”De duivel houdt ervan om onechte blijdschap en hoop te wekken in de harten van mensen die niet behouden zijn. Hij wil hen ervan overtuigen dat ze christenen zijn, voordat ze echt tot inkeer komen.”  (Jonathan Edwards)

 

"Met het leerstuk van de rechtvaardiging van de goddeloze staat of valt de kerk.” (Maarten Luther)

 

Om het hart van het evangelie

 

 

Inleiding

Het hart van het evangelie is het eenzijdige werk van de Heere in een verloren zondaar. De Heere heeft in de verwerving van het heil voor alles gezorgd, en Hij zal ook in de toepassing van het heil voor alles zorgen. De Heere wacht niet op het geloof van de zondaar maar Hij werkt Zelf het geloof in de zondaar. Wanneer de zondaar toch met zijn eigen geloof aankomt, is dat een geloof dat voor Hem niet kan bestaan. Zo'n 'geloof' staat zelfs de zaligheid in de weg.

Ik wil hier proberen aan te tonen dat het niet gaat om twee gelijkwaardige tradities (evangelisch en reformatorisch), zoals weleens gesuggereerd wordt. Er wordt dan bijvoorbeeld gediscussieerd over de vraag wat mensen uit de reformatorische en de evangelicale traditie van elkaar kunnen leren. Die vraag suggereert dat het gaat om twee tradities met elk hun eigen vorm van geloven die in het licht van Gods Woord naast elkaar staan.  

Wat in de reformatorische leer onder geloof verstaan wordt, verschilt echter niet alleen in de vorm van wat in de evangelicale leer onder geloof verstaan wordt, maar het verschilt van elkaar in wezen.

 

 

Gereformeerden en evangelicalen

Voor de duidelijkheid zal ik de begrippen gereformeerden en evangelicalen proberen te definiëren. 

 

Met gereformeerden bedoel ik hier de aanhangers van het vijf-punt-calvinisme (TULIP) oftewel het monergisme. Zij leren dat het geloof een vrucht is van de wedergeboorte. Ik bedoel hier met gereformeerden níet hen die in naam gereformeerd zijn maar op dit punt 'evangelicaal denken'! Ik vrees overigens wel dat het hier om een steeds grotere groep gaat binnen de gevestigde kerken!

 

Met evangelicalen bedoel ik de aanhangers van een of andere vorm van synergisme. Zij redeneren als volgt: De mens heeft de verantwoordelijkheid om te geloven. Hij is hiertoe in staat - zij het met Gods hulp. Als antwoord op dit geloof schenkt God de wedergeboorte.  Ik bedoel hier dus níet evangelicalen die op dit punt gereformeerd denken. Zij zullen er ongetwijfeld zijn!

 

Als ik dus in het vervolg spreek over enerzijds het geloof van een gereformeerde en anderzijds het geloof van een evangelicaal, dan bedoel ik hiermee het geloof volgens gereformeerde begrippen en het geloof volgens evangelicale begrippen. En om misverstanden te voorkomen: ik bedoel dan wat een waar geloof is volgens gereformeerde begrippen en wat een waar geloof is volgens evangelicale begrippen.

 

 

Waarschuwing!

Er zijn aanhangers van het synergisme die suggereren dat ze min of meer gereformeerd denken door te stellen dat ze géén Arminianen zijn! Als je doorvraagt, blijkt echter dat  ze zich evenmin Gomaristen willen noemen. Al noemen ze zichzelf geen Arminiaan, hun denken is grotendeels wel Arminiaans. Ze staan niet in de lijn van Luther maar in de lijn van Erasmus.

Als je vraag naar wat het geloof is, dan blijken deze mensen in praktisch opzicht hetzelfde te redeneren als de Arminianen. In theorie zijn ze het niet met Arminius eens maar het gaat niet om een wezenlijk verschil. Het wezen van het geloof is volgens deze Erasmianen niet anders dan het is volgens de Arminianen.

 

 

1. Het geloof volgens de gereformeerden

 

Wat is in de gereformeerde leer de verhouding tussen wedergeboorte en geloof?

"De wedergeboorte is de genade die het mogelijk maakt om te geloven,” zo begint McMahon zijn inleidend woord in "How Faith Works, Rescuing the Gospel from Contemporary Evangelicalism”.

 

Inderdaad wordt in de gereformeerde theologie steeds de nadruk gelegd op het bovennatuurlijke werk van de Heilige Geest in het hart van de zondaar. Zonder dit bovennatuurlijke werk is een mens niet in staat te geloven. Jonathan Edwards spreekt hier van een "supernatural and divine light”.

 

De Dordtse Leerregels zeggen het als volgt (Hoofdstuk III / IV, art. 12):”En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt.(...) ”

 

 

 

2.     Het geloof volgens de evangelicalen: een ander geloof, een ander evangelie

 

De evangelicalen leren eveneens de noodzaak van de wedergeboorte. De woorden die de Heere Jezus tot Nicodemus sprak zijn immers niet te ontkennen. Maar deze wedergeboorte wordt volgens de evangelicale leer door God gewerkt als reactie op het geloof van de mens. God zou dus wachten op het geloof van de mens. De evangelicalen gaan er vanuit dat het geloof van de onwedergeboren mens voor God aanleiding is om de wedergeboorte te werken. Of anders gezegd: ze stellen dat een onwedergeboren mens in staat is om te geloven.

 

Hierbij rijzen een aantal vragen.

 

Ten eerste: Wat voor aard heeft het geloof dat voor God aanleiding is om de mens te vernieuwen? In hoeverre is de hulp van Gods Geest nodig?

Vaak blijkt het geloof iets te zijn als: Ik geloof dat Jezus ook voor mijn zonden is gestorven. Ik vertrouw daarop. Of: ik mag geloven dat ik een kind van God ben. Dit gaat natuurlijk met allerlei emoties gepaard, waaronder liefde tot God.

 

Het eerste opvallende is dat dit geloof níet iets bovennatuurlijks is! Er is geen enkel wonder voor nodig om een mens zoiets te doen geloven. Je kunt de hele Bijbel vergeten en deze ene boodschap overeind houden: ik geloof dat ik eenmaal in de hemel mag zijn dankzij het werk van de Heere Jezus aan het kruis volbracht. Toen zendeling Sommer de bewoners van het eiland Sumba sprak, vertelden ze hem dat ze christelijk waren. Sommer vroeg wat hun christendom inhield. Hierop vertelden ze hem dat Jezus aan het kruis was gestorven voor hun zonden. Ze mochten erop vertrouwen dat ze eenmaal in de hemel mochten komen. Maar dit is m.i. geen geloof. Dit geloof is niet bovennatuurlijk.

 

 

Het tweede opvallende is dat dit geloof niet in strijd is met het menselijk vlees. Er is geen strijd voor nodig, geen zelfverloochening, geen geestelijk sterven, geen pijnlijke afsnijding uit de oude Adamsstam, enz. Het is een boodschap die uitsluitend positief klinkt. Het is boodschap naar de mens. Dit is nergens in de Bijbel te vinden. Gods Woord getuigt van zichzelf dat het is "levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.”

 

 

Het derde opvallende is dat dit geloof een reductie is van het geloof waarvan de Bijbel spreekt. De Bijbelse rijke betekenis van geloof wordt zó teruggebracht (versimpeld) tot: erop vertrouwen dat je in de hemel komt, natuurlijk met de nodige kanttekeningen: onverdiend, uit genade, alleen door de Heere Jezus. Je kunt er een hele belijdenis aanhangen maar de kern van het geloof blijft in de beléving toch weinig meer te zijn dan: geloven dat je een gelovige bent. Er is dus sprake van een cirkelredenering en een cirkel van emoties. Straks komen we hierop terug.

 

 

Het vierde opvallende is dat het geloof in deze betekenis niet alleen een reductie is van het Bijbelse spreken over geloof, het is zelfs in strijd met Bijbelse uitspraken die laten zien welke zaken automatisch in het geloof begrepen zijn en welke zaken onlosmakelijk met het geloof verbonden zijn.

Om een paar voorbeelden te noemen: denk aan de gelijkenis van de tollenaar in de tempel. Deze man nam niet aan dat Jezus hem vergeven had. Hij sméékte om genade.

Denk ook aan de moordenaar aan het kruis. Ook hij nam niet Jezus aan, maar hij smeekte om genade. En op grond daarvan zei de Heere Jezus: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.

 

Het vijfde opvallende is dat de Schrift zegt dat goddelozen gerechtvaardigd zullen worden en hier zijn het de gelovigen die gerechtvaardigd worden! Immers: de gelovigen ontvangen de wedergeboorte!

 

 

Hierboven is kort ingegaan op de vraag: Wat is het voor geloof dat voor God aanleiding zou zijn om de mens te vernieuwen?

Luther heeft in "De knechtelijke wil” ook nagedacht over de vraag welke rol de Heilige Geest speelt volgens de aanhangers van de vrije wil. Hoeveel hulp is nodig bij een dergelijk geloof? De antwoorden varieerden in Luthers tijd, evenals in onze tijd, van "veel” tot "weinig”.

Zie de recente vertaling van Luthers boek onder de titel:”Kiezen is dienen”.

 

Samengevat: volgens de evangelicalen vraagt God om een geloof dat valt te omschrijven als een historisch geloof, aangevuld met vertrouwen.

 

Voor zo'n geloof is geen wonder van wedergeboorte nodig. Een mens is zonder wedergeboorte ook wel tot zo'n geloof in staat! Dat geven de evangelicalen toe. Daarom kunnen ze ook zeggen dat de Heere wedergeboorte geeft als reactie op het geloof. Om te geloven is geen wedergeboorte nodig. Als dus de evangelicalen stellen dat je kunt geloven, hebben ze nog gelijk ook. Zo'n geloof beoefenen kun je zelf! Maar het is niet het geloof van de Schriften! Het is zelfbedrog.

Geloof is in de Bijbel heel wat anders! Een aantal Bijbelse elementen wordt volkomen gemist. En dat komt doordat het geloof volgens de evangelicale begrippen van een geheel ander wezen is als het geloof volgens de reformatorische begrippen.

 

Laat ik het beeld schetsen van twee stammen. De ene stam is Adam, de andere stam is Christus. Van nature is ieder mens een tak die voortspruit uit de stam van Adam. Wanneer iemand Christus met een waar geloof mag omhelzen, wordt hij in Christus ingeplant.

Nu wijst de tak die voortkomt uit de stam van Adam heen naar een mens van vlees en bloed. Hij kan dus gevoelens hebben. Wanneer zo'n mens, voortkomend uit de oude Adamsstam, gaat geloven dat hij in de stam van Christus is geënt, dan wil dat niet zeggen dat dat waar is. Niet wat de mens gelooft en beleeft is doorslaggevend, maar het werk dat de Heere doet aan hem doet. Zo kan een mens aan de Adamsstam verbonden zijn en allerlei godsdienstige gevoelens hebben, terwijl er geen ware verbondenheid is aan Christus.

 

 

De tweede vraag is deze: is voor God de mate van geloof van belang om al dan niet de wedergeboorte te schenken?

Er worden verschillende en ook tegenstrijdige antwoorden gegeven op de vraag wat voor geloof er nodig is om wedergeboren te worden. Het vrije-wils-denken is hier uiteraard zelf de oorzaak van. Als je zélf moet geloven moet je ook zélf zorgen dat dit geloof van de juiste kwaliteit is en de juiste ingrediënten bevat.

Sowieso moet het de overtuiging bevatten: ik ben een zondaar. Daar zijn weinig misverstanden over. Weinig mensen zullen hier moeite mee hebben.

Verder moet het de overtuiging hebben: Jezus is voor zondaren gestorven. Dat levert ook weinig problemen op.

En de derde stap is de volgende erkenning: Jezus is ook voor mij gestorven. Dat is ook niet zo moeilijk.

 

Een evangelicaal zal dus zeggen dat er maar heel weinig voor nodig is om te kunnen 'geloven'. Ze nemen de tekst uit Romeinen 10 vers 9 niet alleen letterlijk maar laten ook na om deze tekst te vergelijken met andere teksten en na te denken over de historische inbedding van deze tekst.

 

Zie als voorbeeld de uitleg van J.N. Darby (de 'grondlegger' van de Vergadering der Gelovigen) in zijn Synopsis.

 

De leer van de Vergadering is de leer der bedelingen oftewel de leer van het dispensationalisme. Deze leer heeft als consequentie een andere manier van Bijbellezen dan binnen de reformatorische traditie gebruikelijk is. Hierdoor worden meteen veel kritische vragen vanuit het gereformeerde denken als niet relevant of zelfs als ongeloofsvragen beschouwd. Omdat er sprake is van verschillende vooronderstellingen (de verbondsvisie van de gereformeerden tegenover de bedelingenvisie van de dispensationalisten) is het in dit kader onmogelijk om op hun punten in te gaan. Het zou dan namelijk eerst om de grondvraag moeten gaan: doen we de Schrift recht wanneer we verschillende bedelingen onderscheiden met verschillende eisen van God?

 

Hoewel we dus niet verder ingaan op de bedelingenleer, hebben sommige opvattingen van Darby zich wel verspreid, zoals zijn opvatting over wat geloven is. Zo kan het zijn dat W.J. Ouweneel zegt: Ben je een zondaar? Ja? Is Jezus voor zondaren gestorven? Ja? Dan is hij ook voor jou gestorven! Dat mag je geloven! Ja, dat moet je geloven! En als je dat niet gelooft, maak je God tot een leugenaar!

 

Geloven is hier dus uitsluitend: geloven dat je in de hemel komt. Daar moet je op vertrouwen. En natuurlijk heb je die theologische achtergrond dat je weet door Wie dat kan en dat het genade is, maar het gaat er maar om dat je dat geschenk aanneemt.

 

Hier is helemaal geen bovennatuurlijke werking van de Heilige Geest voor nodig. De duivelen zouden het ook nog wel willen geloven als het hun aangeboden werd. Zie Edwards in zijn preek over Jakobus 2 vers 19:”True Grace Distinguished from the Experience of Devils”. Hij stelt in deze preek dat niets waartoe de duivelen ook in staat zouden zijn een bewijs van genade kan zijn.

 

Ook zegt Edwards in deze preek:”Natuurlijk is het een teken van onbekeerdheid als iemand leeft zonder een besef van zonde, de terechtheid van het oordeel en de overtuiging van Gods rechtvaardigheid in dit oordeel. Tenslotte kan iemand die vindt dat hij zijn straf niet verdiend heeft, ook nooit de Zaligmaker hiervoor volledig en van harte accepteren.” Iemand die dus 'gelooft' zonder besef van zonde, de terechtheid van het oordeel en de overtuiging van Gods rechtvaardigheid in dit oordeel, kan deze dan wel geloven in de Zaligmaker? 

 

 

Ten derde: wat bedoelen de evangelicalen met wedergeboorte?

Een evangelische voorganger stelt dat God de wedergeboorte geeft, wanneer de mens zich daarvoor openstelt. Wat wordt met deze 'wedergeboorte' bedoeld?

Het wordt omschreven als de inwoning van de Heilige Geest, die een gevolg is van de mens die zijn hart voor Jezus openstelt.

 

 

De vierde vraag is deze: is deze wedergeboorte hetzelfde als de wedergeboorte waar de Schrift over spreekt?

Hier gaan we in het volgende hoofdstuk uitgebreid op in.

 

 

3.     Is liefde een bewijs van wedergeboorte?

 

Wedergeboorte wordt bij de evangelicalen wel vergeleken met verliefdheid. Dit is volkomen Bijbels. Maar is hiermee het bewijs gegeven dat het over de Bijbelse wedergeboorte gaat?

 

Edwards legt in "The Religious Affections” uit dat liefde tot God geen bewijs is van een zaligmakend werk van de Heilige Geest. (Dit boek komt binnenkort uit in een Nederlandse vertaling.)

 

 

4.    Andere kenmerken van de wedergeboorte volgens de evangelicalen en de visie van Edwards hierop

 

Zekerheid over nieuw leven

Edwards:'Tis no sign that affections are gracious, or that they are otherwise, that persons did not make 'em themselves, or excite 'em of their own contrivance, and by their own strength.

            'Tis no sign that affections are right, or that they are wrong, that they make persons that have them, exceeding confident that what they experience is divine, and that they are in a good estate.

 

Diepe vrede

Edwards: 'Tis no sign that affections are right, or that they are wrong, that they make persons that have them, exceeding confident that what they experience is divine, and that they are in a good estate.

 

Honger naar geestelijk voedsel, vooral naar de Bijbel

Verlangen om God te dienen

Nieuwe normen en waarden

Voornemen om anders te gaan leven

Edwards: 'Tis no sign one way or the other, that religious affections are very great, or raised very high.

 

Groeiende liefde voor God en mensen

Edwards: 'Tis no evidence that religious affections are saving, or that they are otherwise, that there is an appearance of love in them.

 

Vertrouwen op God

Edwards: 'Tis no sign that affections are right, or that they are wrong, that they make persons that have them, exceeding confident that what they experience is divine, and that they are in a good estate.

 

 

 

Jonathan Edwards:”De duivel houdt ervan om onechte blijdschap en hoop te wekken in de harten van mensen die niet behouden zijn. Hij wil hen ervan overtuigen dat ze christenen zijn, voordat ze echt tot inkeer komen.”

 

Vergeet niet hoe listig de duivel is en... hoeveel hij durft. Hij poogde zelfs de Heere Jezus te misleiden. Zou hij dan niet proberen mensen te misleiden?

 

 

 

 

 

 

5. Kenmerken die wel een bewijs zijn van wedergeboorte

Jonathan Edwards:”De oorsprong is het gevoel van de overweldigende heilige schoonheid en liefelijkheid van de dingen van God. Wanneer iemand in zijn gedachten overtuigd is, of nog beter, wanneer hij ervaart dat zijn hart gevangengenomen is door de aantrekkelijkheid van God, is dat een onmiskenbaar teken van Gods werk.

 

Valse geestelijke ervaringen hebben de neiging trots te veroorzaken. (...) Trots is onlosmakelijk het gevolg van valse geestelijke ervaringen, zelfs al zijn ze vaak bedekt met een masker van nederigheid. Valse ervaringen zijn verliefd op het eigen ik en groeien op het eigen ik. Ze leven van het zichzelf op de een of andere manier in de lucht steken. Iemand kan veel liefde hebben tot God en trots zijn op de grootheid van zijn liefde. Hij kan erg nederig zijn en erg trots op zijn nederigheid. Maar de emoties en ervaringen die voortkomen uit Gods genade zijn precies het tegenovergestelde. Gods ware werk in het hart veroorzaakt nederigheid. Zij leiden niet tot het vestigen van de aandacht op zichzelf of zelfverheerlijking. Het gevoel van de ontzagwekkende, heilige, glorieuze schoonheid van Christus doodt trots en vernedert de ziel. Alleen het licht van Gods lieflijkheid toont de ziel zijn eigen verderfelijkheid. Wanneer iemand dit echt begrijpt, begint hij onlosmakelijk God groter en groter te maken en zichzelf kleiner en kleiner.

 

 

Bovenstaande citaten komen uit een verkorte versie van de preek ‘True Grace Distinguished from the Experience of Devils’ (Ware genade onderscheiden van de ervaringen van de duivelen), die in 1752 door Jonathan Edwards werd uitgegeven.

 

 

Ook in zijn bekende werk "The Religious Affections” gaat Edwards in op deze kwestie. Ik noem een aantal zaken, die niet of nauwelijks terug te vinden zijn in de beschrijving van de wedergeboorte volgens de evangelicalen.

 

"Geestelijke nederigheid is een van de belangrijkste kenmerken van echt geloof. Iemand die het niet kent, is geen echte christen, hoe opzienbarend zijn ervaringen ook mogen zijn.Het komt voort uit het echte christelijke besef van de schoonheid en heerlijkheid van Gods heiligheid. Het doet de gelovige ervaren hoe smerig en verachtelijk hij zelf is omdat hij zondig is. Het brengt hem ertoe zichzelf volkomen vrijwillig neer te buigen voor Gods voeten, zichzelf te verloochenen en zijn zonden te verwerpen.

Iemand die het niet kent, is geen echte christen, hoe opzienbarend zijn ervaringen ook mogen zijn. In de Schrift komt veelvuldig naar voren hoe belangrijk het is dat een gelovige zichzelf vernedert:’De Heere is nabij de gebrokenen van hart en Hij verlost de verslagenen van geest’(Psalm 34: 19). ‘De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God’(Psalm 51:19). ‘Zo zegt de Heere: De hemel is Mijn troon en de aarde de voetbank Mijner voeten … op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor Mijn woord beeft’(Jesaja 66:1-2). ‘Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen’(Matteüs 5:3). Zie ook de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar in Lucas 18: 9-14.
Geestelijke vernedering is de essentie van christelijke zelfverloochening.
Deze bestaat uit twee aspecten. Allereerst moet iemand afrekenen met zijn wereldse neigingen en de zonde vaarwel zeggen. Vervolgens moet hij ook zijn eigengerechtigheid en ikgerichtheid afleggen. Dat laatste is het moeilijkst. Velen hebben alleen de eerste stap gezet, maar laten de tweede achterwege. Ze hebben uiterlijke genoegens verworpen, maar koesteren nu het duivels genot van trots.
Natuurlijk proberen zulke schijnheilige, trotse mensen zich nederig voor te doen, maar meestal slagen ze daar niet echt in. Hun nederigheid houdt doorgaans in dat ze anderen vertellen hoe nederig ze wel zijn. Ze zeggen dingen als:’Ik ben de minste van alle gelovigen’, ‘Ik ben slechts een arm, nietswaardig schepsel’, ‘Mijn hart is nog zwarter dan dat van de duivel’, enzovoorts. Maar hoewel ze dit zeggen, verwachten ze dat anderen hen zullen beschouwen als voorbeeldige christenen.

Want als iemand anders deze dingen over hen zou zeggen, dan zouden ze zich diep beledigd voelen!
Geestelijke trots kan erg subtiel zijn en zich voordoen als nederigheid. Maar er zijn twee aanwijzingen waardoor we deze trots kunnen herkennen:
1. Een trots mens vergelijkt zichzelf in geestelijke dingen met anderen en voelt zich superieur. Hij wil graag een leidinggevende positie innemen onder kinderen Gods en zou graag zien dat zijn wil wet is. Hij hoopt dat andere christenen tegen hem opkijken en hem in geloofszaken navolgen.
Een echt nederig mens is het volstrekt tegenovergestelde. Zijn nederigheid maakt dat hij anderen hoger acht dan zichzelf (Filippenzen 2:3). Het is voor hem niet vanzelfsprekend dat hij een leidinggevende taak heeft. Hij zal juist anderen geschikter vinden, zoals Mozes dat vond (Exodus 3:11 – 4:7). Hij luistert liever dan dat hij spreekt (Jakobus 1:19). En als hij spreekt, dan is dat niet met bravoure en zelfverzekerdheid, maar met knikkende knieën. Hij houdt er niet van om macht uit te oefenen over anderen; hij volgt liever dan dat hij leidt.

 

2. Een ander teken van geestelijke trots is dat een trots mens zijn nederigheid erg hoog inschat. Maar iemand die echt nederig is, zal zichzelf juist trots vinden.
Dat komt omdat een trots mens en nederig mens een verschillend zelfbeeld hebben. We meten iemands nederigheid af aan ons beeld van de waardigheid en grootheid die hem toekomt. Als een koning zou neerknielen om de schoenen van een andere koning uit te trekken, dan zouden wij dit, net als de koning in kwestie, opvatten als een daad waarmee hij zichzelf vernedert. Maar als een slaaf zou neerknielen om de schoenen van zijn koning uit te trekken, dan zou niemand vinden dat hij zichzelf wegcijfert of vernedert. Ook de slaaf zelf zou dat niet vinden, tenzij hij absurd verwaand zou zijn. Als hij achteraf zou opscheppen over zijn nederigheid omdat hij de schoenen van de koning heeft uitgetrokken, dan zou iedereen hem vierkant uitlachen en zeggen:’Wie denk je wel niet dat je bent, dat je jezelf nederig vindt omdat je de schoenen van de koning hebt uitgetrokken?’ 
Een trots mens is als de verwaande slaaf. Hij ziet het erkennen van zijn onwaardigheid tegenover God als een teken van nederigheid. Dat komt omdat hij zo’n hoge dunk van zichzelf heeft. Hoe nederig is hij om zijn onwaardigheid te erkennen! Maar als hij een goed beeld van zichzelf had, dan zou hij versteld staan en zich schamen dat hij niet dieper voor God gebogen heeft.
Iemand die echt nederig is, zal nooit vinden dat hij zichzelf voldoende voor God vernederd heeft. Hoe diep hij ook buigt, hij zal altijd voelen dat hij dieper moet buigen. Hij zal altijd vinden dat hij nog een te hoge plaats inneemt ten opzichte van God. Hij ervaart een grote afstand tussen zijn positie en daar waar hij zou moeten staan en hij noemt die afstand ‘trots’. Hij zal juist zijn trots hoog inschatten, niet zijn nederigheid. Hij vindt het geen teken van nederigheid dat hij voor God in het stof zou moeten kruipen. Hij ziet dit juist als de plaats waar hij hoort.

