EEN GROTE GEMEENTE

 

                    "Daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van wel

                   ke  het merendeel nog over is en sommigen ook zijn  ontslapen”  (1 Kor.15:6)

 

Een verrassende tekst!

Deze gemeente van vijfhonderd immers komt voor ons gevoel zo maar bijna uit het niet tevoorschijn. We hebben er nooit eerder van gehoord.

Daarom is het een grote meevaller.

Het waren er maar enkelen, die het sterven en de opstanding van Christus ter harte ging. Een paar discipelen en wat vrouwen.

En nu dan toch een veel groter aantal.

Zo staat dit woord op één lijn met het woord aan Elia, toen hij meende alleen overgebleven te zijn, dat er toch nog zevenduizend waren die trouw waren gebleven aan de Heere.

Dan mogen wij in onze tijd ook niet denken, dat het er nog maar een paar zijn. Wel gerekend naar het getal dergenen die de wereld dienen, ja, dan zijn het weinigen die de smalle weg bewandelen. Dat zegt de Heere Jezus Zelf.

En, al zouden er maar twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn, dan veracht de Heere hun kleine getal niet.

Maar deze vijfhonderd laten ons wel zien, dat er zijn, die de Heere dienen, terwijl ze bij ons niet bekend zijn. En dat is ook echt zo! De meesten vallen niet op door een hoge positie of een vooraanstaande plaats. Deze vijfhonderd ook niet. Zelfs temidden van de kring der discipelen vinden we een duidelijk verschil in positie tussen de een en de ander.

Al zijn we dan geen Petrus of een Johannes, een Maria Magdalena of een Martha, als we er maar bij mogen zijn, als we maar delen mogen in Zijn verschijning, als we er maar weet van mogen hebben dat Hij is opgestaan. Vele laatsten zullen dan nog de eersten zijn.

Bij de mensen vaak onbekend, toch bekend bij de Heere. Is dat niet groot?

Er zijn er immers ook, die bij de mensen overbekend zijn, terwijl de Heere moet zeggen: Ik heb u nooit gekend.

 

Ook in Nederland, waar de aantallen zo teruggelopen zijn, is deze gemeente uit onze tekst nog levend.

Onder jonge mensen, die er blijk van geven dat zij de Heere zoeken en dat zij geen rust kunnen vinden in de wereld. In buitenlandse kerken is het zo dat de jeugd vaak ontbreekt. En men kan helaas ook in ons land wel eens een gemeente ontmoeten, waar de jeugd vrijwel afwezig is. Maar het is gelukkig toch zo, dat ook jonge mensen, juist jonge mensen, in onze tijd bezig zijn met de zaken van het geloof.

Er is in Nederland nog een actieve kern van mensen, die toch de knieën voor Baäl niet gebogen hebben. Daar kunnen we niet op gaan roemen, want het moet wel beter en sterker worden, maar gelukkig, die gemeente en dat volk bestaat nog.

Dat mogen we ook geloven van de gemeente, waarvan wij deel uitmaken. Er is heel veel dat teleurstelt en dat anders moet, zullen we eenmaal rechtvaardig verschijnen voor God. Maar de klagers hebben toch ook weer geen gelijk die alles over een kam scheren en net doen, alsof er niemand meer is die God zoekt. Het gaat wel vaak geruisloos. We zouden er best meer van willen horen.

Hèt kenmerk van deze mensen is: zij hebben Hem gezien. Hij is hen verschenen. De Heere kende hen. Hij wist van hen. Zij zochten elkaar. Geldt dat ook van u? Bent u één van hen?

Schoon ik dan arm ben en ellendig, denkt God aan mij bestendig!