Pargr. 39                         DE VOORZIENIGHEID

 

301

God rustte na de schepping; geen vermoeidheid, geen ledig toezien (Jes. 40:28), maar einde van het voortbrengen van nova genera. God werkt altijd: Joh.5:17; de loop der dingen ligt in God (Psalm 104:30; Hand.17:28; Rom.11:36).  

Deze leer is een articulus mixtus (ook voorkomend buiten de Bijbel).

Bij heidenen echter ligt deze leer tussen toeval en noodlot; Aristoteles: voorzienigheid valt samen met de natuuroorzaken.  

302

Chr. geloof ziet de voorzienigheid niet als een artikel van de theologia naturalis; komt voort uit het kruis van Christus (Ritschl).

Het zaligmakend geloof gaat niet op in de voorzienigheid.  

HS kent het woord niet; pronoia, providentia als woord stamt uit de filosofie. We mogen dit woord niet opvatten als een nuda praesciëntia (alleen maar een vooruit weten).  

Alles is niet alleen tevoren geweten, maar ook tevoren bepaald; het is een zaak van het verstand, ook van de wil Gods; we moeten wel aan dit woord een Bijbelse inhoud geven.  

Het woord komt wel in de HS voor, maar wordt dan anders bedoeld: Gen.22:8; 1 Sam.16:1; Ez. 20:6; Hebr.11:4.

 

303

PANTHEISME: Geen voorzienigheid; God gaat in de wereld op; Voorzienigheid valt met de natuurloop samen; de natuurwetten zijn identisch met de besluiten Gods.  

Leer van het fatum: Zonder bewustzijn en zonder wil wordt alles in blinde noodwendigheid bepaald!   

DEISME: Scheidt God en de wereld; magna deï curant, parva negligunt (insecten).  

Het PELAGIANISME schrijft alles toe aan de wil van de mens; het SOCIANISME laat alles over aan het oordeel en de inzichten van de mens.  

De wil van de mens is zo vrij dat God van tevoren niet weten kan wat de mens doen zal. Eerst als de beslissing gevallen is, richt God daarna Zijn handelen in.  

De REMONSTRANTEN meenden ook dat er in de creatie krachten geschonken waren, waarop we nu kunnen teren.

Zij namen zelfstandige krachten in de mens aan. Dit alles dus deïstisch.

 

DEISME, AUFKLÄRUNG, RATIONALISME: machtig streven om de natuur, de mens, de wetenschap en de wereld zelfstandig te maken tegenover God (emancipatie).  

Natuurwet, natuurlijke religie, natuurrecht en natuurlijke moraal maken samen het fonds van de wereld uit.

Openbaring, wonder, profetie en genade zijn nagenoeg overbodig.  

Het DEISME ontkent het bestaan Gods niet; Ook niet schepping en voorzienigheid.

Het ontkende wel, dat God in deze wereld anders werkt dan in de natuurwetten. Het is dus van huisuit anti-supranaturalistisch.

 Een deïst is een mens die in zijn korte bestaan op aarde niet de tijd gevonden heeft om atheïst te worden.

304

Onderhouding: alles is uit, door en tot God. In de medewerking wordt het zijn en de plaats van de schepselen gehandhaafd. In de regering leidt God alles naar Zijn doel. Alles valt hier onder: haren, mussen en vogels.  

Geen identificatie van schepping en voorzienigheid. Wel wordt de continuïteit gehandhaafd.  

305

Concursus: causae secundae (menselijke, middellijke oorzaken), door God in de schepping gelegd, werken mee.

Sommigen schrijven alles aan de wil Gods toe; anderen beperken God en nemen alles zelf in handen.

Cromwell: trust God en keep your powder dry!  

Leer der concursus erkent de causae secundae (geen causae sociae (twee paarden; zo in Semi-Pelagianisme en Synergisme).  

God werkt alles (Jes.44:24; Ps. 29:3; Matth.5:25) èn Hij onderstelt de zelfwerkzaamheid van de mens (Gen.1:11,20 eap).

De causae secundae aan de causae primae gesubordineerd; desondanks echte, ware causae.  

Providentia deï causas non tollit sed ponit !

Gods voorzienigheid heft de middelen niet op, maar fundeert deze.  

Causae secundae zijn niet slechts organa, instrumenta, maar wezenlijke oorzaken met een eigen kracht, natuur enz.  Geen arbeidsverhouding tussen God en mens.  

306

Regering: God is Koning (zie pag. 577); strekt zich ook uit tot het kwade.

God haat de zonde (Deut.32:4; Psalm 5:5-7; 1 Joh.1:5).

Toch staat de zonde onder Gods regiment (Ps. 81:13; Hand. 14:16,17; Ex.4:21 eap.  

Alle rampen zijn van God. Lijden als vergelding en als beproeving.