 

 

Arthur Pink zegt:"No sinner ever comes to Christ until the Holy Spirit first comes to him! And no sinner will savingly believe on Christ until the Spirit has communicated faith to him."

En elders:"Just as the sinner's despair of any hope from himself is the first prerequisite of a sound conversion, so the loss of all confidence in himself is the first essential in the believer's growth in grace.”

 

J.I. Packer over wedergeboorte:”Regeneration is monergistic: that is, entirely the work of God the Holy Spirit. It raises the elect among the spiritually dead to new life in Christ (Eph. 2:1-10). Regeneration is a transition from spiritual death to spiritual life, and conscious, intentional, active faith in Christ is its immediate fruit, not its immediate cause. Regeneration is the work of what Augustine called "prevenient” grace, the grace that precedes our outgoings of heart toward God.”

 

 

6. De wolk van getuigen: de hervormers en de puriteinen

Vrijwel alle Hervormers en puriteinen hebben zich verzet tegen de leer van de vrije wil! Een aanhanger van de vrije wil is een tegenstander van Augustinus, Luther, Calvijn, Bunyan, Owen, Edwards, Whitefield en Spurgeon en vele anderen.

 

 

7. Kritiek van de evangelicalen op de gereformeerden.

Kritiek van de evangelicalen is te verklaren vanuit de evangelicale theologie. Iemand die een evangelicale zienswijze nahoudt op het geloof, kan niet anders dan hevige kritiek hebben op de gereformeerden. Hij kan niet anders dan medelijden hebben met de velen die niet geloven.

Dit wil níet zeggen dat de gereformeerden zich hierdoor moeten laten beïnvloeden. De evangelicalen komen op hun kritiek als gevolg van hun kardinale uitgangspunt: de mens is in staat, zij het met Gods hulp, om te geloven! Zouden de evangelicalen een heel systeem van kritiek opbouwen, het is allemaal gefundeerd op de aanname van de vrije wil! Het gaat steeds over een ander geloof dan het geloof van de gereformeerden. Het gaat ook steeds over een andere wedergeboorte.

Het is heel belangrijk om dat steeds voor ogen te houden!!

De theologie die gebaseerd is op de ontkenning van de vrije wil wordt op tal van punten bekritiseerd door mensen die wel geloven in een moreel vrije wil. Maar het is nogal logisch dat evangelicalen kritiek hebben op de gereformeerde theologie. De laatste gaat immers van een vooronderstelling uit die tegengesteld is aan die van de evangelicalen! Al herkennen we in beide bouwwerken dezelfde Bijbel met dezelfde teksten en wellicht veel dezelfde termen, het fundament is verschillend.

Het is het fundament van de menselijke keuze of het fundament van het geschonken geloof.

Het is humanisme of calvinisme.

Verder spelen nog een aantal vooronderstellingen een rol, zoals dispensationalisme versus verbondstheologie.

 

 

Literatuur

Augustinus, Belijdenissen

John Bunyan, Het komen tot Christus

Calvijn, Institutie

Alexander Comrie, ABC des geloofs

Jonathan Edwards, The Religious Affections

Jonathan Edwards, On Freedom of the Will

John H. Gerstner, Wrongly Dividing the Truth

Maarten Luther, Kiezen als dienen

C. Matthew McMahon, How Faith Works, Rescuing the Gospel from Contemporary Evangelism

John Owen, Een verhandeling aangaande de Heilige Geest

&nbs

Foto / Afbeelding
Anti-spam 12 + 12 = (antwoord in cijfers invullen!)
Ik ontvang graag de nieuwsbrief van PRoosmszn.nl