen. Saul volhardt in zijn haat en David vervalt in zijn oude ongeloof. Vandaar ook mede deze klacht.

Waar is nu uiktomst? Deze ligt tenslotte in de God van David, Die gelukkig ook niet verandert. En dat is een zegen, een meevaller. De Heere blijft Dezelfde. Hij heeft hem teruggehaald naar Israel. In een diepe weg, via een brandend Ziklag. Dat sprak tòch van de trouw des Heeren. De ware Gezalfde is nooit afgedwaald. Heeft nimmer gewankeld door ongeloof. Die Koning is de ware Gezalfde des Heeren. Vergis u niet: er is buiten Hem nergens hulp te verwachten. Verlaat u dan op Hem, als u uw voet voelt wankelen. In Hem worden en zijn al Gods beloften waar. Deze Koning zal nimmer omkomen; ook zij niet die in Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen.